35 737 Voorstel van wet van de leden Paternotte, Kuiken, Ellemeet en Tellegen tot wijziging van Wet afbreking zwangerschap in verband met het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn voor de afbreking van zwangerschappen

C BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2022

Hierbij bied ik u de antwoorden op de aan de regering gestelde vragen uit het voorlopig verslag inzake bovenvermeld initiatiefwetsvoorstel aan.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

1. Inleiding

2. Vragen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie merken op dat artikel 5 van de Wet afbreking zwangerschap (hierna: Wafz) bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur eisen worden gesteld met betrekking tot hulpverlening en besluitvorming. Zij vragen of de algemene maatregel van bestuur1 moet worden aangepast aan de in dit wetsvoorstel voorgestelde wijzigingen. Indien ja, wanneer zal de gewijzigde algemene maatregel van bestuur worden gepubliceerd?

Het initiatiefwetsvoorstel strekt ertoe dat bij het besluitvormingsproces niet langer een verplichte minimale beraadtermijn in acht hoeft te worden gehouden. Het voorstel doet geen afbreuk aan de eisen die gelden ten aanzien van de zorgvuldigheid van het besluitvormingsproces. Deze zorgvuldigheidseisen zijn opgenomen in artikel 5, tweede lid, van de Wafz en reeds nader uitgewerkt in de artikelen 2 tot en met 8 van het Besluit afbreking zwangerschap (hierna: Bafz), alsmede in de richtlijnen van het Nederlands Genootschap van Abortusartsen (hierna; NGvA). Het initiatiefwetsvoorstel noodzaakt niet tot aanpassing van het Bafz.

De leden van de VVD-fractie vernemen ook graag van de regering in hoeverre de huidige kwaliteitsstandaard voor de Nederlandse abortuszorg (de professionele standaarden en richtlijnen) aanpassing behoeft naar aanleiding van het afschaffen van de wettelijke verplichte beraadtermijn. Hoeveel tijd is hiervoor nodig en wat betekent dit voor het tijdstip waarop de wet in werking kan treden?

Uit navraag bij het NGvA is gebleken dat een eventuele afschaffing van de verplichte beraadtermijn niet al te grote gevolgen zal hebben voor de geldende kwaliteitsstandaarden. De eisen ten aanzien van zorgvuldige besluitvorming blijven onverkort gelden. Momenteel wordt een NGvA richtlijn «begeleiding van vrouwen die een zwangerschapsafbreking overwegen» herzien, en de verwachting is dat deze voor of rond de zomer 2022 gereed zal zijn. Binnen de richtlijn zal een module «beraadtermijn» moeten worden aangepast. Afhankelijk van de snelheid van het parlementaire traject zou een inwerkingtreding van de wet voor het NGvA in principe al per 1 juli 2022 mogelijk zijn. Echter, behalve de medewerkers in de abortussector dienen ook andere betrokkenen te worden ingelicht over een eventuele wetswijziging. Er dient voldoende tijd te worden gereserveerd voor een adequate voorlichting aan huisartsen, gezondheidscentra, gynaecologen, verloskundigen, en hun receptionisten. Vanuit dat oogpunt bezien lijkt een inwerkingtreding per 1 januari 2023 realistischer.

Ten slotte merken de leden van de VVD-fractie op dat de Wafz geen evaluatiebepaling bevat. Evaluatie van de wet vond plaats in 2005 en vervolgens in 2020. Kunnen de initiatiefnemers, dan wel de regering, aangeven wanneer een volgende evaluatie van de wet zal plaatsvinden? Worden bij deze evaluatie expliciet de ervaringen naar aanleiding van deze wetswijziging meegenomen?

Zoals gezegd tijdens de plenaire behandeling van het initiatiefwetsvoorstel in de Tweede Kamer op 2 februari jl. ben ik voornemens om de Wafz inclusief de eventuele wetswijzigingen in 2026 of 2027 te laten evalueren. Ook wijs ik uw Kamer op het aangenomen amendement van het lid Palland dat is ingediend ten behoeve van wijziging van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Ellemeet, Ploumen, Paternotte en Van Wijngaarden tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap en het Wetboek van Strafrecht in verband met de legale medicamenteuze afbreking van de zwangerschap via de huisarts (34 891)2. In dat amendement wordt voorgesteld in de Wafz een artikel toe te voegen dat ertoe strekt dat uiterlijk voor 1 januari 2028 en vervolgens iedere zeven jaar een evaluatie wordt uitgevoerd en het verslag daarvan aan beide Kamers wordt gezonden. Uit de toelichting van de indiener blijkt dat de wetsevaluatie betrekking moet hebben op de gehele Wafz, inclusief de daarin met het initiatiefwetsvoorstel aangebrachte wijzigingen in deze wet.

3. Vragen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie merken op dat de initiatiefnemers slechts één signaal uit de tweede wetsevaluatie van de Waz (ZonMw-rapport3) hebben opgepakt. Zij vragen of de regering nu aanleiding ziet om deze aanbevelingen op te pakken en hieraan invulling te geven? Zo ja, op welke termijn en zo nee, wat zijn de redenen hiervoor?

Ja, de regering is voornemens om met de aanbevelingen uit de tweede wetsevaluatie van de Wafz aan de slag te gaan. Bij brief van 19 maart 2021 heeft mijn ambtsvoorganger een kabinetsreactie op de wetsevaluatie aan de Tweede Kamer verzonden.4 In deze kabinetsreactie is per aanbeveling een korte appreciatie gegeven. Gezien de demissionaire status van het toenmalige kabinet, is het aan het huidige kabinet gelaten of en op welke wijze de aanbevelingen overgenomen worden. Ik zal per aanbeveling bezien of en hoe deze wordt overgenomen en ik verwacht mijn reactie op de aanbevelingen voor de zomer aan de Tweede Kamer te sturen. Overigens kunnen een aantal van de aanbevelingen niet los worden gezien van het eerdergenoemde initiatiefwetsvoorstel van de leden Ellemeet, Ploumen, Paternotte en Van Wijngaarden in verband met de legale medicamenteuze afbreking van de zwangerschap via de huisarts. De uitwerking van de aanbevelingen zal daarom ook in het licht van de uitkomst van dat wetgevingstraject worden bezien.

4. Vragen van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben geen vragen aan de regering gesteld.

5. Vragen van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben enkele vragen over de duiding of framing van de Waz. Ten eerste, is het terecht dat de beraadtermijn in de memorie van toelichting als «paternalistisch» gekarakteriseerd wordt? Zij stellen deze vraag omdat de overheid geen «actor» onder de «actoren» is, maar een orgaan of verband met een eigen verantwoordelijkheid. De memorie van toelichting bij de Wet afbreking zwangerschap uit 1979 benadrukt deze eigen morele verantwoordelijkheid: het gaat namelijk ook om de bescherming van het «ongeboren menselijk leven». Vanuit die eigen verantwoordelijkheid kwam de overheid tot een bepaalde procedure. Met andere woorden, de beraadtermijn is (mede) gekozen met het oog op de bescherming van ongeboren menselijk leven. De leden van de ChristenUnie vragen de initiatiefnemers en de regering hoe zij kijken naar de morele status van het «ongeboren menselijk leven». Welke bescherming verdient ongeboren menselijk leven dat – in afhankelijkheid van de moeder – menselijk leven is? Erkennen zij dat de overheid een eigen verantwoordelijkheid heeft bij de bescherming van ongeboren menselijk leven? Geeft de term «paternalistisch» diepte aan het debat of bemoeilijkt die het debat, gezien het betekenisveld of de connotatie van dit begrip?

Deze vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie raken aan de kern van het initiatiefwetsvoorstel. In het coalitieakkoord is afgesproken dat het wetsvoorstel een persoonlijke afweging is van ieder Kamerlid. Ik onthoud mij dan ook van advies over het wetsvoorstel. De vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie zijn zodanig normatief van karakter, dat een meer inhoudelijke beantwoording zou betekenen dat ik interfereer in de persoonlijke afwegingen van Kamerleden. Wel wil ik Kamerleden graag helpen bij hun persoonlijke afweging door feitelijke vragen te beantwoorden, zoals ik ook heb getracht bij de beantwoording van de vragen van andere fracties hierboven. In algemene zin kan ik zeggen dat het ongeboren menselijk leven in de ogen van de regering bescherming verdient. De Wafz geeft echter niet alleen uitdrukking aan de beschermwaardigheid van het ongeboren leven, maar ook aan het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw. Met de Wafz is beoogd een balans te treffen tussen beide waarden.

Het valt de leden van de fractie van de ChristenUnie voorts op dat de initiatiefnemers de autonomie van de vrouw centraal stellen. Betekent dit dat de verantwoordelijkheid van de arts in het initiatiefvoorstel een andere betekenis krijgt? Betekent het ook dat andere betrokkenen – zoals bijvoorbeeld de verwekker – geen verantwoordelijkheid kunnen en mogen dragen? Is de kern van het initiatiefvoorstel uiteindelijk de autonomie van de vrouw of de afschaffing van een vaste beraadtermijn? De leden van de fractie vragen een reactie van de initiatiefnemers en de regering.

Ook deze vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie hebben direct betrekking op de kern van het initiatiefwetsvoorstel. Een uitspraak over de weging van uiteenlopende waarden zoals de autonomie van de vrouw en de verantwoordelijkheid van de arts, is aan de initiatiefnemers. Graag wijs ik er wel op dat de Wafz eisen stelt aan de inhoud van het gesprek tussen de vrouw en haar arts, zoals het verstrekken van voorlichting over alternatieve oplossingen. Deze eisen dienen de zorgvuldigheid van de besluitvorming te waarborgen.

Ten slotte merken de leden van de ChristenUnie-fractie op dat het afbreken van een zwangerschap in het algemeen als een stressvolle en ingrijpende beslissing gezien wordt. Het WRR-rapport «Weten is nog geen doen» benadrukt dat stressvolle situaties mentale vermogens van mensen onder druk zetten. Het gaat daarom om zowel de cognitieve als niet-cognitieve vermogens. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of dit gegeven niet juist zou pleiten voor een beraadtermijn van minimaal enkele dagen. Kunnen de initiatiefnemers en de regering hierop reflecteren?

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen met deze vragen op de moeilijke, stressvolle omstandigheden waarin sommige vrouwen een keuze maken. Ik vind het van groot belang dat de besluitvorming zorgvuldig is en dat vrouwen de ondersteuning en de tijd krijgen die zij nodig hebben om tot een keuze te komen. Ik hecht daarom belang aan het thans in de praktijk gehanteerde uitgangspunt dat de arts zich er altijd van dient te vergewissen dat de vrouw in vrijheid en goed geïnformeerd haar keuze heeft gemaakt. De vraag of daarvoor een beraadtermijn van minimaal enkele dagen nodig is, raakt aan de kern van het initiatiefwetsvoorstel. Op dit onderdeel van de vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie onthoud ik me daarom van advies, en verwijs ik naar de beantwoording van de initiatiefnemers.

6. Vragen van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben geen vragen aan de regering gesteld.


X Noot
1

Het Besluit afbreking zwangerschap.

X Noot
2

Kamerstukken II 2021/22, 34 891, nr. 22.

X Noot
4

Kamerstukken II 2020/2021, 30 371, nr. 45.

Naar boven