35 733 Regels met betrekking tot de private buitengerechtelijke incassodienstverlening en wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de cumulatieregeling voor buitengerechtelijke incassokosten (Wet kwaliteit incassodienstverlening)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 23 november 2021

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot en met het zesde lid tot het vijfde tot en met het zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Ten behoeve van de kwaliteitsborging van de incassodienstverlening, verwerkt Onze Minister persoonsgegevens voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn uit deze wet en de daarop berustende bepalingen voortvloeiende taken en bevoegdheden.

2. In het zevende lid (nieuw) wordt «het eerste tot en met vierde lid» vervangen door «het eerste tot en met vijfde lid».

B

Aan artikel 9, tweede lid, wordt aan het slot een punt toegevoegd.

C

Aan artikel 18, tweede lid, wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Evenmin is een vergoeding verschuldigd voor de werkzaamheden van een volgende aanbieder of verrichter die wel is geregistreerd of wiens registratie niet is geschorst wanneer deze werkzaamheden dezelfde vordering betreffen.

D

In artikel 22 wordt onder vernummering van het vijfde lid tot het zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

5. Aan artikel 45g wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

5. Het bepaalde in het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op een opgelegde bestuurlijke boete of een verbeurde last onder dwangsom op grond van de Wet kwaliteit incassodienstverlening.

Toelichting

A

In het wetsvoorstel wordt de Minister voor Rechtsbescherming aangewezen als verwerkingsverantwoordelijke voor het register bedoeld in artikel 3. Daarbij is echter nog geen doelgebonden grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens opgenomen. Dat wordt met deze wijziging gecorrigeerd.

De Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG) vereist dat het doel van de verwerking uitdrukkelijk wordt vastgesteld (artikel 6, derde lid, AVG). Voorts is de verwerking van strafrechtelijke gegevens krachtens artikel 10 van de AVG slechts toegestaan onder toezicht van de overheid of wanneer dit is vastgelegd in Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepalingen die passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen bieden. Aan dit laatste vereiste is reeds voldaan nu de Minister als verwerkingsverantwoordelijke is aangewezen.

Het nieuwe vierde lid van artikel 3 voorziet in een doelgebonden verwerkingsgrondslag zodat gegevensverwerking volledig conform de AVG kan geschieden.

B

Deze wijziging herstelt een verschrijving.

C

In artikel 18, tweede lid, wordt geregeld dat er geen incassokosten verschuldigd zijn voor de buitenrechtelijke incassowerkzaamheden van een niet geregistreerde of geschorste incassodienstverlener. Voor incassowerkzaamheden die niet bevoegd worden verricht hoeft niet betaald te worden. Als vervolgens door de schuldeiser een wel geregistreerde aanbieder of verrichter wordt ingeschakeld en deze incassokosten in rekening brengt voor diens eigen verdere werkzaamheden zou hiervoor op grond van dit voorgestelde tweede lid wel betaald dienen te worden omdat het bevoegd verrichte incassowerkzaamheden betreft. Deze regeling kan tot gevolg hebben dat een schuldeiser (eerst) probeert met een niet geregistreerde dienstverlener in zee te gaan om betaling te verkrijgen. Om dit tegen te gaan wordt het tweede lid aangevuld. Voorgesteld wordt dat evenmin incassokosten verschuldigd zijn voor werkzaamheden van een volgende wel geregistreerde of niet geschorste incassodienstverlener ter zake van een geldvordering waarvoor eerder een niet geregistreerde of geschorste incassodienstverlener werkzaamheden heeft verricht.

D

Met de toevoeging van een nieuw vijfde lid aan artikel 45g van de Advocatenwet wordt bereikt dat de boetes en de dwangsommen opgelegd op grond van dit wetsvoorstel toevallen aan de Nederlandse Orde van advocaten (en niet aan de lokale orden). Deze regeling is nodig omdat de deken van het arrondissement een orgaan is van lokale orde en niet van de landelijke orde (zie artikel 17a van de Advocatenwet). In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat voor zover een bestuurlijke sanctie verplicht tot betaling van een geldsom deze geldsom toe komt aan het bestuursorgaan dat de sanctie heeft opgelegd en de vermogensrechtelijke gevolgen van een handeling van een bestuursorgaan de rechtspersoon treffen waartoe het bestuursorgaan behoort (zie de artikelen 5:10, eerste lid jo 1:1 vierde lid, van de Awb). De deken van een arrondissement is als toezichthouder een bestuursorgaan dat behoort tot de rechtspersoon van zijn lokale orde van advocaten. Artikel 45g, vierde lid, van de Advocatenwet regelt dat het bedrag van de opgelegde bestuurlijke boete of de verbeurde last onder dwangsom ten bate komt aan de Nederlandse orde van advocaten. Zonder artikel 45g, vierde lid, van de Advocatenwet zouden de door de dekens opgelegde boetes en verbeurde dwangsommen toekomen aan hun lokale orden. Dat is niet gewenst en is ook niet het uitgangspunt geweest bij de inrichting van het toezicht op advocaten op grond van het onderhavige wetsvoorstel.

Artikel 45g, vierde lid, van de Advocatenwet wordt in dit wetsvoorstel nu van overeenkomstige toepassing verklaard op boetes en dwangsommen op grond van de Wet kwaliteit incassodienstverlening.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven