De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft naar aanleiding van het ontbreken van enkele
vragen en opmerkingen besloten tot het uitbrengen van een nader verslag over het wetsvoorstel.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
I. ALGEMEEN
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Zo wordt voor iedereen duidelijk dat het landbouwrecht in een aantal
opzichten voorgaat op het mededingingsrecht. Deze leden hebben nog enkele vragen en
suggesties.
1. Expliciet toestaan samenwerking landbouw en visserij
1.1 Europeesrechtelijk kader en huidige implementatie
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre de relevante Europese wetgeving en
het voorliggende spoort met het zogenaamde Witlofarrest van het Europese Hof van Justitie1. Waarom heeft de regering er niet (ook) voor gekozen om producentenorganisaties in
lijn met het genoemde arrest expliciet uit te sluiten van het kartelverbod voor activiteiten
die noodzakelijk zijn om haar doelstellingen te realiseren?
1.2 Voorgestelde aanpassing van de Mededingingswet
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over het voorstel om de gevallen aan
te wijzen waarin de Europese kartelbepalingen wel van toepassing zijn. Hoe verhoudt
het aanwijzen van gevallen zich tot het Europees recht waarin sprake is van uitsluitingen
van de kartelbepalingen, maar ook van afwijkingen op basis van criteria? Hoe kan de
regering uitsluiten dat gevallen die niet door de Minister van Landbouw- Natuur en
Voedselkwaliteit in de Staatscourant genoemd worden alsnog aan een mededingingsrechtelijke
toets onderworpen moeten worden?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de mededingingsregels voor de landbouw
onvoldoende duidelijk zijn, dat hier ook met het voorliggende wetsvoorstel nog de
nodige discussie over zal blijven en dat de ontwikkeling van jurisprudentie lastig
is, omdat bij initiatieven pas achteraf blijkt of het al dan niet voldoet aan de regels
met de grote consequenties van dien. Dat brengt risicomijdend gedrag met zich mee.
Deze leden willen dat graag voorkomen. Zij vragen wat de mogelijkheden zijn voor een
ex ante ontheffingsmogelijkheid, bijvoorbeeld voor afspraken in de voedselketen of
duurzaamheidsinitiatieven, waarbij ook naar de rechter gestapt kan worden. Als hiervoor
aanpassing van Europese regels nodig is, is de regering bereid zich daar dan voor
in te zetten, zo vragen deze leden.
De leden van de SGP-fractie constateren dat keurmerken, als PlanetProof, en andere
kwaliteitseisen in de voedselketen een steeds belangrijkere rol gaan spelen. De praktijk
leert dat het voldoen aan bijvoorbeeld de PlanetProof eisen min of meer afgedwongen
wordt, terwijl er geen sprake is van een redelijke vergoeding. Hoe kijkt de regering
hier tegenaan? Wil de regering bezien hoe via het zo nodig aanscherpen van artikel
24 van de Mededingingswet voorkomen kan worden dat vanwege de economische afhankelijkheid
leveranciers in de voedselketen zich gedwongen voelen om zonder redelijke vergoeding
kosten te maken voor keurmerken als PlanetProof, zo vragen deze leden.
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders