35 667 Wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten teneinde de uitvoering te vereenvoudigen en technische onvolkomenheden en omissies te herstellen

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld: 28 juni 2021

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

Het wetsvoorstel beoogt een aantal verbeteringen door te voeren in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd). Het valt de leden van de D66-fractie op dat er in het wetsvoorstel weinig aandacht geschonken wordt aan de uitvoering van de rol van cliëntvertrouwenspersonen, terwijl de cliëntvertrouwenspersonen in de praktijk een aantal problemen ervaren die hun diensten ten behoeve van cliënten belemmeren. Er wordt nu in het wetsvoorstel vastgelegd dat cliënten moeten worden geïnformeerd over de cliëntvertrouwenspersoon (CVP). Deze wetswijziging juichen de leden van de D66-fractie toe, maar het lost een aantal bestaande problemen niet op. Zij hebben daarom de volgende vragen aan de regering.

Heeft de regering kennisgenomen van het jaarverslag 2020 van de aanbieders van CVP Wzd2 en de daarin gesignaleerde problematiek? Op welke manier gaat de regering op deze problematiek acteren?

Hoewel cliënten door amendering3 nu bij aanvang van de zorg moeten worden geïnformeerd over de CVP, kan onvrijwillige zorg ook later in de tijd optreden. Vindt de regering dat cliënten dan opnieuw gewezen moeten worden op het bestaan van de CVP of dat dit periodiek onder de aandacht gebracht moet worden?

Is de regering zich bewust van het feit dat cliëntvertrouwenspersonen niet bij alle zorginstellingen onbelemmerd toegang krijgen om hun rol goed uit te voeren? Deelt de regering de mening van deze leden dat locatiebezoeken vallen onder de vrije toegang van de CVP Wzd en noodzakelijk zijn om de uitvoering van de wettelijke taak van de CVP mogelijk te maken? Kan de regering bevestigen dat locatiebezoeken vanuit de CVP Wzd dienen plaats te vinden in de directe zorgomgeving van de cliënten en hoe zal de regering dit middels wetgeving borgen?

De huidige wettekst laat ruimte om de toegang voor de CVP Wzd door zorgaanbieders te weigeren bij niet geregistreerde locaties. Is het de regering bekend dat deze weigeringen in de praktijk ook plaatsvinden? Vindt de regering dit acceptabel en zo niet, wat zijn de stappen die de regering op dit punt gaat nemen?

Volgens de leden van de D66-fractie stelt de wet dat de cliënt bepaalt of iets onvrijwillige zorg is. Is de regering dat met deze leden eens? Is de regering zich ervan bewust dat onvrijwillige zorg soms niet herkend wordt door zorgaanbieders, waardoor locaties niet geregistreerd zijn, terwijl die wel geregistreerd zouden moeten zijn? Hierdoor kan er sprake zijn van rechtsongelijkheid tussen Wlz-cliënten (Wet langdurige zorg-cliënten) die op een wel of op een niet geregistreerde locatie zorg ontvangen. Deelt de regering deze mening? De signalerende rol van de CVP Wzd is van belang voor betere rechtsbescherming. Hiervoor dient de CVP Wzd wel toegang te hebben tot cliënten die vallen onder de reikwijdte van de Wzd in niet geregistreerde locaties. Onderkent de regering deze problematiek en wat voor oplossing ziet zij daarvoor?

De financiering van de CVP Wzd voor Wlz-cliënten verloopt via de zorgkantoren en de financiering van de overige cliënten via VWS. De niet-Wlz-cliënten hebben alleen ondersteuning op eigen initiatief van de cliënt. Er is hierdoor sprake van rechtsongelijkheid aangezien de Wlz-cliënten als enige groep gebruik kunnen maken van alle dienstverlening door de CVP Wzd. Hierdoor kan de CVP Wzd niet voldoen aan al zijn wettelijke taken. Is de regering van zins om deze rechtsongelijkheid weg te nemen? Zo ja, op welke wijze?

De cliëntvertrouwenspersonen signaleren dat het kwaliteitskader cliëntvertrouwenspersoon Wet zorg en dwang niet door alle betrokkenen wordt toegepast. De leden van de D66-fractie vragen of de regering hiervan op de hoogte is. Zo ja, welke maatregelen worden getroffen om het gebruik van het kwaliteitskader stimuleren?

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Met de regering zijn zij van mening dat het van belang is dat de uitvoerbaarheid van de Wvggz en Wzd wordt verbeterd. Tegelijkertijd merken deze leden op dat cliënten, zorgverleners en brancheorganisaties regelmatig aandacht vragen voor knelpunten die veroorzaakt worden door deze wetten, maar die met het nu voorliggende voorstel niet opgelost worden. Daarover wensen de leden van de PvdA-fractie een aantal vragen te stellen aan de regering.

In december 2020 is de in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gemaakte eindrapportage «Opzet monitor Wet zorg en dwang» door KPMG opgeleverd.4 De uitkomsten van het onderzoek moeten input bieden voor de wetsevaluatie die dit jaar van start gaat. Tegelijkertijd maakt het onderzoek onder meer duidelijk dat randvoorwaardelijke zaken voor een goede uitvoering van de Wet zorg en dwang (Wzd) nog nadere uitwerking vragen, dat de Wzd in de ambulante setting nog weinig wordt toegepast en onbekendheid met onvrijwillige zorg een goede uitvoering van de Wzd in de weg staat. Dit wetsvoorstel brengt daarin slechts beperkt verandering. De regering zegt met grotere wijzigingen te willen wachten tot na de wetsevaluatie, die medio 2022 is afgerond. Op zichzelf is dat begrijpelijk. Toch vragen de leden van de PvdA-fractie zich af of de problemen die zorgverleners en cliënten ervaren zo lang op een antwoord kunnen wachten. Verschillende brancheorganisaties hebben de regering al opgeroepen om «alsnog met substantiële voorstellen ter verbetering van de uitvoerbaarheid van de wet te komen». Kan de regering verduidelijken hoe zij de resultaten van de rapportage «Opzet monitor Wet zorg en dwang» duidt, en hoe zij op deze resultaten anticipeert? In hoeverre is de regering, in wetgeving of anderszins, deze knelpunten reeds nu aan het verhelpen? De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag per in het onderzoek genoemd thema een reactie van de regering en waar mogelijk ook de voorgenomen of reeds ondernomen acties. Bij de acties zouden deze leden ook inzicht willen krijgen in het daarvoor gestelde tijdpad.

Gedegen financiering voor bepaalde delen van de uitvoering van de Wzd is één van de randvoorwaardelijke zaken die ontbreekt. Hiervoor is dit voorjaar bijzondere aandacht geweest. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) constateerde in haar decemberrapport «Wat ziet de inspectie na nog een half jaar Wvggz en Wzd?»5 dat de financiering van de Wzd onduidelijk is en uit het op 10 juni 2021 aan de Tweede Kamer aangeboden kostenonderzoek van de NZa6 blijkt dat de in- en uitvoering van de Wzd zorgt voor meerkosten ten opzichte van de situatie vóór de inwerkingtreding van de Wzd. Deze structurele meerkosten ten opzichte van de situatie onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) bedragen 111 miljoen euro per jaar. Op dit moment wordt, naar aanleiding van dit kostenonderzoek, gewerkt aan het aanpassen van de bekostiging. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering inzicht te geven in de stand van zaken met betrekking tot deze verkenning. Ook vragen zij op welke termijn de regering denkt de bekostiging aangepast te hebben. Op welke financiering kunnen zorginstellingen in de tussentijd rekenen? Voorts vragen deze leden op welke manier instellingen die reeds werken met de Wzd gecompenseerd zullen worden voor door hen gemaakte meerkosten die samenhangen met in- en uitvoering van de wet.

Ook in de Tweede Kamer is uitgebreid stilgestaan bij de knelpunten die ervaren worden bij de uitvoering van de Wvggz en de Wzd in den brede. Daarop heeft de Kamer diverse amendementen aangenomen. De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het debat in de Tweede Kamer en vragen de regering om nadere duiding van het amendement van der Laan c.s.7 Dit amendement vervangt de «externe deskundige» door een «onafhankelijke deskundige». Naast de onafhankelijke deskundige kent het Wzd-stappenplan ook de «niet bij de zorg betrokken deskundige». Kan de regering aangeven wat de verschillen tussen de beide deskundigen in de nieuwe situatie zijn en op welke onderdelen de rol van de beide deskundigen in het beoordelen en evalueren van onvrijwillige zorg van elkaar verschilt? Ook vernemen deze leden graag welke eisen de regering aan de «onafhankelijke deskundige» wil gaan stellen in nadere regelgeving.

Zoals gezegd zal op de korte termijn een evaluatie van de Wvggz en Wzd plaatsvinden, waarvan de resultaten naar verwachting in 2022 bekend gemaakt zullen worden. Zowel door de beide Kamers der Staten-Generaal als door brancheorganisaties zijn een veelheid aan onderwerpen voor de wetsevaluatie aangedragen.8 Kan de regering een overzicht geven van de onderdelen waarop de wetten geëvalueerd zullen gaan worden en kan de regering aangeven wat zij met de evaluatie beoogt te bereiken? In hoeverre worden ook de effecten van de reparatiewetgeving in de evaluatie meegenomen?

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de fractie van de SP hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en de aangenomen amendementen en moties. Daarover hebben zij nog een enkele vraag.

De positie van de CVP is op sommige plekken nog ronduit zwak te noemen. Het voorliggende wetsvoorstel verbetert de positie niet voldoende op een aantal cruciale punten. Met het amendement-Westerveld/Pouw-Verweij9 en de motie-Kwint/Westerveld10 is getracht alvast een eerste aanzet voor de aanpak van deze omissies naar aanloop van de evaluatie te doen. Diverse organisaties hebben hun zorgen aan de leden van de SP-fractie kenbaar gemaakt. Zij menen dat enkele aanpassingen van de wet niet kunnen wachten op de evaluatie. Die urgentie blijkt ook uit het aangenomen amendement-Westerveld/Pouw-Verweij en de motie-Kwint/Westerveld. Concreet hebben de leden van de fractie van de SP de volgende vragen.

Ten aanzien van de invulling van de motie-Kwint/Westerveld zouden de leden van de SP-fractie graag zien dat bij de verduidelijking van taken en inzet ook het volgende wordt meegenomen: de toegang tot niet geregistreerde locaties, zodat er geen rechtsongelijkheid ontstaat tussen gedwongen zorg in een wel en in een niet geregistreerde locatie. Het is immers de cliënt die bepaalt of de zorg vrijwillig of onvrijwillig is. Door onderscheid te maken in wel of niet geregistreerde locaties wordt aan dit principe gemorreld. Locatiebezoeken vallen onder de vrije toegang van de CVP en zijn noodzakelijk voor de uitvoering van de wettelijke taak. Ook dienen locatiebezoeken niet alleen in de indirecte maar vooral ook in de directe zorgomgeving van de patiënt plaats te vinden. Hoe wordt dit wettelijke geborgd?

Door de definitie van onvrijwillige zorg is het voor de cliënt niet altijd duidelijk onder welke wet zijn klacht valt. Het beste zou zijn wanneer iedere klacht gewogen wordt door de CVP. Is de regering bereidt in de wet op te nemen dat iedere cliënt die onder de Wzd valt zijn klacht bij de CVP mag indienen, zodat deze vervolgens kan bepalen wat de beste route is?

Steunt de regering het principe dat de zorgaanbieder de cliënt en zijn vertegenwoordiger ook moet informeren over de CVP bij het overwegen van onvrijwillige zorg en alle daarop volgende stappen, als dit na aanvang van de zorg plaatsvindt?

Tot slot merken de leden van de SP-fractie op dat er door de verschillende financieringsvormen rechtsongelijkheid ontstaat tussen die trajecten die via de zorgkantoren gefinancierd worden en die trajecten die via het Ministerie lopen. Kan de regering toezeggen dat deze rechtsongelijk wordt opgeheven?

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdag 2 juli 2021.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Adriaansens

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Adriaansens (VVD) (voorzitter), Van der Burg (VVD), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Prast (PvdD), Van Pareren (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Hermans (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA).

X Noot
3

Kamerstukken II 2020/21, 35 667, nr. 34.

X Noot
4

Bijlage bij Kamerstukken II 2020/21, 35 370, nr. 6.

X Noot
6

Bijlage bij Kamerstukken II 2020/21, 35 667, nr. 8.

X Noot
7

Kamerstukken II 2020/21, 35 667, nr. 24.

X Noot
8

Voor wat de Eerste Kamer betreft kan gewezen worden op de toezeggingen T02547 en T03024.

X Noot
9

Kamerstukken II 2020/21, 35 667, nr. 34.

X Noot
10

Kamerstukken II 2020/21, 35 667, nr. 32.

Naar boven