Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35671 nr. E |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35671 nr. E |
Ontvangen 17 december 2021
De regering dankt de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de aanvullende vragen en opmerkingen bij het voorstel van wet tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met aanpassingen op het gebied van de doorstroom van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs en wijziging van de stelselinrichting van doorstroomtoetsen en toetsen verbonden aan leerling- en onderwijsvolgsystemen in het basisonderwijs. De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van de antwoorden op de gestelde vragen over het wetsvoorstel en hebben naar aanleiding van die antwoorden nog enkele vervolgvragen.
Deze memorie van antwoord wordt gegeven mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de neutraliteit van de items van de doorstroomtoets wordt bepaald? En op basis van welke criteria die neutraliteit wordt bepaald? Welke concrete eisen worden gesteld aan de neutraliteit van items? Hoe wordt bepaald wat aanstootgevend is en wat niet? Op basis van welke criteria wordt getoetst of iets aanstootgevend is of niet? Door wie wordt dit bepaald? In hoeverre wordt getoetst of er een voldoende volledig beeld wordt geschetst? Hoe wordt voorkomen dat bepaalde onderwerpen, vanuit levensbeschouwing of anderszins, stelselmatig niet aan bod komen dan wel kleiner worden gemaakt? Te denken valt aan de evolutietheorie of de positie van vrouwen.
In het voorgestelde stelsel wordt het CvTE verantwoordelijk voor het toezicht op alle doorstroomtoetsen. Daarbij beoordeelt het CvTE of de toetsen voldoen aan de wettelijke eisen. Doorstroomtoetsen moeten op grond van het wetsvoorstel doorstroomtoetsen betrouwbaar, inhoudelijk valide en deugdelijk genormeerd zijn. Deze eisen zijn verder geconcretiseerd in de Toetswijzer en uitgewerkt in het beoordelingskader van het CvTE.
Binnen de kaders die voortvloeien uit de wettelijke eisen zijn de ontwikkelaars zelf verantwoordelijk voor de invulling van hun doorstroomtoets en de onderwerpkeuze van de items. In de memorie van antwoord is aangegeven dat het CvTE in de toepassing van het beoordelingskader beziet of de presentatie van de items niet aanstootgevend is voor een leerling. Met deze passage heb ik vooral beoogd aan te geven dat de presentatie van een vraag niet mag afdoen aan het vermogen van die vraag om de vaardigheid van een leerling in kaart te brengen. Een aanstootgevende vraag is dus een vraag die door de wijze waarop deze gepresenteerd wordt niet langer voor alle leerlingen valide en betrouwbaar is.
In de praktijk brengt het voorgaande met zich mee dat casus waarop de vragen betrekking hebben vaak niet zijn ontleend aan maatschappelijk gevoelige onderwerpen. Dit is overigens een keuze die, zo is de afgelopen jaren gebleken, de toetsaanbieders zelf maken vanuit hun verantwoordelijkheid om een valide en betrouwbare toets aan te bieden. Het CvTE schrijft niet voor dat bepaalde onderwerpen uitsluitend vanwege hun controversiële aard niet aan bod mogen komen.
Het voorgaande laat onverlet dat doorstroomtoetsen en de itembanken die daaraan ten grondslag liggen betrekking hebben op een grote variatie aan onderwerpen. Daarbij moet opgemerkt worden dat het niet een doel van een toets is om mogelijk aanstootgevende of controversiële onderwerpen aan de orde te stellen. Een doorstroomtoets beoogt uitsluitend een eerlijk beeld te geven van het kennis en vaardighedenniveau van een leerling. De referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen en wiskunde vormen daarbij het ijkpunt. Alle andere onderwerpen, waaronder ook meer controversiële thema’s, komen ruimschoots aan bod in het op de kendoelen gebaseerde curriculum.
Verder vragen de PvdA-fractieleden welke factoren de keuze van scholen voor de overheidstoets bepalen en welke factoren de keuze voor de private toetsen bepalen, en in welke mate deze factoren die keuze beïnvloeden.
De eindevaluatie van de Wet eindtoetsing po biedt inzicht in de motieven die scholen in de afgelopen jaren hebben gehad om voor de Centrale Eindtoets dan wel voor de eindtoets van een van de private aanbieders te kiezen. In de evaluatie is te zien dat in schooljaar 2016/2017 en in 2017/2018 bijna 13 procent respectievelijk ruim 9 procent van de basisscholen een andere eindtoets afnam dan in het jaar daarvoor. De scholen die van eindtoets zijn gewisseld, noemden het vaakst de kortere afnameduur van de «nieuwe» eindtoets als reden voor de wisseling (ruim 70 procent). Twee andere relatief vaak genoemde redenen voor het wisselen van eindtoets zijn het adaptieve karakter van de «nieuwe» eindtoets en positieve ervaringen van andere scholen met de «nieuwe» eindtoets (in 2017/2018 respectievelijk 63 procent en 52 procent). Over de mate waarin deze factoren meespeelden voor de keuze, evenals over (de mate waarin) welke factoren mee speelden bij de keuze voor de Centrale eindtoets, is niets te zeggen. Verder is er momenteel geen inzicht in welke mate scholen in de toekomst zouden blijven kiezen voor een toets die door de overheid wordt gefaciliteerd, ten opzichte van toetsen van private aanbieders. Gezien de redenen voor scholen om te wisselen van toets, zal dit vooral afhangen van de inhoudelijke vorm van de overheidstoets, die momenteel op mijn verzoek door stichting Cito wordt ontwikkeld. Zodra hier inzicht in is, zullen de scholen hierover voorgelicht worden.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35671-E.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.