Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 maart 2023
Hierbij stuur ik u mijn reactie op het verzoek van de commissie voor Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap om een afschrift van mijn antwoord op de aan mij gerichte brief van
Universiteiten van Nederland (UNL), mede namens de Nederlandse Federatie van Universitair
Medische Centra (NFU), van 13 februari 2023 inzake het wetsvoorstel tot toevoeging
van decentrale loting als selectiemethode voor opleidingen met capaciteitsfixus in
het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.1 Ik heb niet via een brief gereageerd op deze brief van UNL en NFU en kan u daarom
daarvan geen afschrift toezenden.
In hun brief reageren UNL en NFU op de interpretaties tijdens het debat van het amendement
van het lid Van der Woude c.s.2 op voornoemd wetsvoorstel, dat beoogt het mogelijk te maken dat studenten van loting
kunnen worden uitgesloten op basis van de resultaten op de minimaal twee gehanteerde
kwalitatieve selectiecriteria. Ik heb hun interpretatie en de wijze waarop zij gebruik
zouden willen maken van de mogelijkheden die het amendement biedt met interesse gelezen
en betrokken bij de beantwoording van uw eerdere verzoek van 2 februari 2023 om te
reageren op het na amendering gewijzigde wetsvoorstel.
Ik voeg deze passages uit die betreffende brief hieronder toe:
«In aanvulling daarop hebben UNL en NFU mij vandaag een gezamenlijke brief gezonden,
waarin zij benadrukken dat ze het amendement in het licht van de uitleg van Klaas
Visser in het NRC Handelsblad willen interpreteren. Zij zouden dus enkel een door
de opleiding zelf geformuleerde inspanningsverplichting willen vragen van studenten
als voorwaarde om mee te mogen doen aan de loting en willen geen verdere toelatingseisen
toevoegen.
Daarmee geeft het amendement een extra instrument, naast wat al voorzien was met het
voorstel zoals ik dat aan uw Kamer heb aangeboden. Dit kan een goede toevoeging op
het stelsel zijn zolang – en dat wil ik benadrukken – instellingen oog blijven houden
voor kansengelijkheid en het bredere belang van het behouden van de waarde van het
middelbareschooldiploma. Dit kan bijvoorbeeld als zij het amendement zo inzetten als
door Klaas Visser is uiteengezet, en enkel een inspanningsverplichting van kandidaten
vragen, zonder een nieuwe minimum toelatingseis te stellen. Zoals gezegd hebben NFU
en UNL mij laten weten hier ook zo in te staan
Uit de reactie van UNL en NFU blijkt mijns inziens duidelijk hoe de instellingen voornemens
zijn om met de mogelijkheden van het amendement om te willen gaan. Ik zal op deze
intentie blijven toezien, vanuit het belang van kansengelijkheid in het onderwijs.
Tegen deze achtergrond handhaaf ik het wetsvoorstel».
Ik hoop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf