Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2021
Hierbij informeer ik uw Kamer over een wijziging van het Raadsmandaat2 over de Conferentie over de Toekomst van Europa waarover op woensdag 3 februari jl.
overeenstemming is bereikt in Coreper. Zoals eerder aan uw Kamer medegedeeld ten tijde
van het overeenkomen van het Raadsmandaat (Kamerstuk 35 403, nr. 12) geeft dit mandaat de positie van de Raad weer over het doel, de inhoud en de vormgeving
van de Conferentie.
De voornaamste wijziging ziet op de vormgeving van het voorzitterschap en een executive board. Waar eerder gesproken werd van een enkele voorzitter, wordt nu gesproken van een
triovoorzitterschap met een vertegenwoordiging bestaande uit de voorzitters van de
Raad (het roulerend voorzitterschap, naar verwachting het staatshoofd of de regeringsleider),
het Europees Parlement en de Europese Commissie. Daarnaast stelt het gewijzigde Raadsmandaat
dat er een executive board dient te komen, bestaande uit maximaal drie vertegenwoordigers
per instelling. Voor de Raad zouden dit, in het geval van drie vertegenwoordigers,
de huidige en twee daaropvolgende voorzitters van de Raad zijn. Betrokkenheid van
nationale parlementen vindt plaats middels deelname van de huidige en inkomende voorzitterschappen
van de COSAC als waarnemers in de executive board. Daarbij is in het gewijzigde Raadsmandaat
opgenomen dat de executive board transparant dient te handelen en zijn beslissingen
neemt bij consensus. Dit op voorspraak van Nederland en gelijkgezinde landen.
Ook Nederland heeft ingestemd met het gewijzigde Raadsmandaat. De enige afwijking
van de Nederlandse inzet zoals uiteengezet in de brief van het kabinet van 14 februari
2020 (Kamerstukken II, 35 078, nr. 33) betreft de vormgeving van het voorzitterschap. Waar het kabinet de voorkeur had
voor een enkele voorzitter die boven de EU-instellingen staat, gaat het Raadsmandaat
nu uit van een triovoorzitterschap met vertegenwoordigers uit de instellingen. Gezien
de noodzakelijkheid van een compromis op dit punt om de impasse in de onderhandelingen
over de Gezamenlijke Verklaring te doorbreken, was een wijziging onvermijdelijk. Mede
door de waarborging van de institutionele balans en de vertegenwoordiging van de instellingen
op gelijke voet kon Nederland instemmen met de wijziging. Door het triovoorzitterschap
zal tevens een diversiteit aan zienswijzen vertegenwoordigd zijn en kunnen verschillende
scenario’s betrokken worden. Het kabinet acht de aanpassingen daarmee in lijn met
de motie van de leden Leijten en Bisschop over de vormgeving en het voorzitterschap
van de Conferentie, aangenomen op 14 oktober 2020 tijdens het Notaoverleg Europese
Top van 15–16 oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1621)(Kamerstuk 21 501-20, nr. 1619).
Nu Coreper overeenstemming heeft bereikt over het gewijzigde Raadsmandaat, zal de
Raad (het roulerend voorzitterschap) opnieuw trachten met het Europees Parlement en
de Europese Commissie overeenstemming te vinden over de Gezamenlijke Verklaring waarin
het mandaat, de inhoud en vorm van de Conferentie worden vastgesteld. Het kabinet
zal blijven aansturen op goede tussentijdse terugkoppeling aan- en raadpleging van
de Raad over deze onderhandelingen. Dat is mede van belang om uw Kamer tijdig te kunnen
informeren. Zodra het kabinet een concept van de Gezamenlijke Verklaring ontvangt,
zal het uw Kamer daarover informeren.
Het gewijzigde Raadsmandaat stelt dat de Conferentie zo snel mogelijk na de ondertekening
van de Gezamenlijke Verklaring van start moet gaan. Indien mogelijk, ook gezien de
COVID-19-situatie, kan een formeel evenement plaatsvinden op 9 mei 2021 (Dag van Europa)
in Straatsburg.
Zodra meer bekend is over de modaliteiten van de Conferentie zal uw Kamer hierover
worden geïnformeerd. Daarbij zal het kabinet – conform de bovengenoemde brief met
de kabinetsinzet van 14 februari 2020 (Kamerstuk 35 078, nr. 33) en zoals toegezegd in het algemeen overleg voor de Raad Algemene Zaken van 28 januari
jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2112) – een voorstel doen om aanvullende afspraken te maken over de wijze waarop het parlement
gedurende de Conferentie informatie wordt verschaft, indien nodig en gewenst.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok