35 619 Samenvoeging van de gemeenten Landerd en Uden

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING1

Vastgesteld 13 april 2021

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige voorstel. Zij hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot samenvoeging van de gemeenten Landerd en Uden. Deze leden hebben nog enkele vragen over het proces en de rol van het Rijk.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Samenvoeging van de gemeenten Landerd en Uden. Deze leden hebben nog enkele vragen over het gewijzigd amendement van de leden Van der Molen en Özütok.2

De leden van de Fractie-Nanninga hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen. De leden van de FVD-fractie sluiten zich aan bij deze vragen. De leden van de 50PLUS-fractie sluiten zich bij een aantal van deze vragen aan.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel 35619 over de samenvoeging van de gemeenten Landerd en Uden. Zij hebben enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de diverse wetsvoorstellen voor gemeentelijke herindelingen. Bij het wetsvoorstel 35 619, de Samenvoeging van de gemeenten Landerd en Uden, hebben deze leden nog enkele vragen. De leden van de 50PLUS-fractie sluiten zich bij een aantal van deze vragen aan.

2. Voorgeschiedenis en totstandkoming herindelingsadvies

De leden van de CDA-fractie constateren dat in de kern Schaijk onder een niet gering deel van de bevolking de wens leeft tot herindeling met de gemeente Oss. Hoe verhoudt de voorgestelde samenvoeging met de gemeente Uden zich tot het uitgangspunt van de Minister dat lokaal draagvlak leidend is in samenvoegingen en herindelingen? En hebben de leden van de CDA-fractie het goed begrepen, dat de inwoners van Schaijk in het participatieproces niet expliciet de vraag voorgelegd is, of zij bij Uden dan wel bij Oss willen worden heringedeeld?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de regering de stellingname beoordeelt dat een hele herindeling niet door kan gaan als één kern niet meedoet? In hoeverre is de regering het eens dat Schaijk van fundamenteel belang was voor de herindeling? Op basis van welke argumenten is besloten dat Schaijk bij Uden moet worden gevoegd? Hoe zijn de lokale bezwaren en wensen gewogen? Wat is de rol van de Minister geweest in het proces en wanneer is deze betrokken geraakt? Wat is de normale procedure voor het Rijk inzake herindelingen? Inzake de herindeling van Landerd–Uden vragen de leden of de regering van mening is dat het een foutloos en volledig proces is geweest? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet? Op welke punten had het beter gekund, zo vragen deze leden.

De leden van de Fractie-Nanninga merken op dat de regering in de memorie van toelichting verwijst naar een gehouden raadplegend referendum in de gemeente Landerd in juli 2015.3 De opkomst was 52%. En, zo schrijft de regering, uit de voorliggende scenario’s koos 51% van de deelnemers voor het scenario van samenvoeging met de gemeente Uden en (een deel van) de gemeente Bernheze. Verder schrijft de regering dat 19% zich uitsprak voor samenvoeging met alleen Uden en 28% van de inwoners aangaf dat Landerd bestuurlijk zelfstandig moet blijven.

Is de regering ermee bekend dat bij het zich uitspreken in het referendum, het mogelijk was dat inwoners meerdere opties konden kiezen?

Is de regering ermee bekend dat bij het zich uitspreken in het referendum, er heel duidelijk onderscheid valt te maken tussen waar stemgerechtigden vandaan komen? Omdat er sprake was van 7 stembureaus, verdeeld over de drie dorpskernen Schaijk, Reek en Zeeland?

Kan de regering de in de memorie van toelichting opgenomen uitslag van het referendum nader duiden?

Heeft de regering bij het duiden van het referendum gekeken naar de oorsprong van de stemmen verdeeld over de diverse dorpskernen? Zo nee, waarom niet? Acht de regering dit niet relevant?

Zo ja, waarom is die duiding dan niet onderdeel van de memorie van toelichting, terwijl daarin wel stellige uitspraken worden gedaan over «het scenario van samenvoeging met Uden en (een deel van) de gemeente Bernheze», namelijk 51% etc.?

De Minister geeft in de memorie van toelichting aan dat slechts 19% van de mensen bij het referendum zich heeft uitgesproken voor samenvoeging met alleen Uden. De optie die nu in het wetsvoorstel voor ligt. Kan de regering motiveren in hoeverre zij van mening is dat met dit wetsvoorstel de uitkomsten van het gehouden referendum worden gerespecteerd?

De regering is ermee bekend dat de met voorkeur door de bevolking gekozen optie, namelijk samenvoeging met Uden en Bernheeze, al vrij snel na het houden van het referendum is geblokkeerd, omdat Bernheeze afzag van een verder herindelingstraject. Waarom vindt de regering het gehouden referendum dan überhaupt nog valide voor dit wetsvoorstel, aangezien de grootste voorkeursoptie is vervallen, zo vragen de leden van de Fractie-Nanninga.

De leden van de 50PLUS-fractie sluiten zich bij deze vragen van de leden van de Fractie-Nanninga over het gehouden raadplegend referendum in 2015 aan.

In de nabijgelegen gemeente Grave is tegelijkertijd met de Tweede Kamerverkiezingen een referendum («inwonersraadpleging») gehouden over de bestuurlijke toekomst. De uitkomst was een opkomst van bijna 80% en 67,37% sprak zich uit tegen behoud van de zelfstandigheid van de gemeente Grave.

Is de regering het met de leden van de Fractie-Nanninga eens dat een dergelijk referendum als succes kan worden bestempeld inzake «indelen met draagvlak van onderop?»

Vindt de regering net als deze leden dat van dit recent gehouden referendum een inspirerende werking kan uitgaan naar Landerd?

Deze senaatsperiode hebben de leden van de Fractie-Nanninga met de Minister het debat gevoerd over het herindelingswetsvoorstel voor de voormalige gemeente Haaren, ook in Noord Brabant. Haaren werd daarbij opgesplitst in vier delen (in lijn met de aanwezige dorpskernen), waarbij iedere kern werd gevoegd bij een andere gemeente. Namelijk die gemeente waarop de dorpskern het meest gericht was. Die toewijzing van kernen bleek zodanig logisch, dat er onder de bevolking niet of nauwelijks verzet tegen was. Men zou verwachten dat wanneer er bij een herindeling verschil van mening is en/of weerstand vanuit individuele kernen, daar gezien het succes van het herindelingstraject «Haaren», naar gehandeld wordt.

Kan de regering uitleggen waarom zij niet actief gestuurd heeft op een herindeling conform het model Haaren, waarbij er vanuit de drie kernen Schaijk, Reek en Zeeland wordt gekeken bij welke gemeente zij het beste aansluiting kunnen vinden?

Hoe beoordeelt de regering de ligging van de kernen ten opzichte van omliggende gemeenten?

In hoeverre zou een stapsgewijze en bij de bevolking getoetste herindeling per kern beter zijn voor draagvlak en betrokkenheid?

Zou een (verplichte) kerngerichte benadering en focus niet überhaupt een verbeterde richtlijn c.q. richtsnoer zijn voor de toepassing van de wet ARHI, zo vragen de leden van de Fractie-Nanninga.

De positieve zienswijze die is afgegeven door gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, dateert van 12 mei 2020, merken de leden van de Fractie-Nanninga op. Op 15 mei 2020 trad een nieuw college van gedeputeerde staten aan, met een aanzienlijk andere politieke samenstelling.

Hoe beoordeelt de regering de positieve zienswijze in dat kader?

Is er sinds het positieve advies van 12 mei 2020 contact geweest tussen de Minister en het nieuwe college van gedeputeerde staten in Noord-Brabant? Zo ja, in welke mate en wat was de uitkomst van die contacten, zo vragen de leden van de Fractie-Nanninga.

De leden van de PvdA-fractie vragen over het proces dat geleid heeft tot deze voorgenomen herindeling. Zijn er ook andere herindelingsopties serieus bekeken dan de in het wetsvoorstel opgenomen optie? Zo ja, welke? En waaruit blijkt dat die serieus zijn overwogen? Zo nee, waarom niet?

Deze leden vragen ook of de uitkomst van een enquête die in 2018 gelijk met de raadsverkiezingen in de kernen Schaijk en Reek werd gehouden over mogelijke samenvoeging met Oss een rol heeft gespeeld bij de overwegingen om een (ongedeelde) samenvoeging van Landerd en Uden voor te stellen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Een vergelijkbare vraag kan worden gesteld over twee petities onder de bewoners van Schaijk. Eén daarvan is door de actiegroep «Schaijk hoort bij Oss en niet bij Uden!» in december 2019 aan de burgemeester aangeboden. De ander is te vinden op petities.nl en spreekt zich uit vóór het voorgestelde samenvoegingsplan van Landerd en Uden. In de brief van de Minister van 24 februari 2021 met een kabinetsappreciatie van voorgestelde amendementen in de Tweede Kamer4 wordt gewezen op beide petities en wordt geconstateerd dat de precieze verhouding tussen voor- en tegenstanders onduidelijk is, maar tevens wordt gesteld: «beide geluiden zijn nadrukkelijk in de raden van Landerd en Uden gewogen in de procedure die leidde tot het herindelingsadvies». Kan de regering gedetailleerd beschrijven hoe deze weging in de raden van Landerd en Uden precies in zijn werk is gegaan?

Wat heeft uiteindelijk de doorslag gegeven om voor te stellen Schaijk en Reek op te nemen in de nieuwe gemeente Maashorst, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de PVV-fractie merken op dat op pagina 2 van de memorie van toelichting (MvT)5 de regering stelt: «Uit de voorliggende scenario’s kiest 51% van de inwoners die deelnemen aan dit referendum (opkomstpercentage 52%) voor het scenario van samenvoeging met de gemeente Uden en (een deel van) de gemeente Bernheze. 19% spreekt zich uit voor samenvoeging met alleen Uden en 28% van de inwoners geeft aan dat Landerd bestuurlijk zelfstandig moet blijven.»

Kan de regering aangeven in hoeverre zij dit referendum voor de nu voorliggende samenvoeging relevant acht, nu de optie waarbij Bernheze betrokken is niet aan de orde is?

Kan de regering aangeven in hoeverre zij de gehanteerde vraagstelling methodologisch verantwoord acht om tot conclusies te komen over draagvlak voor de herindeling?

De leden van de SP-fractie vinden het van groot belang dat bij voorstellen over gemeentelijke herindeling de lokale bevolking betrokken is. Over de vraag bij welke gemeente (delen van) Landerd het beste zou passen, zijn verschillende uitspraken gedaan, waarvan de resultaten niet eenduidig zijn. Kan nog eens uitgelegd worden hoe de regering de wensen van de lokale bevolking gewogen heeft en waarom het nu voorliggende voorstel de voorkeur gekregen heeft en andere varianten niet?

De leden van de SP-fractie wijzen erop dat in de gemeente Uden geen volksraadpleging of iets dergelijks gehouden is, maar het herindelingsvoorstel met grote meerderheid door de gemeenteraad is aanvaard. Zou het achteraf niet beter zijn geweest wel zo’n raadpleging te hebben gehad, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie merken op dat er veel weerstand blijkt te zijn vanuit Schaijk. Het gevoelen van een aantal inwoners is dat hier een onjuiste keuze zou zijn gemaakt, en dat het democratisch proces niet zorgvuldig is geweest.

Kan de regering aangeven wat de stappen in het proces zijn geweest, waardoor uiteindelijk deze samenvoeging verantwoord doorgang zou moeten krijgen?

Wil de regering daarbij reflecteren op enkele belangrijke randvoorwaarden, zoals of dit proces van onderop is gekomen, of er voldoende bestuurlijk draagvlak is, en of het maatschappelijk draagvlak voldoende is getoetst voordat besluitvorming heeft plaatsgevonden.

Tot slot vragen deze leden of er naar het oordeel van de regering voldoende onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden om Schaijk samen te voegen met de gemeente Oss. Zo ja, wat was de uitkomst van dat onderzoek? Zo nee, waarom niet? En is de regering in dat geval bereid alsnog een dergelijk onderzoek in te stellen? De leden van de 50PLUS-fractie sluiten zich bij deze vragen aan.

3. Toets aan het Beleidskader gemeentelijke herindeling

Onder anderen de leden van de Fractie-Nanninga in de Eerste Kamer zijn actief benaderd door de burgemeesters van de gemeenten Uden en Landerd, om hun kant van de zaak toe te lichten. Mede omdat zij toch enigszins verrast waren hoe er in de Tweede Kamer is omgegaan met de herindeling, waarbij er veel discussie was.

Is de regering het met de leden van de Fractie-Nanninga eens dat het zeer positief is voor de democratie dat een groep inwoners uit Schaijk zich actief en met goede argumenten mengt in het publieke debat, tot op het niveau van de Tweede en Eerste Kamer, over deze wezenlijke ingreep in het lokaal bestuur en in hun directe leefomgeving?

De burgemeester van Landerd geeft aan dat inwoners voldoende betrokken zijn bij het (langlopende) herindelingsproces, door onder meer het organiseren van «challenges», «festivals» en «visievormingstrajecten». De burgemeester geeft aan dat zowel provinciale staten als de Minister daar complimenteus over is. Dit zou een voorbeeld zijn van «herindelen van onderop».

Kan de regering motiveren waarom deze wijze van burgerparticipatie zo positief is?

Kan de regering aangeven hoe zij in staat is de voorgenoemde participatietrajecten als objectief en representatief te beschouwen?

De door de burgemeester beschreven wijze van burgerparticipatie komt op de leden van de Fractie-Nanninga vooral over als participatie door actief geïnteresseerden, waarbij het gemeentebestuur het voortouw neemt en sturend kan optreden in de gewenste uitkomstrichting. Dat blijkt ook wel aangezien er toch vanuit tenminste één kern georganiseerd verzet is tegen deze herindeling. Dat geeft aan dat «burgerparticipatie» in welke vorm dan ook, in ieder geval niet heeft geleid tot een geruisloze uitkomst, waar iedereen zich in kan vinden. Ook uit recent door inwoners(groepen) zelf georganiseerde «peilingen» zoals de actie ««Ik stem voor de nieuwe gemeente Maashorst, want daar voel ik mij thuis!» blijkt dat het verdeeld ligt.

Is de regering het met deze leden eens dat het zeer positief is dat er kennelijk sprake is van een dergelijk levendig publiek politiek debat over de herindeling? En is de regering het met deze leden eens dat dit getuigt van betrokkenheid van inwoners, ongeacht of zij nu voor of tegen zijn?

In hoeverre is de regering het met de leden van deze fractie eens dat als goed sluitstuk van een levendig «participatietraject» een referendum het beste instrument is om het pleit te beslechten, waarbij inwoners per kern zich duidelijk en formeel kunnen uitspreken over de bestuurlijke toekomst van hun kern?

Tijdens het gesprek met beide burgemeesters kwamen bekende argumenten voor herindeling naar voren. Zo zou de bestuurskracht van Landerd beperkt zijn, onder andere op het gebied van woningbouw (versnippering) en beheer van (gezamenlijk) natuurgoed de Maashorst. De bestuurskracht zou ook beperkt zijn op het gebied van toekomstige industrieterreinen met regionale uitstraling en beperkte toegang tot strategische regiotafels gericht op versterking van de vitale infrastructuur.

Kan de regering het begrip «bestuurskracht» zoals zij dat momenteel hanteert nog eens uiteenzetten, vragen de leden van de Fractie-Nanninga. Zijn er nu duidelijke kritische succesfactoren die bepalen in hoeverre een gemeente beschikt over (on)voldoende bestuurskracht?

Hoe definieert en valideert de regering (het gebrek aan) bestuurskracht? Vallen er op dit terrein nog richtlijnen voor provincies te verwachten?

Wat is volgens de regering momenteel de minimale schaalgrootte qua inwoneraantal van een gemeente om autonoom te kunnen bestaan? En wat zijn andere wezenlijke meetbare kenmerken? Welke laatste inzichten zijn relevant en hanteert de regering als toetsstenen voor de beoordeling van toekomstige bestuurlijke herindelingen, zo vragen de leden van de Fractie-Nanninga.

Op pagina 4 van de MvT wordt gesteld: «De regering constateert dat de betrokken gemeenten hun inwoners goed hebben betrokken bij het herindelingsproces.» Kan de regering aangeven op basis van welke concrete criteria of indicatoren bepaald wordt of dit «goed» is, zo vragen de leden van de PVV-fractie. Is het conform het beleidskader bijgehouden logboek op deze manier niet vooral een afvinklijstje waarbij het opgevoerde participatietraject kwalitatief slechts marginaal getoetst wordt?

Zo wordt ter onderbouwing het «Festival gemeente Maashorst» opgevoerd met circa 550 deelnemers. Kan de regering aangeven in hoeverre het beeld klopt dat bij dit «festival» vooral usual suspects aanwezig waren op uitnodiging van de gemeente en dat bij de deelnemers bijvoorbeeld ook de optredende dansvereniging werd meegeteld?

Kan de regering onderbouwen wat zo’n «Festival gemeente Maashorst» concreet zegt over lokale participatie en draagvlak? De Minister had eerder in haar Actieplan Versterking lokale democratie en bestuur aangegeven dat het jaarlijkse «democratiefestival» een «ijkpunt» moet zijn: kan de regering aangeven of zo’n «Festival» net zo min een ijkpunt is als het dure betekenisloze ambtenarenfeestje «Democratiefestival» wat de Minister in Nijmegen liet organiseren? Op welke concrete toetsbare parameters vindt deze «ijking» plaats?

Kan de regering aangeven of bij de consultatieronde in september 2019 alle inwoners zijn benaderd en zo nee, waarom niet, aldus vragen de leden van de PVV-fractie.

De regering stelt op pagina 5 van de MvT: «Daarnaast kan door opsplitsing van de gemeente Landerd voor de nieuwe gemeente Maashorst niet het gewenste toekomstbestendige schaalniveau bereikt worden.» De kernen Schaijk en Reek hebben samen slechts 8.748 inwoners. De huidige gemeente Uden en de kern Zeeland hebben gezamenlijk 48509 inwoners. Kan de regering aangeven waarom dit beperkte aantal inwoners van Schaijk en Reek zo’n substantieel verschil zou maken voor «het gewenste toekomstbestendige schaalniveau»? Kan de regering tevens aangeven waar dit «toekomstbestendige schaalniveau» concreet aan afgemeten wordt, wat zijn hiervoor de toetsbare criteria en indicatoren, zo vragen de leden van de PVV-fractie?

Ook stelt de regering op pagina 5 van de MvT dat in de gemeenteraad van Uden nooit draagvlak is geweest voor een referendum. Kan de regering aangeven of de participatie van de inwoners van de huidige gemeente Uden daarmee wel serieus is genomen?

De regering stelt op pagina 6 van de MvT: «De regering is van mening dat Landerd en Uden op adequate wijze hebben vastgesteld of er voldoende maatschappelijk draagvlak is voor de herindeling. Het al dan niet houden van een referendum is hierbij een lokaal-politieke keuze en geen noodzakelijke voorwaarde om draagvlak te kunnen vaststellen.» Kan de regering nader onderbouwen waarom dit «adequaat» is, vragen de leden van de PVV-fractie. Kan de regering onderbouwen waarom een referendum geen noodzakelijke voorwaarde is en op welke wijze dan wél adequaat het maatschappelijk draagvlak kan worden vastgesteld?

Voorts stelt de regering op pagina 6 van de MvT: «gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant spreken zich positief uit over de herindeling. Met betrekking tot de kern Schaijk geven zij aan zich te realiseren dat de inwoners van deze kern liever hadden gezien aan de gemeente Oss te worden toegevoegd. Een ongedeelde samenvoeging verdient volgens de provincie evenwel de voorkeur.» Kan de regering uitleggen hoe deze constatering van de gedeputeerde staten dat de inwoners van de kern Schaijk liever bij Oss zouden worden toegevoegd zich verhoudt tot maatschappelijk draagvlak, vragen deze leden.

Tevens stelt de regering op pagina 6 van de MvT: «Wel leggen de bezwaren vanuit Schaijk, zo stellen gedeputeerde staten, «een extra claim» op de nieuwe gemeente waarbij zij de bestuurders oproepen «met daadkracht te werken aan het verder uitbouwen van een weloverwogen beleid rondom kernen- en dorpendemocratie».» Kan de regering aangeven welke betekenis deze zogenaamde «kernen- en dorpendemocratie» nog heeft, nu de inwoners van deze kernen zich niet eens in een volksraadpleging mogen uitspreken over hun voorkeur bij een herindeling?

Over bestuurskracht stelt de regering pagina 7 van de MvT: «Deze opgaven overstijgen de schaal van de afzonderlijke gemeenten. De betrokken gemeenten geven aan dat zij individueel niet beschikken over de nodige capaciteit en middelen om de noodzakelijke kwaliteit te kunnen bieden aan inwoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers.» De leden van de PVV-fractie vragen de regering aan te geven uit welke concrete feiten blijkt dat de nieuwe gemeente na een herindeling hier wél over zou beschikken.

Daarnaast stelt de regering op pagina 7 van de MvT: «Naar het oordeel van de regering ontstaat door de herindeling een bestuurlijk krachtige gemeente die beter in staat is dan de huidige twee individuele gemeenten om kansen te benutten en in te spelen op maatschappelijke opgaven en ontwikkelingen.» Kan de regering haar oordeel onderbouwen en aangeven wat de regering concreet verstaat onder «een bestuurlijk krachtige gemeente» en op basis van welke criteria?

De regering stelt op pagina 8 van de MvT: «De regering heeft vertrouwen dat de nieuwe gemeente beter in staat zal zijn om in de regio de belangen van inwoners te behartigen en een betere partner te zijn voor regiogemeenten en binnen regionale samenwerkingsverbanden.»

Kan de regering aangeven hoe dit zich verhoudt tot de constatering dat omliggende gemeenten als Oss, Bernheze en Boekel juist erg kritisch zijn op deze samenvoeging? Wat maakt de «gemeente Maashorst» dan tot een «betere partner»?

Kan de regering aangeven, zo vragen de leden van de PVV-fractie, hoe dit vertrouwen van de regering zich verhoudt tot hetgeen op pagina 9 van de MvT is vermeld: «De gemeenten Oss en Bernheze hebben hun zorgen geuit over de positie die de nieuwe gemeente kan innemen in de regio. De gemeente Bernheze geeft hierbij aan een heldere visie op regionale samenwerking te missen bij de nieuwe gemeente en de gemeente Oss geeft aan de schaalgrootte van de nieuwe gemeente te beperkt te vinden voor de grotere regionale opgaven.»?

Voorts stelt de regering op pagina 8 van de MvT: «Doordat de gemeente meer strategisch vermogen kan ontwikkelen, kunnen bestuurders op regionaal niveau beter ondersteund worden, waardoor de regionale bestuurskracht toeneemt alsmede de legitimiteit van regionale samenwerkingsverbanden.» Kan de regering deze stellingname verduidelijken en concretiseren met concrete en toetsbare indicatoren, vragen de leden van de PVV-fractie.

Verder geeft de regering op pagina 8 van de MvTaan: «De interne samenhang binnen de nieuwe gemeente is groot, al is een deel van de inwoners van de kern Schaijk voornamelijk op voorzieningen in de gemeente Oss georiënteerd. Het is echter zelden of nooit het geval dat gemeentegrenzen samenvallen met de grenzen van de zogenaamde «daily urban systems». De regering constateert dat de nieuwe gemeente hierop inspeelt door actief kernenbeleid te voeren en hierbij in te zetten op belangenbehartiging van de kernen in de samenwerking met buurgemeenten.»

De term «daily urban systems» lijkt – mede gelet op de reactie op de zienswijzen door de gemeenten – ontleend te zijn aan het rapport «Brabantse netwerken» van professor Tordoir uit 2014. In de reactie op de zienswijzen wordt slechts in breed verband ingegaan op het «daily urban system» van de regio Noord-Oost Brabant en niet op de specifieke sociaaleconomische gerichtheid van Schaijk-Reek. Van het onderzoek van Tordoir is echter ook kaartenmateriaal beschikbaar op postcodeniveau, gebaseerd op microdata-analyse.6 Uit dit kaartenmateriaal blijkt géén sterke gerichtheid van Schaijk en Reek op Uden. Kan de regering een nader onderbouwde duiding geven van dit kaartenmateriaal en de betekenis voor de interne samenhang ten aanzien van de kernen Schaijk en Reek ten opzichte van Uden?

Kan de regering aangeven hoe «belangenbehartiging van de kernen in de samenwerking met buurgemeenten» in de praktijk nader vorm zou moeten krijgen?

Daarnaast stelt de regering op pagina 8 van de MvT: «De nieuwe gemeente wil inwoners meer verantwoordelijkheid en invloed geven als het gaat om beslissingen die hun sociale en fysieke leefomgeving aangaan, rekening houdend met de eigenheid van de individuele kernen.» De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe dit voornemen zich verhoudt met het gegeven dat de inwoners van diezelfde kernen zich nu niet in een volksraadpleging mogen uitspreken over deze samenvoeging.

4. Evaluatie

De leden van de CDA-fractie vragen of de weg naar indeling van Schaijk bij Oss na de voorziene evaluatie nog steeds echt openstaat?

De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over het gewijzigd amendement van de leden Van der Molen en Özütok.7 Het amendement bouwt een evaluatie in bij de vorming van de nieuwe gemeente Maashorst en vraagt in het bijzonder aandacht voor het draagvlak in de kernen Schaijk en Reek. Deze evaluatie zal twee jaar naar de vorming van de nieuwe gemeente in werking treden. Deze leden hebben vragen aangaande de uitvoerbaarheid van dit amendement. Kan de regering aangeven hoe er uitvoering gegeven zal worden aan dit amendement?

De leden van de D66-fractie voorzien dat het amendement de vorming van de nieuwe gemeente kan belemmeren bij de vorming van de nieuwe gemeente Maashorst. Wat als uit de evaluatie blijkt dat er «onvoldoende draagvlak» is in de kernen Schaijk en Reek. Kan de regering aangeven welke uitkomsten leidend zullen zijn en welke consequenties aan de evaluatie verbonden worden? En kan zij aangeven dat dit evaluatiemoment het herindelingsproces niet zal belemmeren?

De leden van de PvdA-fractie hebben ook vragen over de evaluatie, zoals beschreven in artikel 9 van het wetsvoorstel. Volgens dit artikel zendt de Minister binnen drie jaar een verslag aan de Staten-Generaal over het functioneren van de nieuwe gemeente Maashorst, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de kernen Schaijk en Reek. De relatie van deze kernen tot andere delen van de gemeente en de maatschappelijke samenhang met omliggende kernen die niet tot de nieuwe gemeente behoren staan hierbij centraal, net als de wenselijkheid van een wijziging van de gemeentelijke indeling waarbij deze kernen bij de gemeente Oss zouden worden gevoegd. Betekent dit, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, dat deze evaluatie zou kunnen leiden tot het weghalen van deze kernen bij de nieuwe gemeente Maashorst om deze te voegen bij de gemeente Oss? Acht de regering dit een reële optie? Zo nee, waarom is artikel 9, lid 2b dan in dit wetsvoorstel opgenomen? Zo ja, legt dit dan geen hypotheek op het functioneren van de nieuwe gemeente de komende drie jaar? De Minister spreekt in haar brief van 24 februari 2021 aan de Tweede Kamer immers van een «aangetrokken handrem».8

Kan de regering bevestigen dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de evaluatie berust bij het ministerie en/of gedeputeerde staten? Zo nee, bij wie ligt die verantwoordelijkheid dan? En wordt de evaluatie uitgevoerd volgens tevoren bepaalde criteria? Zo ja, wie stelt die op? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PVV verwijzen eveneens naar de evaluatiebepaling die in artikel 9 van het gewijzigde wetsvoorstel is opgenomen:

«In het verslag wordt in het bijzonder aandacht besteed aan:

a. Kan de regering aangeven op welke concrete criteria en indicatoren deze evaluatie beoordeeld moet worden? Waarop wordt «de positie» van de kernen beoordeeld? Wat is daarbij de definitie van «maatschappelijke samenhang» en met welke methodiek wordt deze getoetst? Op welke omliggende kernen wordt specifiek gedoeld?

«b. de wenselijkheid van een wijziging van de gemeentelijke indeling, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene regels herindeling om de kernen Schaijk en Reek bij de gemeente Oss te voegen.»

Kan de regering aangeven hoe deze «wenselijkheid van een wijziging» wordt vastgesteld en beoordeeld en op basis van welke criteria? Is het de bedoeling dit expliciet aan de inwoners van de afzonderlijke kernen te vragen of slechts op basis van de opvatting van de gemeenteraad? Is het voor de bestuurlijke stabiliteit niet beter deze vraag nu reeds voor te leggen aan de inwoners van de kernen Schaijk en Reek? Kan de regering aangeven of zij bereid is onverkort het vereiste van een referendum voor deze kernen aan deze wettelijke bepaling te verbinden, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen of ten aanzien van de in de Tweede Kamer bij amendement opgenomen evaluatiebepaling nog eens kan worden uitgelegd waarom de regering met dit amendement heeft ingestemd en wat de gevolgen ervan kunnen zijn? Kan evaluatie eventueel leiden tot een nieuw voorstel of is dat uitgesloten, zo vragen deze leden.

5. Overige aspecten

Over de naam gemeente Maashorst geeft de regering aan op pagina 11 van de MvT: «Daarnaast had de regering graag gezien dat naar aanleiding van de bezwaren verdiepend onderzoek was gedaan, bijvoorbeeld (...) bij de bovengenoemde adviescommissie.» De leden van de PVV-fractie vragen de regering in hoeverre zij gelet op de discussie over de naamgeving heeft aangedrongen om de Adviescommissie Aardrijkskundige Namen in Nederland te raadplegen en heeft de regering overwogen om als wetgever primair een andere naam voor te stellen vóórdat de gemeente deze eventueel met art. 158 Gemeentewet kan wijzigen? Mocht de naam Maashorst onaanvaardbaar blijken vanwege bestuurlijke verhoudingen met omliggende gemeenten rond het Maashorst gebied, kan de regering dan aangeven in hoeverre optreden van de Kroon via het vernietigingsrecht (Kamerstukken II 1988/89, 19 403, 10, p. 208)9 dan zal worden overwogen, zo vragen deze leden.

6. Afstand tussen burger en politiek

De leden van de PVV-fractie wensen bij de nu bij de Eerste Kamer in behandeling zijnde herindelingswetsvoorstellen10 voorts in meer algemene zin de volgende vragen te stellen:

In een artikel in Binnenlands Bestuur van 8 maart jl.11 wordt een onderzoek van het Coelo (Centrum voor onderzoek van de economie van de lagere overheden) besproken waaruit blijkt dat de opkomst bij gemeenteraads- en Tweede Kamerverkiezingen structureel lager ligt bij heringedeelde gemeenten.

Volgens Coel-directeur de heer M. Allers komt dit door vergroting van de afstand tussen burger en politiek en verzwakking van sociale normen. Kan de regering aangeven welk effect zij verwacht van deze bestuurlijke opschaling en wat dit betekent voor de afstand tussen burger en politiek in de desbetreffende gemeenten? Graag specifiek per gemeente onderbouwen.

Tevens stelt het Coelo dat fusiegemeenten alles in het werk zetten om de afstand tussen burger en politiek te verkleinen, bijvoorbeeld door het instellen van dorpsraden en het betrekken van inwoners uit alle kernen, maar hier verwachten de onderzoekers niet al te veel van omdat het vaak al gebeurt en het de vraag is hoeveel winst hiermee nog te behalen is. Nu de regering bij de herindelingsvoorstellen juist veelal inzet op een dergelijk kernenbeleid, vragen de leden van de PVV-fractie of zij op deze constateringen van het Coelo kan reflecteren en per herindelingswetsvoorstel nader kan toelichten op welke gronden dit beleid effectief zou moeten zijn.

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Dittrich

De griffier van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Koffeman (PvdD), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA). Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU).

X Noot
2

Kamerstukken II, 2020/21, 35 619, nr. 12.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2020/21, 35 619, nr. 3.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2020/21, 35 619, nr. 13.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2020/21, 35 619, nr. 3.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2020/21, 35 619, nr. 12.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2020/21, 35 619, nr. 13.

X Noot
9

Prof. mr. R. Nehmelman, Art. 158 Gemeentewet, aant. 2, in T&C Gemeentewet Provinciewet.

X Noot
10

Kamerstukken I, 2020/21, 35619, 35620, 35621, 35622 en 35623.

X Noot
11

Yolanda de Koster, «Gemeentelijke herindelingen slecht voor democratie», in Binnenlands Bestuur, 8 maart 2021.

Naar boven