35 628 Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het evenwichtiger maken van de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen van grote naamloze en besloten vennootschappen

D VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP 1

Vastgesteld 26 april 2021

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben van de memorie van antwoord kennisgenomen. Zij hebben nog een vraag.

De leden van de fractie van de PvdA danken de regering voor de antwoorden op hun vragen. Graag maken zij van de gelegenheid gebruik de regering enkele aanvullende vragen te stellen.

De leden van de PVV-fractie hebben van de memorie van antwoord kennisgenomen. Zij stellen nog enkele vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie danken de regering voor de memorie van antwoord. Op een punt willen deze leden nog graag vragen stellen.

2. Rechtmatigheid van de wet met betrekking tot (positieve) discriminatie

De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van een brief van het College voor de Rechten van de Mens2 nog een aanvullende vraag. Het College voor de Rechten van de Mens stelt – kort samengevat – dat het wetsvoorstel zoals dat nu voorligt op grond Van internationale verdragen en nationale wetgeving niet is toegestaan, omdat het ingroeiquotum zowel voor mannen als vrouwen geldt (de raad van commissarissen moet uit ten minste een derde mannen en ten minste een derde vrouwen bestaan). Het voeren van voorkeursbeleid mag volgens het College voor de Rechten van de Mens wel ten aanzien van vrouwen, nu die op achterstand staan wat vertegenwoordiging in raden van commissarissen betreft, maar niet ten aanzien van mannen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering om een reflectie, dan wel een reactie.

De eerste set vragen van de leden van de PvdA-fractie volgt uit een brief van het College voor de Rechten van de Mens aan deze Kamer van 12 april jl. Het College voor de Rechten van de Mens schrijft dat een mannenquotum op grond van internationale verdragen en nationale wetgeving niet is toegestaan. Het voeren van voorkeursbeleid mag immers alleen als het gaat om bepaalde groepen, waarbij vrouwen wel maar mannen niet worden genoemd. De wet staat het niet toe om voorkeursbeleid voor mannen te voeren en dus ook niet om een mannenquotum te hanteren. Echter, in de memorie van antwoord staat dat het quotum in het wetsvoorstel voor zowel vrouwen als mannen geldt. Of hebben de aan het woord zijnde leden dit niet goed gelezen? Graag ontvangen zij een reflectie van de regering op de betekenis van het betoog van het College voor de Rechten van de Mens voor het voorliggende wetsvoorstel.

Daarnaast vraagt het College voor de Rechten van de Mens in een bijlage aandacht voor een aantal aanvullende zaken die niet allemaal systematisch zijn geadresseerd in de memorie van toelichting. Daarom brengen de aan het woord zijnde leden deze nogmaals onder de aandacht van de regering.

Zo oordeelt het College dat de functie van lid van de raad van toezicht moet worden aangemerkt als een nevenfunctie en niet binnen de reikwijdte van artikel 2 en artikel 3 van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen valt. Wat betekent dit voor het voorliggende wetsvoorstel?

Het College wijst op de enigszins conflicterende standpunten van enerzijds het Europese Hof van Justitie en anderzijds het Comité dat toeziet op naleving van het Vrouwenverdrag (CEDAW3). Graag vragen de aan het woord zijnde leden de regering nogmaals te reflecteren op de relatie tussen het voorliggende wetsvoorstel en deze standpunten. Daarbij verzoeken zij de regering bovendien expliciet stil te staan bij de volgende criteria: aantoonbare achterstand, zorgvuldigheidsvereiste, evenredigheidsvereiste en kenbaarheidsvereiste.

Het College vraagt aandacht voor de vrijheid van ondernemerschap en het recht op eigendom. Kan de regering nogmaals aangeven hoe het voorliggende wetsvoorstel zich hiertoe verhoudt?

Het College wijst ten slotte op het belang van een samenhangend pakket aan maatregelen, en daarover hebben de aan het woord zijnde leden reeds bij het voorbereidend onderzoek vragen gesteld.

De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen. Kan de regering uitleggen waarom zij de afgelopen regeerperiode heeft ingezet op «positieve» discriminatie die vrouwen een voorkeursbehandeling geeft in de toewijzing van opleidingsplaatsen en bij de actieve werving en doorstroom naar met name hogere functies? En tevens waarom niet is gekozen voor bijvoorbeeld stimulerende maatregelen (in plaats van dwingende maatregelen) voor het basisonderwijs die meer mannen aanzetten om voor de klas te gaan staan en meer vrouwen stimuleren om te kiezen voor managementfuncties?

Het College voor de Rechten van de Mens heeft in zijn brief van 12 april 2021 gereageerd op het wetsvoorstel en de memorie van antwoord. Het College memoreert, zo stellen de leden van de fractie van de ChristenUnie vast, dat het in het voorliggende wetsvoorstel gaat om een quotum dat voor zowel vrouwen als mannen geldt. Het College concludeert:

«Een mannenquotum is op grond van internationale verdragen en nationale wetgeving echter niet toegestaan. Het voeren van een voorkeursbeleid mag immers alleen als het gaat om bepaalde groepen, waarbij vrouwen wel maar mannen niet worden genoemd. De wet staat het niet toe om een voorkeursbeleid voor mannen te voeren en dus ook niet om een mannenquotum te hanteren.»

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben over deze brief de volgende vragen:

  • 1. Is de regering het eens met de conclusie van het College dat een mannenquotum en een voorkeursbeleid voor mannen op grond van nationale wetgeving niet zijn toegestaan?

  • 2. Is de regering het eens met de conclusie van het College dat een mannenquotum en een voorkeursbeleid voor mannen op grond van internationale verdragen niet zijn toegestaan?

  • 3. Als het antwoord op een of beide van de bovengenoemde vragen bevestigend is, hoe wil de regering dan omgaan met de ontstane situatie? Wil de regering het onderhavige wetsvoorstel dan intrekken? Ziet de regering mogelijkheden voor een novelle waarmee de oorspronkelijke doelstelling van het tegengaan van de achterstand van vrouwen in de top van het bedrijfsleven wel gerealiseerd kan worden?

3. Zorgen VNO-NCW

De tweede set vragen van de leden van de fractie van de PvdA hangt samen met zorgen geuit door VNO-NCW in een brief aan deze Kamer van 16 april jl.4

VNO-NCW geeft aan dat het SER-advies een ingroeiquotum van 30 procent betreft, in plaats van de een derde uit het voorliggende wetsvoorstel. Kan de regering nogmaals de keuze voor een derde in plaats van 30 procent toelichten?

VNO-NCW wijst erop dat het SER-advies niet verplicht om jaarlijks streefcijfers op te stellen, terwijl het voorliggende wetsvoorstel dat wel lijkt te verplichten. Kan de regering nogmaals de keuze voor een jaarlijkse verplichting onderbouwen?

VNO-NCW merkt op dat met de aanpassing van het Besluit inhoud bestuursverslag de reikwijdte wordt uitgebreid naar alle grote vennootschappen, dus ook grote niet-beursvennootschappen, terwijl dit niet uit het SER-advies voortvloeit. Kan de regering nogmaals de keuze voor deze uitbreiding van argumenten voorzien?

Ten slotte pleit VNO-NCW voor een uitstel van de invoering om bedrijven de tijd te geven te herstellen van de coronacrisis. De aan het woord zijnde leden vragen de regering graag om een reflectie op dit punt.

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding van het verslag. Bij ontvangst van deze nota uiterlijk vrijdag 7 mei 2021, 12:00 uur, acht de commissie het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling op dinsdag 11 mei 2021.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Verkerk

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dragstra


X Noot
1

Samenstelling:

Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga). A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Vos (PvdA), Van der Burg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), vac. (PvdD), Veldhoen (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) Verkerk (CU) (voorzitter), Prast (PvdD)

X Noot
2

Bijgevoegd.

X Noot
3

The Committee on the Elimination of Discrimination against Women.

X Noot
4

Bijgevoegd.

Naar boven