35 633 Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij

Nr. 9 AMENDEMENT VAN DE LEDEN OUWEHAND EN PLOUMEN

Ontvangen 30 november 2020

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In het opschrift wordt na «Wet verbod pelsdierhouderij» ingevoegd «en de Wet publieke gezondheid» en wordt na «beëindiging van de pelsdierhouderij» ingevoegd «en de mogelijkheid van een fokverbod voor andere diersoorten».

II

Voor de puntkomma aan het slot van de beweegreden wordt ingevoegd «en tevens de Wet publieke gezondheid te wijzigen om een fokverbod mogelijk te maken voor andere dieren in verband met de gevolgen voor de volksgezondheid».

III

Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL Ia

De Wet publieke gezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Na paragraaf 6 van hoofdstuk V wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 6a. Maatregelen gericht op dieren

Artikel 47b

  • 1. Het is verboden beroepsmatig te fokken met bij ministeriële regeling aangewezen soorten of categorieën van dieren die worden gehouden, die aantoonbaar bevattelijk zijn voor een bij of krachtens die regeling aan te wijzen ziekte die overdraagbaar is of dreigt te zijn van dieren op mensen.

  • 2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt ingetrokken zodra het gevaar voor de volksgezondheid naar het oordeel van Onze Minister is geweken.

B

In artikel 66, zesde lid, wordt «artikel 58» vervangen door «de artikelen 47b en 58».

Toelichting

De volksgezondheid vraagt om mogelijkheden om vanuit het voorzorgsbeginsel in te kunnen grijpen als in dierhouderijsectoren risico’s ontstaan voor de gezondheid van de mens. Dit is één van de belangrijkste lessen uit de Q-koorts uitbraak in 2007. De Tweede Kamer heeft dit onlangs nog onderstreept met een motie die de Minister van VWS de doorzettingsmacht moet geven bij de preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid.1 Ook besloot de Kamer dat vanuit het oogpunt van volksgezondheid een verbod moet worden ingesteld op het beroepsmatig fokken van dieren die aantoonbaar bevattelijk zijn voor het coronavirus en een reservoir kunnen vormen.2

Dergelijke gevaren kunnen zich ook in andere dierhouderijsectoren voordoen. Wanneer er sprake is van een uitbraak van een dierziekte die overdraagbaar is van dieren op mensen (een zoönose) of dit dreigt te zijn moet de Minister van VWS de wettelijke mogelijkheid hebben om vanuit het voorzorgsbeginsel in te grijpen. Dit amendement regelt dat in voorgenoemde gevallen snel kan worden ingegrepen door in een ministeriele regeling diersoorten of categorieën van dieren aan te wijzen waarvoor een verbod op het beroepsmatig fokken van deze dieren zou moeten gelden.

Ouwehand Ploumen


X Noot
1

Motie Ouwehand c.s., Kamerstukken II, 25 295, nr. 379.

X Noot
2

Motie Ouwehand/Ploumen, Kamerstukken II, 28 286, nr. 1108.

Naar boven