35 688 (R2151) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Paspoortwet alsmede intrekking van voorbehouden bij het Verdrag betreffende de status van staatlozen in verband met de vaststelling van staatloosheid

Nr. 11 NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN PODT EN CEDER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 10

Ontvangen 30 mei 2022

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel B, komt het voorgestelde artikel 6, eerste lid, onderdeel p, sub 3°, te luiden:

  • 3°. aldaar gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaand aan de verklaring stabiel hoofdverblijf heeft;

Toelichting

Met de toevoeging van onderdeel p aan artikel 6 RWN wordt in het wetsvoorstel het nieuwe optierecht geregeld voor de minderjarige vreemdeling die in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is geboren, aldaar gedurende een onafgebroken periode van tenminste tien jaren stabiel hoofdverblijf heeft, sedert zijn geboorte staatloos is en in redelijkheid geen andere nationaliteit kan verkrijgen. Indieners zijn van mening dat de eis van tien jaren onafgebroken stabiel hoofdverblijf te lang is, aangezien het hier gaat om de maximale periode die volgens artikel 1, tweede lid, van het 1961-verdrag mag worden gesteld. Naar het oordeel van indieners doet een kortere termijn meer recht aan de belangen van de vreemdeling en is de termijn van vijf jaar voldoende lang als prikkel om eventueel misbruik van deze regeling tegen te gaan.

Podt Ceder

Naar boven