35 648 Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het bevorderen van de goede uitvoering van die wet op enkele onderdelen en het herstellen van enige omissies, alsmede van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 februari 2021

In artikel I, onderdeel V, van het voorstel van wet wordt het voorgestelde artikel 4.16a als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «digitale contactgegevens» vervangen door «contactgegevens».

2. In het tweede lid, aanhef, wordt in de eerste zin na «De bepalingen, bedoeld in het eerste lid, zijn die in» ingevoegd «hoofdstuk 1, paragraaf 4,».

Toelichting

Deze nota van wijziging voorziet in een tweetal aanpassingen in het voorstel van wet.1

In de eerste plaats wordt voorgesteld het adjectief «digitale» voor «contactgegevens» uit de voorgestelde experimenteerbepaling (het voorgestelde artikel 4.16a van de Wet BRP; in casu het eerste lid, onderdeel e) te schrappen. Op deze wijze wordt ruimte geboden voor het uitvoeren van experimenten met de registratie van contactgegevens, ook als deze in strikte zin niet als digitale contactgegevens zijn aan te merken (bijvoorbeeld telefoonnummers). Dit laat onverlet dat het wetsvoorstel op dit onderdeel primair beoogt om een grondslag te bieden voor experimenten waarbij digitale contactgegevens, zoals e-mailadressen, in de BRP worden geregistreerd.

In de tweede plaats wordt voorgesteld in artikel 4.16a, tweede lid, aanhef, de bepaling in hoofdstuk 1, paragraaf 4 (artikel 1.14 van de Wet BRP), toe te voegen aan de opsomming van bepalingen waarvan in het kader van een experiment kan worden afgeweken. De bedoelde bepaling – die betrekking heeft op de kosten in verband met de uitvoering van de Wet BRP – wordt toegevoegd, omdat het niet redelijk is om kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van een experiment ook in rekening te brengen bij hen die aan dat experiment niet deelnemen noch daarvan voordeel ondervinden. In dat licht kan het houden van een experiment aanleiding geven de bestaande tariefstructuur met betrekking tot de uitvoering van de Wet BRP te doorbreken.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Kamerstukken 35 648.

Naar boven