35 616 Initiatiefnota van het lid Von Martels «Weidse blik op de weidevogels»

Nr. 11 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 25 februari 2021

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft op 11 februari 2021 overleg gevoerd met mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over:

  • de initiatiefnota van het lid Von Martels d.d. 2 november 2020 «Weidse blik op de weidevogels» (Kamerstuk 35 616, nr. 2);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 december 2020 inzake Aanvalsplan Grutto en initiatiefnota «Weidse blik op de weidevogels» (Kamerstuk 33 576, nr. 218);

  • de brief van het lid Von Martels d.d. 2 februari 2021 inzake antwoorden op vragen commissie over de initiatiefnota van het lid Von Martels «Weidse blik op de weidevogels» (Kamerstuk 35 616, nr. 3);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 februari 2021 inzake reactie op verzoek commissie over de brieven van zowel de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren als de Stichting Dierenlot met betrekking tot de initiatiefnota-Von Martels «Weidse blik op de weidevogels» (Kamerstuk 35 616, nr. 2).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De griffier van de commissie, Jansma

Voorzitter: De Groot

Griffier: Goorden

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Van den Anker, Bromet, Dik-Faber, Futselaar, De Groot, Von Martels, Moorlag, Wassenberg en Weverling,

en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Aanvang 14.04 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag allemaal. Welkom aan de indiener, de heer Von Martels, aan de Minister, maar ook aan de heer Van den Anker, lid van het CDA, voor zijn eerste optreden maar tevens laatste optreden in ons midden. Heel fijn dat we dit laatste overleg kunnen besteden aan een heel belangrijk onderwerp, namelijk de weidevogel en de initiatiefnota van de heer Von Martels van het CDA. We hebben twee uur voor dit overleg. We kunnen niet uitlopen, dus ik stel voor om in de eerste termijn één interruptie en twee vragen te doen – maar als u zichzelf inhoudt, zal ik kijken of ik daar ruimte kan geven – en in de eerste termijn van de initiatiefnemer en de Minister anderhalve interruptie, dus drie vragen. In de tweede termijn kunt u moties indienen. Na het indienen van de moties zal kort geschorst worden om de moties te kunnen kopiëren. Alvast dank aan de Griffie voor de ondersteuning.

Dat gezegd hebbend wens ik u een plezierig overleg en geef ik het woord ...

De heer Futselaar (SP):

Een klein punt van orde, als het mag. De beperkingen aan het aantal interrupties zijn prima, maar zou u iets soepel willen zijn met de spreektijd? Want drie minuten is wel heel weinig voor een onderwerp dat toch van belang is.

De voorzitter:

We hebben zes minuten. Die mag u zelf verdelen over de eerste en de tweede termijn. Dat heb ik van de Griffie begrepen. O ja, ik zie nu dat de spreektijden afhangen van de fractiegrootte.

Ik stel voor dat we dit op een volwassen manier doen. We hebben twee uur, dus als iedereen zich inhoudt met vragen ... Dan gaan we gauw beginnen. De heer Van den Anker, CDA.

De heer Van den Anker (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik dankwoorden uitspreken aan mijn collega Von Martels. Volgens mij is het goed en vooral ook nodig dat we ons bekommeren om de weidevogels. Ik ben blij met de initiatiefnota die er ligt. Ik onderschrijf de bevindingen in de nota en ben van mening dat we de bestaande weidevogelgebieden moeten optimaliseren en optimaal moeten faciliteren, door extra budget vrij te maken voor het agrarische natuur- en landschapsbeheer, met als bestemming: weidevogelbeheer. Kan de initiatiefnemer toelichten hoeveel er nodig is en waar dat budget gevonden moet worden? Het zou logisch zijn om de financiering van het aanvalsplan te koppelen aan de 3 miljard euro die is vrijgemaakt voor natuurontwikkeling en natuurversterking. Immers, met de ambitie in dit plan voor het planten van extra bossen kan de weidevogel juist een alternatief leefgebied vinden.

Een andere optie is dat provincies, in lijn met de POP3-afspraken, dit ook met een gelijk bedrag cofinancieren vanuit het, na een besluit in 2017, overgehevelde pijler 1-budget. Is de initiatiefnemer het eens met deze opvatting? Zo niet, wat is de visie van de initiatiefnemer hierop?

Voorzitter. Het is wel duidelijk dat de eigenaren van agrarische gronden een belangrijke rol spelen in het weidevogelbeheer. In de nota wordt voorgesteld om langere beheerscontracten te ontwikkelen. In dat kader wil ik aandacht vragen voor het gedegen vastleggen van een bijbehorende vergoeding bij langere beheerscontracten. Ik wil graag weten hoe de initiatiefnemer een gedegen en duurzame vergoeding voor agrarische ondernemers ziet, mede vanwege de opbrengstenderving als gevolg van deze beheersmaatregelen.

We hebben het nu over agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Daarbij wordt in eerste instantie gedacht aan de boeren die het agrarische landschap beheren, maar we moeten niet vergeten dat de jagers hier ook een belangrijke rol in spelen. Voorkomen is immers beter dan genezen. Het begint er namelijk mee dat we moeten voorkomen dat eieren en kuikens worden aangevallen door predatoren. Als we dat niet doen en de populatie van de predatoren blijft groeien, dan zijn we aan het dweilen met de kraan open. Dan hebben de maatregelen die we nemen in het kader van natuur- en landschapsbeheer geen enkele zin. Uit de nota maak ik namelijk op dat een aantal predatoren de laatste jaren een steeds grotere bedreiging vormen voor de weidevogels, bijvoorbeeld de steenmarter. Ik denk er daarom aan om een motie in te dienen over het plaatsen van de steenmarter op de landelijke vrijstellingslijst. Naast de steenmarter blijkt ook de zwerfkat een steeds grotere bedreiging voor weidevogels te vormen. Dus ik denk er ook over om een motie in te dienen om een onderzoek te starten die de schadelijke rol van zwerfkatten in beeld brengt.

Voorzitter. Dan nog heel even over het Aanvalsplan Grutto. Kan de initiatiefnemer bevestigen dat deelname door agrarische ondernemers op vrijwillige basis zal gebeuren? Dat is in mijn ogen essentieel om het plan te laten slagen.

De voorzitter:

Een vraag van de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja, een vraag aan de heer Van den Anker. Hij heeft het over de predatoren en de mogelijke jacht. Maar de heer Van den Anker heeft toch ook gelezen dat de grootste bedreiging voor de weidevogels niet gevormd wordt door de predatoren? Die jagen al honderden jaren op de weidevogel en hebben nooit een bedreiging gevormd. De grootste bedreiging voor de weidevogel is de manier waarop wij met het land omgaan en het land inrichten, met het agrarische beheer, de veeteelt en de industriële landbouw. Dát moet je toch aanpakken, in plaats van gewoon te gaan schieten?

De voorzitter:

De heer Van den Anker. En de vragen zouden kort zijn.

De heer Van den Anker (CDA):

Ik denk dat het en-en is. Het gaat niet alleen om schieten, maar als de natuurlijke balans verstoord is, waardoor er te veel predatoren aanwezig zijn, moet er een instrument zijn zoals de jacht om die balans te kunnen herstellen. Het is dus een optelsom van maatregelen die je moet nemen. Als er een disbalans is in de aanwezigheid van het aantal predatoren, moet je een instrument uit de gereedschapskist kunnen pakken waardoor je dat evenwicht weer herstelt.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dan heel kort. De heer Van den Anker heeft het over een natuurlijke balans. Nou, zoals ik al zei, is die natuurlijke balans verstoord door de landbouw en de veeteelt, en ook door de jacht. Maar als die natuurlijke balans is verstoord, onder andere door het schieten, ga je in reactie daarop toch niet nog meer schieten? Dan ga je de boel toch nog veel meer uit balans brengen? Je kunt toch niet op alles schieten waar je last van hebt?

De heer Van den Anker (CDA):

In de praktijk zie je een aantal voorbeelden in zowel Friesland als Limburg waaruit blijkt dat met name een beperking van het aantal predatoren een positieve uitwerking heeft op de stand van de weidevogels. Dan zou ik dat instrument echt willen bepleiten, om echt in te grijpen als er te veel predatoren zijn. Anders is het, zoals ik al eerder heb gezegd, echt dweilen met de kraan open.

De voorzitter:

Er is een vraag van mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb ook vragen op dit thema. Ik hoorde de heer Van den Anker zeggen dat er voorbeelden zijn waarbij door het predatorenbeleid de weidevogelpopulatie inderdaad toeneemt. Maar waarom dan bijvoorbeeld die landelijke vrijstelling? Ik kan me voorstellen dat je die in een beperkte periode heel gericht in een specifiek gebied nodig hebt, maar je hoeft dan toch niet overal altijd in het hele land die vrijstelling te organiseren?

De heer Van den Anker (CDA):

Ik heb het ook met name bedoeld als een instrument dat uit de gereedschapskist gepakt kan worden. Op welke manier regel je dat dan in? Landelijk lijkt mij makkelijk. Je kunt ook een vrijstelling geven op basis van een aantal aantallen. Maar laten we het dan zo praktisch mogelijk inrichten op de plaatsen waar het plaatsvindt, zodat je de mogelijkheid hebt om het overal te laten plaatsvinden, in plaats van nog weer extra procedures om de jacht mogelijk te maken. Het is een beetje een vereenvoudiging van regelgeving om dit instrument makkelijk te kunnen inzetten als dat noodzakelijk is.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mijn fractie zou willen dat dit instrument specifiek en gericht wordt ingezet, altijd op basis van maatwerk. Is de CDA-fractie het met mij eens dat op het moment dat de weidevogelpopulatie voldoende robuust is en er voldoende beschermingsmogelijkheden zijn, je dat instrument helemaal niet meer nodig hebt? Als we weer terug zijn bij de natuurlijke balans, dan stoppen we dit instrument weer snel weg in de koffer.

De heer Van den Anker (CDA):

Ja, ik ben het met u eens. Ik heb dat ook gezegd. Als er sprake is van een disbalans, moet je kunnen ingrijpen, maar als er een natuurlijk evenwicht is, dan moet je de jacht zeker niet gaan inzetten. Het is dus echt om de balans te herstellen. Daarvoor zouden wij dit instrument willen inzetten.

De voorzitter:

Er is een vraag van mevrouw Bromet van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik ga zo meteen in mijn bijdrage ook iets zeggen over de jacht en de inzet van dat instrument, zoals de heer Van den Anker het noemt, maar ik heb een vraag over de volgorde van het inzetten van dat instrument. Het is dweilen met de kraan open als je gebieden helemaal op orde hebt gebracht en er vervolgens een overmaat aan roofdieren langskomt om de kuikens op te eten. Maar tegelijkertijd is het ook dweilen met de kraan open als je gaat jagen zonder dat je de omstandigheden optimaal hebt gemaakt. Dus hoe kijkt het CDA daartegen aan?

De heer Van den Anker (CDA):

Ik denk dat het en-en is. Je zult de omstandigheden zo ideaal mogelijk moeten maken. Dat is een. Twee is: alleen inzetten wanneer het noodzakelijk is. Je kunt contact hebben met wildbeheerseenheden. Samen met de landeigenaren hebben die een heel duidelijk beeld van wat zich allemaal rond een perceel afspeelt. Zij kunnen een heel duidelijk inzicht geven. Zij zijn de ervaringsdeskundigen. Zij weten wat er ter plaatse leeft en wat er speelt. Op basis daarvan zou je dus dat instrument moeten inzetten.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Begrijp ik het dan goed dat het CDA net als GroenLinks vindt dat eerst de omstandigheden op orde gebracht moeten worden, zodat het een aantrekkelijk gebied is voor weidevogels, en dat pas in latere instantie de jacht als instrument ingezet moet worden?

De heer Van den Anker (CDA):

Ik bepleit dat je het instrument inzet wanneer er sprake is van een onbalans. Uiteraard dienen alle randvoorwaarden goed ingevuld te zijn en moet daar aandacht aan besteed worden. Maar wij willen het alleen inzetten als er sprake is van een onbalans. Dat is mijn pleidooi.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van den Anker (CDA):

Op welke manier ziet de initiatiefnemer de start van het Aanvalsplan Grutto in de praktijk voor zich? Is het denkbaar dat er enkele pilots worden gedraaid om ervaring op te doen, mede om erachter te komen of de maatregelen effectief zijn?

Tot slot het verzoek aan de initiatiefnemer, maar ook aan de Minister, om het verdienmodel van de boer in de aanpak niet te vergeten. Ik ben benieuwd hoe zij dit zien.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Futselaar van de fractie van de SP.

De heer Futselaar (SP):

Dank u wel, voorzitter. Sommige leden kiezen ervoor om te verdwijnen uit deze Kamer in betrekkelijke stilte. Anderen doen dat liever met een knal. De heer Von Martels behoort tot die laatste categorie, tenminste, de initiatiefnota is toch het parlementaire equivalent van een knal. Daarom is het mooi dat we deze vandaag nog, enkel uren voordat het verkiezingsreces begint, kunnen behandelen.

Voorzitter. Complimenten zijn op hun plaats, in de eerste plaats omdat ik weet dat het maken van een initiatiefnota gewoon erg veel werk is, maar ook vanwege de grote noodzaak en actualiteit van het onderwerp, namelijk onze afnemende weidevogelstand. Als de parlementaire erfenis van de heer Von Martels alleen al is dat daar meer aandacht voor komt, dan is dat in ieder geval al winst voor die totale vier jaar, nog los van alle andere dingen die hij heeft gedaan.

Voorzitter. De SP-fractie ziet in weidevogels een soort paradox, in dit dossier. De vogels kunnen immers bijna niet bestaan zonder landbouw. Ze hebben landbouwgrond in de praktijk nodig. De rijkdom aan weidevogels die Nederland traditioneel heeft, is ook een gevolg van de rijkdom aan landbouw die Nederland traditioneel heeft. Tegelijkertijd zijn het juist de veranderende landbouwpraktijken die een van de oorzaken zo niet de hoofdoorzaak zijn van de drastische afname van het aantal grutto's. Wat dus ooit de bron was, is geëvolueerd tot het probleem. Ik zou de heer Von Martels willen vragen of hij die paradox herkent. Mijn vraag is of hij daar misschien wat op wil reflecteren.

In de initiatiefnota worden verschillende financiële maatregelen voorgesteld om het boeren te vergemakkelijken om aan weidevogelbeheer te doen. Een aantal daarvan, zoals waterschapslasten, liggen niet direct bij ons als overheid en een aantal zelfs helemaal niet bij de overheid, zoals het verhogen van melkgeld. Maar andere zijn makkelijker. De SP-fractie ziet op korte termijn het meest in het voorstel om over te gaan op langjarige beheercontracten, omdat daar de snelste en de kortste klap te maken is. Ik zou de heer Von Martels willen vragen of hij dat ook zo ziet. Misschien wil de Minister daar ook wel iets over zeggen; ze begon in ieder geval met schrijven toen ik dat zei.

Voorzitter. We hebben ook een Aanvalsplan Grutto. Dat komt op best wel veel punten overeen met de initiatiefnota van de heer Von Martels, op andere punten niet. In beide plannen is sprake van een soort gebiedsgerichte aanpak; zo wordt die in ieder geval genoemd. Dat is logisch. Je hoort uit het agrarisch natuurbeheer vaak terug dat het zo versnipperd is. Mensen zeggen: ik doe wel mijn best, maar het resultaat is gewoon niet groot genoeg. Dus dan heb je massa nodig voor gerichte regelingen. Het Aanvalsplan Grutto gaat uit van grote gebieden van 1.000 hectare, terwijl de initiatiefnemer juist ook wel ruimte lijkt te scheppen voor allemaal initiatieven buiten die gebieden. Ik vroeg mij dus af hoe hij die tegenstelling ziet. Lopen we niet het risico op versnippering?

Voorzitter. Dan het waterpeil. Dat staat vrij centraal bij het Aanvalsplan Grutto. In de initiatiefnota wordt het wel genoemd, maar toch een beetje marginaal, als een van de dingen die ook zouden moeten kunnen gebeuren. Hoe ziet de heer Von Martels dus de mogelijkheden en onmogelijkheden van het verhogen van het waterpeil? Dan kom je ook weer een beetje bij die versnipperingskwestie. Je kunt in de praktijk vaak namelijk niet bij één boerderij het waterpeil verhogen, dus daar is massa voor nodig.

Voorzitter. Wat betreft predatie en jacht zal het de heer Von Martels niet verbazen dat wij een andere mening zijn toegedaan dan het CDA. Wij zien predatie niet als een hoofdoorzaak en wij zien ook geen reden of noodzaak tot nadere maatregelen.

Tot slot, voorzitter. De heer Von Martels stelt in zijn initiatiefnota terecht dat de natuurbescherming primair bij de provincies ligt en dat dit weleens de effectiviteit van de beleidsvoering in de weg zou kunnen zitten, omdat het beleid verschillend is. Ik zou de initiatiefnemer dan toch willen vragen of hij er in dat kader niet over zou willen filosoferen of het niet verstandig zou zijn om natuurbescherming weer veel meer te centraliseren in Nederland. En ach, we hebben een demissionaire Minister. Misschien wil die er ook nog wel wat over zeggen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zou bijna zeggen: het lijkt me zeker de moeite waard. Maar ik ben natuurlijk neutraal als voorzitter. Dank u wel, de heer Futselaar, voor uw uitstekende inbreng. De heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren heeft het woord.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank, voorzitter. Allereerst dank aan de heer Von Martels voor zijn initiatiefnota. Volgens de initiatiefnota kan de weidevogel onder meer gered worden door het waterpeil in de leefgebieden te verhogen, kruidenrijk grasland terug te brengen en later te maaien. Dat onderschrijf ik allemaal.

Ik heb een vraag over het voedsel van de weidevogelkuikens: insecten. Er zijn namelijk duidelijke aanwijzingen dat er gifresten zitten in koeienmest die over de weilanden wordt uitgereden. Hoe meer gif, hoe minder mestkevers er worden uitgereden. Dat betekent minder voedsel voor die weidevogelkuikens. De initiatiefnemer vindt dat er een weidevogelbestendig mestbeleid moet komen. Maar betekent dat volgens hem ook dat er een einde zou moeten komen aan bijvoorbeeld mestinjecties? Vindt hij dat mest gewoon vrij moet zijn van de residuen van landbouwgif?

Voorzitter. Na een paar goede voorstellen komt er opeens een pleidooi om de vos intensiever te bejagen en steenmarters af te schieten. Maar die predatiedruk is volstrekt natuurlijk en bracht weidevogels honderden jaren lang niet in gevaar. De weidevogel gaat niet achteruit door de vos, maar door de industriële landbouw en veeteelt. Daardoor is de biodiversiteit verschrompeld en de natuur verschraald: te veel stikstof, te veel groene woestijnen, te veel gif, maar ook te weinig schuilplaatsen en nestplaatsen, te weinig kruiden en bloemen, te weinig insecten en dus te weinig voedsel. Dan gaan we de vos toch niet bejagen?

Voorzitter. We moeten verder kijken dan de loop van het geweer. Kijk bijvoorbeeld naar de haas en het konijn. Dat zijn soorten die inmiddels zo bedreigd zijn dat ze op de rode lijst staan. Haas en konijn worden ook gegeten door de vos en de steenmarter. Maar dat bracht die soorten niet in gevaar. De jacht en de afnemende leefruimte wel.

Voorzitter. Ik wil ervoor pleiten om niet meer te schieten, maar minder. Dus geen afschot van de vos. Ook geen afschot van zijn prooien, zoals haas en konijn. Als haas en konijn weer vooruitgaan in aantallen, vermindert namelijk de predatiedruk op weidevogels. Ik zou dus zeggen: verstoor het evenwicht niet langer. Ik zal daar straks ook een motie over indienen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan is nu het woord aan mevrouw Bromet van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ja, voorzitter. Dank voor het initiatief van het CDA om deze nota te schrijven, want ik ben eigenlijk de politiek ingegaan om de weidevogels. Dat was ook door een CDA-actie, op lokaal niveau, namelijk om bedrijventerreinen aan te leggen in een weidevogelgebied. Dus op de een of andere manier is de cirkel rond. Overigens liep het met die lokale CDA'er ook heel goed af, want later heeft diegene zijn standpunt gewijzigd en hebben we heel fijn samengewerkt. Het was ook een weidevogelvrijwilliger.

Het gaat heel slecht met de weidevogels. Dat weten we allemaal. Daar is iedereen van overtuigd. Dat is in die zin positief dat er steeds meer initiatieven komen om de weidevogel te redden, hier in de Kamer, maar ook in de praktijk. We hebben nu de initiatiefnota van de heer Von Martels, maar we hebben ook het Aanvalsplan Grutto, dat we ook breed hebben ondersteund hier in de Kamer. Ik hoop dat het betekent dat er ook een omkeer zal plaatsvinden. De eerste vraag aan de initiatiefnemer is: waarin verschillen de voorstellen die hij doet van de voorstellen zoals die in het Aanvalsplan Grutto geformuleerd zijn?

Het beheer van het land waar de weidevogels graag vertoeven, wordt gedaan door de boeren. Dat gaat allemaal op basis van vrijwilligheid. Maar tegelijkertijd gaat het ook over kerngebieden. Ik weet uit eigen ervaring dat er bij mij in de buurt een grote boer is die niet meedoet aan weidevogelbeheer. Die heeft er gewoon geen zin in. Eerlijk gezegd is dat niet om aan te zien. Dat is jammer, want het is wel midden in een kerngebied. Kun je de weidevogel redden als het allemaal op basis van vrijwilligheid gaat?

De financiering van het beheer wordt op dit moment geregeld via het Europees landbouwbeleid. Dat heeft altijd maar een korte looptijd. Dat is voor boeren best ingewikkeld, want ze kunnen hun investeringen daar niet op afstemmen. Dus vindt de heer Van Martels dat er langjarige financiering buiten het gemeenschappelijk landbouwbeleid om moet komen, om het beheer van de grond voor de weidevogels door de boeren te financieren?

Het is nu eenmaal zo dat we heel goed weten wat er nodig is voor de weidevogels. Dat staat ook in de nota. We willen een hoger waterpeil. We willen een kruidenrijk grasland. We willen dat er later wordt gemaaid. Dat heeft gevolgen voor de bedrijfsvoering van de boeren. Het is ook juist daarom dat het zo slecht gaat met de weidevogels; dat zeiden de voorgaande sprekers ook al. De intensivering van de landbouw heeft ertoe geleid dat de omstandigheden voor de weidevogels niet meer optimaal zijn.

Dat brengt mij bij de jacht. Dat is namelijk een heel moeilijk punt voor GroenLinks. Wij houden van de weidevogel. Wij houden ook niet van jacht. Maar wij denken wel dat het inmiddels zo slecht gesteld is met de weidevogels dat je het ook niet meer zonder beheer af kunt, dus het doden van een vos die hele gruttonesten leeghaalt. Alleen, ik heb net ook in het interruptiedebatje met de heer Van den Anker gezegd dat je natuurlijk niet een jager een gebied in kunt sturen waar de omstandigheden niet optimaal zijn. Dat vind ik zo sterk aan het Aanvalsplan Grutto. Daarin wordt gezegd: je moet eerst het waterpeil verhogen, je moet later maaien en je moet zorgen voor kruidenrijk grasland; als het dan nog steeds niet lukt om die weidevogels een prettige plek te geven, kun je jacht inzetten. Dus ik hoor graag van de heer Von Martels van het CDA hoe hij daarover denkt, want ik zou het echt doodzonde vinden als we beginnen met jagen. Het is niet zo dat de jacht het weidevogelprobleem gaat oplossen.

Tot slot. Ik vind het heel jammer dat de heer Von Martels niet op de lijst van het CDA staat. We hebben hier heel veel debatten gevoerd over landbouwissues. We hebben zo veel uitdagingen voor ons liggen: de bodemdaling, het Klimaatakkoord, de Kaderrichtlijn Water en stikstof. Dat zijn allemaal onderwerpen die hun weerslag hebben op de weidevogels. De heer Von Martels houdt van de weidevogels. Het betekent dat ook bestaande belangen van boeren aangetast zullen worden. Ik vind het dus ook heel moedig dat de heer Von Martels dit onderwerp als CDA'er naar voren brengt. Jammer dat hij weggaat, maar hopelijk zijn zijn opvolgers net zo verlicht.

De voorzitter:

Met deze aardige woorden eindigt mevrouw Bromet haar inbreng. Dank daarvoor. Dan ga ik nu over naar de heer Moorlag van de fractie van de PvdA.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me graag aan bij de laatste woorden van mevrouw Bromet. Volgens mij is de grootste opgave voor ons in het landelijk gebied hoe wij natuur en agrarische bedrijvigheid met elkaar in verbinding weten te houden. Ik heb weleens eerder gezegd: het moet niet zo zijn dat als je voor de boer bent, je tegen de natuur bent, en dat als je voor de natuur bent, je tegen de boer bent. Die verbinding moet gezocht worden.

Er ligt hier een prachtige initiatiefnota. Ik wil de heer Von Martels daarmee complimenteren, omdat hij daarin die verbinding vindt. Ik kreeg een mail van Alex Datema van agrarisch natuurbeheer in Noord-Nederland. Die zegt dat het goed is. Dan zou ik kunnen zeggen: nou, het is een mooi en goed initiatief; daar houd ik het bij in mijn bijdrage. Dat doe ik niet, want ik heb nog wel een paar aanvullende punten. Wij moeten echt iets doen. Het is urgent.

Bij mijn geboorteplaats, Onderdendam, was in het voorjaar de herrie van de kieviten en grutto's niet van de lucht. Daar hoor je geen enkele grutto meer. Kieviten zijn daar ook redelijk schaars. Bij de Wetsingermeeden, iets verderop, zijn nog enkele grutto's en als je echt een gruttopopulatie wilt hebben, moet je bij Fransum en Beswerd zijn, in Groningen. Het is echt de moeite waard om daar eens naar toe te gaan, alleen al vanwege het kerkje van Fransum, op een verlaten wierde. Dat is van grote schoonheid. Als je dan grutto's in de lucht hebt, dan is het er gewoon goed.

Voorzitter. Maar hoe gaan we dit nu ten uitvoer brengen? Dat geldt voor de initiatiefnota van de heer Von Martels, maar ook het Aanvalsplan Grutto, dat ook voorziet in grotere, robuustere gebieden voor weidevogels. De heer Futselaar zei ook nog: we moeten af van de versnippering. Daar ben ik het mee eens. Een postzegel natuur is ongeschikt voor goed weidevogelbeheer. Is de Minister bereid om deze initiatieven uit te voeren? Ook het Aanvalsplan Grutto heeft in de Kamer brede steun gekregen. Wat kan er uit bestaande middelen gerealiseerd worden? Er komt extra geld voor natuur. Wat zou er eventueel aan extra middelen nodig zijn? Niet dat een demissionaire Minister dat nou zou moeten gaan oormerken en reserveren, maar ik vraag de Minister wel om dit in beeld te brengen voor de formerende partijen die na de verkiezingen aan de slag gaan. Dus de vraag is eigenlijk: wil de Minister alles gereedzetten voor een nieuw kabinet om in de Kamer breed gesteunde initiatieven oven-ready te maken, zoals ze in Engeland zeggen, zodat ze ten uitvoer gebracht kunnen worden?

Voorzitter. Als laatste punt predatoren. In mijn jeugd waren kinderen bijna de grootste predatoren. Die zochten eieren. Ik heb ook nog zo'n doos met watten gehad met allemaal van die uitgeblazen eieren erin. Tegenwoordig zou je de jeugdreclassering op je nek krijgen als je zo'n verzameling aanlegt. Maar wij moeten wel iets gaan doen aan die predatoren. Ik denk dat daar bij de zwerfkatten best wel mogelijkheden liggen. Er zijn goede initiatieven. We hebben daar ook eerder een debat over gehad. Ik wil aan de Minister vragen hoe het staat met de uitvoering van de moties op dat terrein die aangenomen zijn in de Kamer. In hoeverre worden de goede pilots die er zijn bij Utrecht, op Texel en in Zeeland tot uitvoering gebracht? Is de bereidheid er om die lokale initiatieven landelijk uit te gaan rollen?

Tot zover, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Moorlag van de PvdA. Dan geef ik nu het woord aan de heer Weverling van de fractie van de VVD.

De heer Weverling (VVD):

Dank u, voorzitter. Een zichzelf respecterend land heeft natuurlijk een nationale vogel. De Amerikanen hebben de zeearend en de Duitsers de steenarend. In Nederland hebben we voor een wat minder gevaarlijke vogel gekozen: de grutto. Niet zo gek, want Nederland is een echt weidevogelland. Weidevogels horen bij ons landschap. Dat is altijd zo geweest en dat moet ook zo blijven. Maar dan moet er wel iets veranderen, want het gaat niet goed met de weidevogels in Nederland. De heer Von Martels heeft dat terecht opgemerkt en een initiatiefnota geschreven met daarin een aantal heel goede punten.

Het beter beschermen van de Nederlandse weidevogels begint natuurlijk met een goed inzicht in waarom onze weidevogelpopulatie de laatste jaren afneemt. In verschillende delen van het land zullen verschillende factoren een nadelig effect hebben op de populatie. Het grondgebruik in Friesland is heel anders dan het grondgebruik in Utrecht. In Zeeland vormen andere predatoren een bedreiging voor de weidevogel dan in Drenthe. Kan de Minister toezeggen dat zij in kaart brengt welke omstandigheden in welke provincie een nadelig effect hebben op de weidevogelpopulatie, zodat we op die manier gebiedsgerichte maatregelen kunnen treffen?

Waar de weidevogel ook neerstrijkt, goed beheer van de broedgebieden is essentieel. Bij dat goede beheer van broedgebieden is een goede samenwerking met boeren noodzakelijk, want maatregelen die een positief effect hebben op de weidevogelpopulatie, vragen ook om aanpassingen van boeren. In de initiatiefnota wordt terecht gesteld dat deze maatregelen in te passen moeten zijn in de bedrijfsvoering van boeren. Een manier om dat te kunnen bereiken, is het geven van passende vergoedingen aan boeren die hun steentje bijdragen om hun land tot een geschikt broedgebied te maken. Hoe beoordeelt de Minister de voorstellen in de nota ten aanzien van het geven van vergoedingen aan boeren?

Maar alleen goed beheer van broedgebieden is niet voldoende. De tweede oplossingsrichting voor het verbeteren van de weidevogelstand is een goed predatiebeheer. De toenemende predatiedruk is na het leefgebied de belangrijkste factor die bijdraagt aan vermindering van de weidevogelpopulatie. Experimenten met beter predatiebeheer in Drenthe hebben aangetoond welke positieve effecten predatiebeheer op de weidevogelstand kan hebben. Predatiebeheer betekent niet alleen verjagen, maar ook bejagen. Dat betekent dat de jagers een onmisbare schakel zijn in het versterken van onze weidevogelpopulatie. Hoe staat de Minister tegenover het versoepelen van de vrijstellingen van de bescherming van bepaalde predatorsoorten, zoals de vos, de kraai en de kauw, om de weidevogelstand vooruit te helpen?

Voorzitter. Ik kom tot een conclusie. De weidevogel hoort bij het Nederlandse landschap. Daarom moeten wij nu het tij keren, voordat de weidevogel helemaal van onze boerenvelden is verdwenen.

Dank u wel. Meneer Moorlag wil interrumperen. Ik wil meneer Von Martels nog danken voor de fijne samenwerking. Ik weet nog dat ik een keer – ik denk dat het 30 of 31 augustus 2017 of 2018 was – 's ochtends om half zeven, zeven uur in Dalfsen bij het erf van de heer Von Martels kwam. Wij hebben samen de fiets gepakt en hebben toch zeker een uurtje gefietst door het prachtige gebied rondom zijn woonplaats. Dat was zeer de moeite waard en ook leuk om op die manier een collega beter te leren kennen. Daarna hebben we lekker aan de ontbijttafel gezeten en heerlijk ontbeten met de honden en je vrouw. Ik weet niet hoe het komt dat ik die nu in één adem noem! Dat was zeer genoeglijk en heel waardevol.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dat zijn aardige woorden. Dank u wel, meneer Weverling. Er is een vraag van de heer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik durf bijna geen interruptie meer te plegen na zulke warme woorden. Maar laat ik de interruptie genuanceerd plaatsen. Predatie is natuurlijk een punt. We kunnen de vos niet naar de slager sturen voor een biefstukje, dus die blijft gewoon op de grutto's jagen. Maar je kunt wel aan andere knoppen draaien. Gezaghebbende personen uit VVD-kring, de heer Winsemius en ook de heer Remkes, hebben toch wel belangwekkende adviezen uitgebracht: de commissie-Remkes over het creëren van grootschalige bufferzones en de heer Winsemius over grotere aaneengesloten gebieden voor weidevogels. Hoe staat de VVD-fractie daarin?

De heer Weverling (VVD):

Laat ik zeggen dat ik dat in ieder geval een heel goed idee vind en dat ik ook blij ben met het plan dat de heer Winsemius heeft gepresenteerd. Dat lijkt me erg goed. Uiteindelijk gaat het om verjagen en bejagen. Er is vanmiddag ook al door anderen gezegd: het gaat ook om de balans. Het kan niet los worden gezien van andere initiatieven. Jagen is natuurlijk geen doel op zich. Laat dat duidelijk zijn.

De heer Moorlag (PvdA):

Naar de overtuiging van de PvdA-fractie is het zonder een andere ruimtelijke inrichting van Nederland niet goed mogelijk om natuurbelangen en agrarische belangen goed met elkaar te verenigen. Ik heb samen met de heer Harbers een motie ingediend om een werkgroep in te stellen voor dat type ruimtelijke vraagstukken. Voorzitter, ik zoek even de randjes op. Ik vraag via deze interruptie aan de heer Weverling eigenlijk aan de Minister hoe het staat met de voortgang van die werkgroep ruimtelijke inrichting van Nederland, op basis van die aangenomen motie.

De voorzitter:

Staat genoteerd. Ik geloof niet dat er een reactie nodig is van de heer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Nee, maar het is een terechte vraag, denk ik.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we nu over naar mevrouw Dik-Faber van de fractie van de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. De liefde voor de boerenlandvogels is bij mij ontstaan op het Friese platteland. Mijn grootouders hadden een boerderij en je kon mijlenver over de weilanden wegkijken. Mijn opa had een verrekijker en dan keken we urenlang naar de vele grutto's en kieviten; dat was prachtig. Dat was in de jaren tachtig van de vorige eeuw, moet ik erbij zeggen, want de gruttopopulatie staat nu zwaar onder druk. Dat geldt ook voor andere weidevogels. Dat doet mij verdriet. De grutto is de Koning van de boerenlandvogels en ik denk dat hij terecht is uitgeroepen tot ons nationale icoon.

Ik ben blij met de initiatiefnota van collega Von Martels. Goed dat hij het initiatief heeft genomen voor zijn nota Weidse blik op de weidevogels. Ik wil hem daar ook mee complimenteren. Onder zijn aanvoering heeft de Kamer ook een motie over het Aanvalsplan Grutto aangenomen. Daar wil ik nu dan ook mee beginnen, want ik heb daarover een paar vragen. Er is veel enthousiasme onder de boeren. De boeren willen graag meedoen, maar de financiering van het aanvalsplan is de achilleshiel. Er is een bedrag van 9 miljoen toegezegd. Dit is genoeg om in ieder geval de aanloop- en herinrichtingskosten te dekken, maar biedt onvoldoende langjarige zekerheid om weer contracten te kunnen afsluiten. Ik heb het gevoel dat nu het momentum is en dat we moeten voorkomen dat boeren afhaken. Welke mogelijkheden ziet de Minister nog in het GLB, bijvoorbeeld door een verschuiving van de eerste naar de tweede pijler? Ik weet niet of dat nu zo kan, terwijl het GLB al loopt. Daarom leg ik de vraag bij haar neer. Zijn er afspraken te maken met ketenpartijen en banken? Welke verantwoordelijkheid ligt er dan bij de ketenpartijen zelf en welke rol ziet de Minister hierin voor de overheid?

In de brief heb ik gelezen dat de Minister de voorstellen uit het aanvalsplan gaat bespreken met alle betrokken partijen en ook gaat onderzoeken welke beleidsinstrumenten ingezet kunnen worden. Daar ben ik heel blij mee, maar kan zij daar ook een tijdpad aan hangen? Wanneer ontvangt de Kamer een terugkoppeling en wanneer zijn de eerste concrete stappen?

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Van den Anker.

De heer Van den Anker (CDA):

Ik hoor mevrouw Dik het GLB-beleid noemen, maar we zien dat het GLB enorm teruggaat. Er komt minder geld beschikbaar voor het GLB, terwijl daar wel meer ambities tegenover staan. Ik ben benieuwd wat zij ervan vindt dat de ambities van het GLB hoger zijn – hoe kunnen we die waarmaken en hoe kunnen we aan de ecoregelingen voldoen? – terwijl de bedragen juist lager worden en terwijl de initiatiefnota juist aangeeft dat er meer geld nodig is omdat er wachtlijsten zijn voor weidevogelbeheer. Ik ben benieuwd hoe zij de middelen denkt te vinden in het krimpende GLB-budget.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Volgens mij gaat Europa ons wel enorm helpen met de Van-Boer-Tot-Bordstrategie. Er is geld beschikbaar gesteld om met het nieuwe GLB de uitvoering daarvan te kunnen realiseren. Is het geld voldoende? Wellicht niet. Mijn ideaal zou zijn dat boeren de maatschappelijke inzet die zij plegen kunnen terugverdienen uit de markt. Als een pak melk in de supermarkt twee cent duurder wordt, dus als de consument twee cent meer betaalt, kan de boer zo veel meer doen aan dierenwelzijn en beheer van het landschap. Dan heb ik het over maar twee cent per liter. Dan denk ik: kom op! We kunnen naar Europa kijken, en natuurlijk gaan we dat geld ook gebruiken, maar iedereen zal mee moeten doen: ook de ketenpartijen, ook de FrieslandCampina's cum suis, ook de banken.

De heer Van den Anker (CDA):

U slaat wel de spijker op zijn kop, want dat is nu net de actualiteit: FrieslandCampina heeft gister naar buiten gebracht dat ze met minder PlanetProof-boeren verdergaan. Die twee cent gaan ze dus niet meer uitkeren; sterker nog, ze gaan verder met minder van die agrariërs. Een fors aantal agrariërs levert op dit moment volgens dat keurmerk en zou die twee cent extra krijgen, maar die twee cent gaat er nu af en FrieslandCampina gaat die melk niet meer onder dat label verkopen omdat blijkt dat de afzet niet gegarandeerd is omdat de consument het niet wenst te betalen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dan hoop ik dat wij de CDA-fractie aan onze zijde krijgen als het gaat om het wetsvoorstel voor duurzaamheidsinitiatieven, dat nu helaas controversieel is verklaard, en als het gaat om het aanspreken van de supermarkten. Want de boeren kunnen dit echt niet alleen. Hiervoor is ook FrieslandCampina nodig, en ook de hele keten, inclusief uiteindelijk de supermarkten als schakel naar de consument.

Ik ben blij te horen dat het CDA dit steunt; ik zie de heer Van den Anker knikken. Ik wil nog wel opmerken dat ik het CDA aan onze zijde hoop te vinden om echt in te zetten op deze nieuwe koers. Dat heb ik de afgelopen jaren wel gemist. De verduurzaming van de landbouw, natuurinclusieve landbouw, is echt iets wat we met elkaar op de agenda moeten zetten. Als het CDA dit zo zegt, hoop ik dat het de natuurinclusieve landbouw nu ook voluit gaat omarmen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ja, dank u wel, voorzitter. Ik kom op de initiatiefnota. Die bevat veel goede punten, bijvoorbeeld over de agrarische collectieven, langjarige beheercontracten en een hoger waterpeil. Boeren staan ook in de rij om mee te doen. Ook in deze nota lees ik over de noodzaak van meer geld en structurele financiering. Ik hoop dan ook dat dat de erfenis van de heer Von Martels is en dat het CDA, mocht het bij de formatie aan tafel zitten, dit ook zal bepleiten.

Mijn eerste vraag gaat over het vergroten van kennis onder boeren. Ligt hier niet ook een taak voor het agrarisch onderwijs? Rijk en provincies moeten natuurinclusieve landbouw bevorderen. Het is echt opvallend om dat ook bij het CDA te lezen; heel goed. Het gaat om kennis en daar moet het onderwijs een rol in spelen.

Mijn tweede vraag gaat over predatie. Ik kan me voorstellen dat het niet helemaal zonder kan, maar dan hooguit met gerichte afspraken en voor een bepaalde periode. Als de weidevogelpopulatie voldoende robuust is en er voldoende voedsel en beschermingsmogelijkheden zijn, heb je het niet meer nodig. Is de initiatiefnemer dat met mij eens?

Voorzitter. Ook ik wil de heer Von Martels uiteraard danken voor de samenwerking. Wij waren samen bij een boerderij in Renswoude in het kader van een werkbezoek over statiegeld op blik. Dat ging over scherp-in bij koeien. We hebben daar een dierenarts gesproken. Dankzij dit werkbezoek, dankzij de heer Von Martels heeft het CDA het standpunt ingenomen om statiegeld op blik in te voeren. Dat is een gamechanger geweest. Daar wil ik hem absoluut de credits voor geven. Veel dank.

De voorzitter:

Heel erg mooi. Mevrouw Dik-Faber, dank u voor uw inbreng. Zou u als oudste van dienst in dienstjaren in deze Kamer het voorzitterschap van mij willen overnemen? Dan zal ik mijn inbreng leveren.

Voorzitter: Dik-Faber

De voorzitter:

Dat wil ik. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Groot van de fractie van D66 voor zijn inbreng in eerste termijn.

De heer De Groot (D66):

Dank, voorzitter. Ook mijn dank aan de initiatiefnemer, die samen met zijn medewerkers een heel mooi stuk heeft geschreven over een onderwerp dat misschien heel klein lijkt, maar eigenlijk heel groot is, want het gaat over een hele belangrijke indicator, plat gezegd, voor de staat van onze natuur. Het gaat niet goed met de weidevogel, en dat terwijl Nederland wel een internationale verantwoordelijkheid heeft. Mijn roots liggen wat meer in Friesland. Ook mijn jeugd was begeleid door het geluid van de skries en de ljip, de grutto en de kievit, die daar toen een concert verzorgden. Het is nu in Friesland ook echt gewoon stil geworden.

2020 was een desastreus broedseizoen voor onze nationale vogel. Minder dan de helft van de dieren die nodig zijn voor een gezonde populatie is erbij gekomen. Van de patrijs zijn nog maar minder dan 5.000 paartjes over. In 1975 waren dit er nog 100.000. Het roer moet om. De initiatiefnemer heeft drie factoren van belang geïdentificeerd. D66 is het met die factoren eens, maar wel met kanttekeningen.

In de eerste plaats: weidevogelgebieden optimaliseren en uitbreiden. Kort gezegd: helemaal mee eens. De natuur verdient een boost, zodat het leefgebied verbetert en vogels beter beschermd zijn tegen predatie, in die volgorde. Hoe wordt het Aanvalsplan Grutto meegenomen in de realisatie van het NNN, zo vraag ik aan de Minister. Hoe worden deze gebieden verbonden met agrarisch natuurbeheer? Hoe gaat de Minister de collectieven die nu al bestaan ondersteunen en hoe gaat zij ervoor zorgen dat zij kunnen uitbreiden, zodat het gebied voor de weidevogel groter en robuuster wordt? Hoe staat het met de motie omtrent lichthinder van juni 2019? Op welke wijze gaat de Minister het Aanvalsplan Grutto inbouwen in de stikstofaanpak?

Voorzitter. Door de coronacrisis trekt Nederland massaal de natuur in, om te wandelen, om te recreëren. Dat is echt fantastisch. Die natuur hoeft niet per se onderdeel te zijn van een natuurgebied, maar kan een schakel zijn tussen stad, land en natuur. Hoe kijkt de initiatiefnemer naar een recreatieve hoofdstructuur, naast het NNN?

Dan een weidevogelvriendelijk boerenlandschap. D66 maakt zich zorgen over ons veranderende boerenlandschap. Meer dan ooit wordt Nederland bedekt door een strak biljartlaken van gras. Predatoren hebben vrij spel. Dit erkent de initiatiefnemer te weinig. Met alleen goed maaibeheer komen we er niet. Uit onderzoek blijkt dat vermindering van kunst- en drijfmest een van de beste maatregelen voor weidevogels is. D66 heeft al eens een motie ingediend – die is ook door de Kamer aangenomen – om het mestbeleid weidevogelbestendig te maken. De initiatiefnemer stelt zelf dat het bemesten van de zoden slecht is voor de weidevogel, dus ik vraag hem: wordt het geen tijd voor een drijfmestverbod? Kan de initiatiefnemer ook reflecteren op het advies van Remkes Niet alles kan overal en op zijn ideeën over de agrarische kaart van Nederland? Kan de Minister toelichten hoe de 43 landgoederen in Nederland, goed voor 20.000 hectare land, meegenomen worden in het weidevogelbeheer?

Predatoren. De initiatiefnemer legt de nadruk op het bejagen van predatoren en wil de jachtlijst uitbreiden. De predator is een groot probleem voor de weidevogels. D66 zal dat niet ontkennen. Maar de initiatiefnemer maakt zich er zo wel heel makkelijk van af. Want waarom zijn ze zo succesvol? Omdat weidevogels zich gewoon niet kunnen verschuilen. De patrijs heeft bosjes nodig voor zijn nest. Juist die bosjes en landschapselementen ontbreken. De initiatiefnemer wil letterlijk met hagel schieten en hoopt dan het probleem op te lossen. Laten we niet de blinde zijn die soms wel eens een kraai schiet, maar het probleem bij de wortel aanpakken. Laten we ons richten op herstel van het leefgebied, volgens de Sovon-richtlijnen, dat kuikens worden gepakt door de vos of de steenmarter, in plaats van. Dus: waterpeil omhoog, andere bemesting en kruidenrijk grasland. Kan de initiatiefnemer beloven zich in te zullen zetten voor het principe functie volgt peil?

Tot slot een vraag over de vogelgriep. In de beantwoording werd gezegd dat dit geen actueel gevaar vormt voor weidevogels, ondanks dat wetenschappelijke bronnen het tegenovergestelde laten zien. Waar baseert de initiatiefnemer dit op? Welke stappen moeten volgens hem worden gezet om de gevaren van vogelgriep te beperken? Ik vraag dit ook aan de Minister.

Voorzitter, ik rond af. Ik dank de initiatiefnemer voor de goede nota en de zeer prettige samenwerking in de laatste vier jaar. Ik hoop dat we er nog eens met de commissie op terug kunnen komen, met een borrel.

De voorzitter:

Dank aan de heer De Groot van D66 voor zijn inbreng in eerste termijn. Ik geef het voorzitterschap weer aan hem terug.

Voorzitter: De Groot

De voorzitter:

Ik kan me voorstellen – er zijn veel vragen gesteld – dat de initiatiefnemer en de Minister even willen nadenken.

De heer Von Martels (CDA):

Als het kan vijf minuten om even de boel te ordenen. Wat mij betreft kan ik dan een antwoord geven op de meeste vragen.

De voorzitter:

Dat is sneller dan menig Minister, dus complimenten daarvoor. We gaan door om 14.55 uur. Ik schors de vergadering.

De vergadering wordt van 14.48 uur tot 14.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Von Martels, de indiener van de nota.

De heer Von Martels (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Mooi dat we hier vandaag toch nog met z'n allen bij elkaar kunnen komen om over dit belangwekkende onderwerp te kunnen spreken. Ik heb van meerdere kanten gehoord dat men het een belangwekkend onderwerp vindt. Dat woordvoerders van acht partijen hier van de partij zijn, geeft ook wel aan dat iedereen interesse toont in dit onderwerp. En terwijl er bij heel veel onderwerpen sprake is van polarisatie, zijn we het vandaag over dit onderwerp heel snel met elkaar eens; we willen allemaal aandacht voor die weidevogels en we willen allemaal dat er een trendbreuk ontstaat en dat de populatie weer gaat groeien. In die zin zou je zeggen: niks aan de hand. Maar zijn er dan toch nog verschillen? Ja, die zijn er ook nog, en die komen ook aan bod.

Als ik hier als Minister zou zitten, zou ik zeggen: ik ga de beantwoording doen in blokjes. Dat ga ik dan ook doen, want het gaat zeker niet lukken om alle vragen een voor een langs te gaan. Het gaat natuurlijk om succes in de kansgebieden. Daarvoor is een aantal factoren van belang. Die hebben te maken met de omvang, de openheid, het waterpeil, het agrarisch beheer, het predatorenbeleid, de financiering. Dat zijn allemaal onderwerpen die even aan bod moeten komen, en die ik respectievelijk langs zou willen lopen, voorzitter.

Mijn nota heet Weidse blik op de weidevogels. Maar ik heb in ieder geval ook een heel wijze blik op weidevogels van al mijn collega's mogen horen. Dat kwam ook naar voren. Dank ook voor de complimenten en de prettige samenwerking in de afgelopen vier jaar. In die zin is het natuurlijk jammer dat we elkaar in een volgende periode niet zullen ontmoeten in deze hoedanigheid. Maar voor mezelf zeg ik maar: ik ga gewoon vier jaar op sabbatical, en dan kom ik misschien op termijn weer terug. Het kan allemaal, hè. En misschien komen er nog wel meer van de huidige collega's terug, maar dat doet er op dit moment niet toe als het gaat over dit onderwerp.

In de eerste plaats wil ik even duidelijk maken dat er een verschil is tussen mijn initiatiefnota en het Aanvalsplan Grutto. Want terwijl mijn initiatiefnota zich richt op eigenlijk heel Nederland, is het Aanvalsplan Grutto alleen gericht op de zes weidevogelprovincies. Dat zijn de laaggelegen provincies, Friesland, Groningen, De Kop van Overijssel, Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland. Op die provincies richt het Aanvalsplan Grutto zich met name. In dat plan is men ook veel meer op zoek naar grote kansgebieden, kerngebieden van 200 hectare en kansgebieden van 1.000 hectare. Het agrarisch natuur- en landschapsbeheer, dat al bestaat, kan daarentegen op allerlei plekken in Nederland plaatsvinden. En het agrarisch natuur- en landschapsbeheer heeft zich al bewezen. Dat hebben we door de jaren heen gemerkt. 78.000 hectare wordt al op die manier benut. En we merken gewoon dat het leeft. Het leeft bij de boeren. Boeren willen veel meer doen dan wat er mogelijk is. Daardoor lopen al die agrarische collectieven die succesvol zijn, aan tegen het feit dat er niet voldoende budget is om alle boeren die willen bijdragen, te belonen, te honoreren. Zij willen duidelijk maken dat er meer mogelijk is dan er nu al gaande is. Daarom is die 30 miljoen euro die helemaal ten goede komt aan het weidevogelbeheer, eigenlijk ontoereikend. Er is ook al een doorrekening gemaakt, ook door al die collectieven. Zij pleiten er eigenlijk voor om dat budget te verhogen naar zo'n 43 miljoen euro. En in het Aanvalsplan Grutto wordt over nóg hogere bedragen gesproken, zeker in eerste instantie, en vervolgens ook voor het beheer. Daarin worden we wel met enorme bedragen geconfronteerd.

En waar moet dat geld dan vandaan komen? Dat is een vraag die ik vandaag al meerdere keren van partijen heb gehoord. Nou ja, het moet uit allerlei potjes komen. Het maakt daarbij ook niet zo veel uit of dat nou linksom of rechtsom gebeurt, want uiteindelijk willen we iets bereiken, willen we ervoor zorgen dat die weidevogels weer kans van slagen maken en weer terugkomen in ons Nederlandse landschap. Als we dat willen, zullen we daar ook iets voor over moeten hebben, en dat heeft ook met geld te maken. We hebben allerlei bestaande regelingen. De Minister heeft in haar brief ook al geschreven dat er misschien mogelijkheden zijn als het gaat over klimaatbeleid, om beleid ten aanzien van biodiversiteit, maar ook om beleid ten aanzien van de veenweidegebieden. En misschien komen ook de ecoregelingen nog in aanmerkingen en kunnen we daar ook nog uit putten. Dus er zijn wel mogelijkheden, maar door een volgend kabinet zal duidelijk gemaakt moeten worden waar het geld vandaan moet komen en hoe we het dan gaan doen. En dan hoop je dat die middelen met enige creativiteit gevonden gaan worden. Want we kunnen bij voorbaat al zeggen dat het Aanvalsplan Grutto, maar ook het weidevogelbeleid dat ik dan voorsta, zijn gedoemd te mislukken als de financiële middelen ontoereikend zullen zijn.

Voorzitter, volgens mij is er een interruptie.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik was in mijn inbreng eigenlijk iets vergeten dat ik wel heel interessant vond in de initiatiefnota van de heer Von Martels. Hij schrijft daarin namelijk dat boeren en terreinbeheerders samen plannen moeten maken om vogels te beschermen. Ik heb dat vroeger ook weleens bepleit toen ik medewerker van Natuurmonumenten was. Toen ging ik praten met boeren. Die zeiden: ja, maar boerengeld is een andere geldstroom dan geld voor natuur. En dat is natuurlijk ook zo, want terreinbeheerders halen hun geld voor weidevogelbeheer uit een ander potje dan boeren. Is de heer Von Martels het met GroenLinks eens dat je moet gaan kijken hoe je die budgetten samen kunt voegen om de doelen in een gebied te bereiken? Want het maakt een weidevolgel niet uit of hij op een stuk grond van Staatsbosbeheer zit, of op een stuk grond van een aanpalende boer.

De heer Von Martels (CDA):

Daar ben ik het inderdaad mee eens, want het succes van weidevogelbeleid heeft ook te maken met de samenwerking tussen boeren, jagers, vrijwilligersorganisaties en terreinbeherende organisaties. Als zij niet goed samenwerken, komt het niet van de grond en zal succes achterwege blijven. En ook over de middelen die ingezet zullen moeten worden, zullen de partijen het samen eens moeten zijn. Men moet het erover eens zijn hoe men dat uiteindelijk gaat invullen en ten goede wil laten komen aan wat hen voorstaat. Zeker.

Al met al kan dus geconcludeerd worden dat er dus financiële middelen nodig zijn die ergens vandaan moeten komen. Maar die middelen zijn wel een voorwaarde. Ik probeer in de initiatiefnota ook iedere keer duidelijk te maken dat uiteindelijk een aantal factoren samen het resultaat bepalen. De som van al die maatregelen moet leiden tot succes. En als we ook maar één schakel weghalen, betekent dat ook meteen dat het niet lukt.

In 2005 is er hier in de Kamer al over de weidevogels gesproken. Ik was daar toen niet bij. Minister Veerman heeft toen al een plan gelanceerd. En er lag ook een heel mooie initiatiefnota, van collega-Kamerlid Rik Grashoff van GroenLinks. Ik heb die nog eens even teruggekeken, en ik was het eigenlijk van harte eens met de punten die hij naar voren bracht. Alleen, één onderdeel kwam niet ter sprake, namelijk predatiebeheer. Daar was blijkbaar nog onvoldoende motivatie voor. Of in ieder geval kwam het feit dat het van groot belang is om predatiebeheer ook mee te nemen, in die notitie van hem niet aan de orde en niet naar voren. We kunnen ook wel concluderen dat, als je dat aspect vergeet, je dan inderdaad niet gaat bereiken wat noodzakelijk is. En dat zou toch jammer zijn, want we willen met z'n allen toch dat die populatie weer toeneemt. Daardoor hoort dat onderdeel predatiebeheer er wel bij. Daar wil ik straks nog wel wat over zeggen, maar volgens mij wil de heer Wassenberg mij storen in mijn verhaal.

De voorzitter:

Ja. Meneer Wassenberg van de Partij voor de Dieren heeft een vraag.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank, voorzitter. U had gezegd: alle sprekers hebben anderhalve interruptie in deze termijn, dus ik knip mijn interrupties even in onderdelen, als u dat goed vindt.

De heer Von Martels zegt: er moet geld tegenaan. Hij heeft het over 30 miljoen, 43 miljoen en misschien nog meer. Maar zijn we dan niet alleen maar bezig met symptoombestrijding? Want er moet inderdaad iets gebeuren, maar met alleen een aantal miljoenen ertegenaan gooien, kom je er niet, als je niet ook vooral stopt met het kunstmatig verlagen van het grondwaterpeil, als je er niet ook voor zorgt dat er echt fundamenteel andere landbouw wordt bedreven. In het Aanvalsplan Grutto staat ook dat je minder koeien per hectare moet houden. Je moet toch de onderliggende factoren aanpakken? Je moet er toch voor zorgen dat het landbouwsysteem minder schadelijk wordt voor die grutto? Je komt er toch niet met enkele tientallen miljoenen euro's? Je moet toch echt het onderliggende systeem aanpakken?

De heer Von Martels (CDA):

Ja, ook de habitat is natuurlijk van groot belang. Daarmee moet rekening gehouden worden. Ik wil voorkomen dat ik van de hak op de tak spring, maar de heer De Groot heeft ook aandacht gevraagd voor een weidevogelbestendig mestbeleid. De motie daarover is aangenomen en heeft het CDA ook ondersteund. Daar moet naar worden gekeken. Kunnen we die zodenbemester in de toekomst nog wel gebruiken? Als we in die weidevogelgebieden inderdaad succes willen boeken, kun je je dat wel afvragen. Eigenlijk moet de zodenbemester verboden worden, want die vernielt de bodem en is niet geschikt voor weidevogelgebieden. Dus ik ben het er helemaal mee eens dat we de onderliggende factoren moeten aanpakken. Dat staat ook in mijn initiatiefnota. De leefomgeving moet worden aangepakt. Bij agrarisch natuur- en landschapsbeheer gaat het er ook om dat je plasdras aanlegt. Je moet zorgen voor open gebieden, waarin die weidevogels gedijen. Er zijn allerlei voorwaarden waar aan moet worden voldaan als je gebruik wilt maken van de zwaarste pakketten van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Dus die onderliggende factoren moeten zeker worden aangepakt. En dat gebeurt nu dus ook al wel, als je gebruikmaakt van die zwaarste pakketten. Ik pleit ook niet zozeer voor een verhoging van de vergoeding per hectare bij het agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Dat is verder prima geregeld. Ik pleit er met name voor dat meer boeren mee kunnen doen. Veel meer boeren zouden mee willen doen. Zij moeten dan voldoen aan de randvoorwaarden die worden gesteld binnen dat agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Dan zul je ook zien dat er van een kentering sprake zal zijn. Maar dan zal toch ook dat predatiebeheer om de hoek komen kijken.

De voorzitter:

De heer Wassenberg is tevreden, dus u vervolgt uw betoog.

De heer Von Martels (CDA):

Succes en kansen bieden. Er wordt gepleit voor omvang en openheid. Ik heb gesproken over het aantal hectares dat je daarvoor nodig hebt. Het waterpeil zal zeker verhoogd moeten worden. De weidevogels geven zelf aan waar ze willen zijn. Ze geven duidelijke signalen af. Er is nu dikwijls sprake van een peilbeheer van 80 cm onder het maaiveld, maar daar heeft de weidevogel niks te zoeken. Ze willen toch meer 20 tot 40 cm onder het maaiveld. Het waterpeil is dus heel belangrijk om succes te boeken. Het is een van dé factoren.

We hebben het gehad over agrarisch beheer. Er moet een weidevogelbestendig mestbeleid komen. Dat is van essentieel belang om succes mee te kunnen boeken. Ik ben echt benieuwd hoe dat in de toekomst uitvoering zal krijgen. Misschien kan de Minister daar straks nog iets over zeggen. Er is een motie over ingediend. Ik heb geen idee wanneer het ter sprake zal komen. Waarschijnlijk – dat is eigenlijk wel zeker – gebeurt dat in een volgend kabinet. Er zal echt aan gewerkt moeten worden. Er zullen zonder meer heilige huisjes omvergeworpen moeten worden om toch de goede weg in te slaan.

Predatiebeheer. Wat zal ik er nog meer over zeggen? Ik heb zelf gepleit voor het aanpakken van de steenmarter. Er mag overdag gejaagd worden op de vos. Voor 's nachts kunnen provincies ontheffing aanvragen. We kregen toevallig vandaag nog een brief uit Friesland. Boerenlandvogelorganisaties en boerenlandvogelcoördinatoren pleiten voor een ontheffing van de nachtklok als het gaat om het bestrijden van de vos. Dat zijn mensen uit het veld. Zij zien dat ze de vos niet kunnen bestrijden, terwijl ze bij wijze van spreken dag en nacht in de weer zijn om succesvol te zijn in het vergroten van de populatie in hun weidevogelgebied. Dan lopen ze tegen een schakel aan waar ze momenteel dankzij overheidsbeleid niks mee kunnen. Vandaar het pleidooi – volgens mij is die mail vanmiddag binnengekomen omstreeks 12.00 uur; iedereen heeft die in de mailbox gekregen – voor een ontheffing van de avondklok, om het zo maar te zeggen. Wat betreft de zwerfkatten zullen we die avondklok juist moeten invoeren, want die horen absoluut niet in het veld, zowel overdag niet als 's avonds niet. Die zwerfkatten zorgen voor de nodige problemen. Dat naast de vos en de steenmarter.

Ik ben het er niet helemaal mee eens om actie te ondernemen op de roofvogels. Uiteindelijk moeten we ervoor zorgen dat we een open gebied hebben. Roofvogels hebben sowieso minder kans in open gebieden. Een succesvol weidegebied is open en omvangrijk. Waterpeil, agrarisch beheer, predatorenbeleid, financiering: dat zijn allemaal zaken die aan bod moeten komen.

Links en rechts kwamen er vragen voorbij over recreatieve hoofdstructuur. De heer De Groot vroeg of dat wenselijk zou zijn. Ik zal met name willen bepleiten dat we de goede dingen die we nu hebben in ons land met rust laten en dat we moeten voortborduren op de successen die we al hebben met agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Dat moeten we alleen maar uitbouwen. We moeten niet te veel nieuwe dingen gaan verzinnen. Laten we de successen uitbouwen en de knelpunten wegnemen. Dat is met alles zo in het leven. Laten we leren van de goede ervaringen. We moeten kritisch zijn op de zaken die minder goed gaan. We moeten proberen om die te verhelpen en ervoor te zorgen dat het zich in de goede richting gaat bewegen.

De vogelgriep werd ook nog even genoemd.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik kom toch nog even terug op het predatorenbeheer, zoals de heer Von Martels dat noemt. Ik begrijp dat roofvogels moeten worden aangepakt en dat we vossen, katten en steenmarters moeten schieten; ergens anders las ik iets over kraaien. Maar we kunnen toch niet al dit soort dieren gaan schieten omdat de weidevogels slachtoffer zijn van ons landbouwsysteem? Dat kan toch niet? Het is toch vrij absurd om alles verder te ontwrichten en te gaan schieten?

De heer Von Martels (CDA):

Ik ben blij dat u het punt nog even naar voren brengt. Ik heb zeker geen pleidooi gehouden voor het schieten van roofvogels. Het is jammer als dat zo over is gekomen, want dat is zeker niet het geval. Alleen, in de gebieden waarin men heel actief is met weidevogelbeheer loopt men aan tegen een aantal zaken, namelijk dat de vos of de steenmarter huishoudt. Men zou dolgraag willen ingrijpen, want het is toch jammer dat, als je zo veel initiatief ontplooit om de weidevogelstand in redelijke toestand te krijgen, het verstoord wordt door de vos of de steenmarter. Dan moet je dus echt ingrijpen. Volgens mij zou dat ook niet bezwaarlijk moeten zijn. Je kunt wel iedere provincie, die natuurlijk zelf autonoom zijn, om een ontheffing vragen, maar het is veel makkelijker als we er met rijksbeleid al direct voor zorgen dat het allemaal wat gemakkelijker wordt gemaakt. We moeten wat meer vertrouwen hebben in de mensen die in hun gebied werkzaam en actief zijn. Het getuigt te veel van wantrouwen als we alleen maar dingen verbieden. Wij moeten in ieder geval de mogelijkheden bieden, zodat de mensen in het veld de instrumenten hebben om succesvol te kunnen zijn.

De voorzitter:

De heer Wassenberg.

De heer Von Martels (CDA):

Nog even ter aanvulling, voorzitter. Er werd gesteld – de heer Wassenberg stelt dat ook – dat we het allemaal niet nodig hebben: vroeger was de habitat toch ook in orde en toen hadden we het toch ook niet nodig? Toen hadden we het wel nodig. Toen had de jacht veel meer mogelijkheden om in te grijpen. We zijn dat met z'n allen gaan verbieden. We hebben ervoor gezorgd dat overal regels voor zijn opgesteld en dat er verboden hebben plaatsgevonden. Uiteindelijk heeft dat ertoe geleid dat we nu in een situatie zitten waarin de noodroep klinkt.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dit is mijn laatste interruptie, voorzitter; dat realiseer ik me. Ik hoor een herhaling van zetten van toen we het Aanvalsplan Grutto bespraken. Bij de begroting van Landbouw hebben we er ook een interruptiedebatje over gehad. Het aanvalsplan zegt bijvoorbeeld: er moeten heel veel maatregelen genomen worden om de landbouw systematisch en substantieel aan te pakken en te veranderen. Dat zal heel duur zijn. Daarin werd als allerlaatste mogelijkheid predatiebeheer genoemd, ofwel: de jacht. Dat is overigens de reden waarom de Partij voor de Dieren daar tegengestemd heeft. Maar toen heb ik al gezegd dat ik dadelijk zie gebeuren dat er naar dat middel gegrepen wordt omdat de rest allemaal veel te duur en te kostbaar is en veel te lang duurt. Dat is wat ik nu zie. Het is te duur en te kostbaar om het waterpeil te verhogen. Het is te duur om voor graslanden te zorgen. Het maaibeleid moet anders. Denk ook aan minder koeien. Dus pak je dan maar het geweer. Dat kan toch niet? Dat is toch wat de heer Von Martels nu doet? Hij weigert om het systeem aan te pakken en grijpt in plaats daarvan naar het geweer.

De voorzitter:

Uw vraag is helder. De heer Von Martels.

De heer Von Martels (CDA):

Er is bij mij geen volgorde in prioriteit, want alles moet worden aangepakt. Alle onderdelen die al genoemd zijn, zullen onderdeel van het hele pakket moeten zijn. Daar hoort predatiebeheer gewoon bij. Dat kan de Partij voor de Dieren ontkennen, maar dan zou ik toch een keer spreken met de mensen uit het veld, want zij lopen daar gewoon tegenaan. Je hoort nooit geluiden over het aantal stuks vee. Graasbeheer is prima mogelijk – denk aan voorweiden – zonder dat het tot problemen zal leiden. Maar de onderliggende factoren waar we het net over hadden, moeten allemaal aangepakt worden. We zijn het dus eens, maar in dat ene punt, predatiebeheer, heeft de Partij voor de Dieren een ander inzicht dan onze partij. Het zal er wel toe leiden dat het niet gaat lukken. Zoals ik al zei over de initiatiefnota van de heer Grashoff werden alle aspecten daarin genoemd, maar ook dit onderdeel werd vergeten. We zijn nu vier à vijf jaar verder. Het zou toch jammer zijn als we daar niet van geleerd hebben.

De voorzitter:

Dit is een belangrijke discussie. Volgens mij is het duidelijk waar iedereen staat.

De heer Wassenberg (PvdD):

Is het goed als ik in één zin iets rechtzet? De heer Von Martels zegt: er zijn geen prioriteiten. Maar in het Aanvalsplan Grutto is echt expliciet gezegd: die prioriteiten zijn er wel; predatie aanpakken kan alleen als alle andere maatregelen gefaald hebben. De prioriteiten zijn daar in ieder geval wel.

De heer Von Martels (CDA):

Ik heb vanmorgen nog even de samenvatting van het Aanvalsplan Grutto gelezen. Ik heb de punten opgenoemd. Daarin staat heel duidelijk, zonder een volgorde van prioriteit: predatorenbeheer. Het staat er gewoon bij als een van de vijf onderdelen, naast omvang en openheid, waterpeil, agrarisch beheer en financiering. Het hoort er allemaal bij.

De voorzitter:

Mevrouw Bromet heeft hierover ook een vraag, denk ik.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ja. Ik vind het te makkelijk om te zeggen dat het er allemaal bij staat, dat het in een lijstje staat. Het Aanvalsplan Grutto heeft echt een prioritering opgenomen. Ik zou het echt doodzonde vinden als we nu beginnen met het afschieten van dieren, terwijl de omstandigheden in de weilanden nog niet zijn veranderd. De heer Von Martels zegt: de afgelopen vijf jaar is er niks gebeurd met de predatiedruk. Maar er is ook op de andere vijf terreinen de afgelopen vijf jaar niks gebeurd. Ik hoop op een omslag. Ik hoop dat de heer Von Martels dat ook vindt. Ik wil aan hem vragen of hij het niet ook belangrijk vindt dat we eerst de omstandigheden op peil brengen en dan pas gaan jagen.

De heer Von Martels (CDA):

Ja, maar wat betreft het agrarisch natuur- en landschapsbeheer zijn de omstandigheden in orde. Er worden namelijk voorwaarden gesteld aan de pakketten waaraan je deel wilt nemen. Anders kom je ook niet in aanmerking voor een vergoeding. Dat staat buiten kijf. Dan moet je in actie komen. Dan moet je er ook zorgen voor uitgesteld maaibeheer. Dan moet je zorgen voor plasdrassen. Dan moet je ervoor zorgen dat het landschap open blijft. Aan al die voorwaarden is voldaan, want anders kom je er niet voor in aanmerking. Vervolgens ga je aan de slag en dan zie je dat het uiteindelijk tot mislukken gedoemd is omdat aan predatie niets gedaan wordt. Niets is frustrerender dan dat. Dan kun je misschien wel de financiële vergoeding opstrijken, maar het doel dat je zelf gesteld hebt, is een kansloze missie geworden. De kern van de boodschap in mijn initiatiefnota is: zorg ervoor dat alle aspecten aandacht krijgen. Als je dat niet doet, zitten we hier over een aantal jaren weer. Dan zeggen we: we hebben geen weidevogel meer over in Nederland, want we hebben het er gewoon bij laten zitten. Dat zou jammer zijn.

De voorzitter:

Dat lijkt me een goed bruggetje naar het vervolg van uw betoog. Hoeveel tijd heeft u nog nodig?

De heer Von Martels (CDA):

Ik kan heel kort zijn, voorzitter, want het meeste heb ik benoemd. Misschien dat ik nog wel één ding naar voren wil brengen: de duur van de contracten. Bij het agrarisch natuur- en landschapsbeheer gaat het om zes jaar. In feite is dat geen echte uitnodiging om een verdere stimulans van het weidevogelbeheer mogelijk te maken. Ook in het Aanvalsplan Grutto is het echt een voorwaarde om contracten van twintig jaar of meer af te sluiten. Het Aanvalsplan Grutto is zo groot. Het kan alleen maar als je zekerheid verkrijgt over alle voorwaarden die gesteld worden en over de vergoeding die gesteld wordt. Dan moet je echt praten over twintig jaar of meer. Dat zal nog een hele toer worden. In Friesland heeft men al de eerste poging ondernomen om van start te gaan, maar bij de aanvang zag je al direct dat men zekerheid wil. Dat is logisch, want iedereen wil weten waar hij aan toe is. Het zou mooi zijn als daarmee een aanvang genomen zou kunnen worden, bijvoorbeeld door middel van een pilot.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik zat te wachten op die laatste zin. Is het CDA bereid om dit geld te besteden aan dit plan?

De heer Von Martels (CDA):

Wij hebben inderdaad nadrukkelijk gesteld dat we heel veel kansen zien voor het Aanvalsplan Grutto. Maar we hebben ook gesteld dat aan alle voorwaarden aan de voorkant voldaan moet worden voordat we uiteindelijk kunnen zeggen: daar willen we ons voor de volle honderd procent achter scharen; we willen dat dat plan slaagt. Maar dan hoort daar inderdaad bij dat je zekerheid hebt over de vergoeding. Daar hoort ook bij dat er afspraken zijn gemaakt met de waterschappen. En daar hoort ook bij dat er qua melkgeld een extra plus in zit. Al die aspecten – het zijn er nogal wat – horen daarbij. Dat maakt het Aanvalsplan Grutto zo uitdagend en ambitieus maar ook de moeite waard om een kans te geven.

Voorzitter, ik kan best afronden, gezien het feit dat we vandaag maar twee uur ter beschikking hebben. We kunnen over dit onderwerp uren of dagen praten, want het raakt ons allemaal. De weidevogels hebben een duidelijk signaal afgegeven. Laten we zorgen dat we daarnaar luisteren.

De voorzitter:

U heeft uw nota uitstekend verdedigd en er zijn een paar hele zinnige discussies gevoerd. Dan geef ik nu het woord aan de Minister, voor de beantwoording van de aan haar gestelde vragen.

Minister Schouten:

Dank u wel. Allereerst natuurlijk ook van mijn zijde complimenten aan de heer Von Martels. Ook mijn complimenten aan de medewerkers. Ik weet dat de medewerkers hier ook heel veel werk in steken.

De heer Von Martels (CDA):

Sorry. Voorzitter, aan het einde wil ik nog even de mensen noemen die hieraan hebben meegewerkt. Ik ben hun zeer veel dank verschuldigd. Ik kan het ook nu doen. Loretta Schoone heeft het meeste werk verzet. Ik heb ook heel veel steun ondervonden van Sharona de Klerk, die achter mij zit. Ik ben hun zeer dankbaar. Zij kunnen dit voor een groot deel op hun conto schrijven.

De voorzitter:

Hun namen staan in de Handelingen.

Minister Schouten:

Zeker, het is vereeuwigd dat zij hieraan mee hebben gewerkt.

Ik vond de woorden van de heer Futselaar heel mooi: met een knal eruit. Daar kan ik mij wel bij aansluiten. Het is altijd een hoop werk, maar het is ook een mooie manier om je passie te laten zien. Ik denk dat de heer Von Martels hiermee duidelijk heeft laten zien hoe hij zijn passie heeft vormgegeven en hoe hij tegelijkertijd – dat spreekt mij enorm aan – de twee werelden waarvoor hij woordvoerder was, landbouw en natuur, samen heeft gebracht. Er zijn niet veel onderwerpen waarover wij vaak overeenstemming hebben, maar op dit punt lukt het wel. Dat geeft aan hoe we op die manier toch verder kunnen komen.

De heer Von Martels heeft al heel wat vragen beantwoord die aan hem zijn gesteld. Er zijn enkele vragen aan mij gesteld. Dat waren af en toe best politiek gemotiveerde vragen. Dat is altijd aardig. Daarvoor zitten we hier, dus dat is geen enkel probleem. De grote vraag gaat, als ik het wat breder pak, over het verdienvermogen van de boeren. Ik heb het over de langjarige financiering en de langere contracten die nodig zijn. Dat zit allemaal eigenlijk een beetje in dezelfde hoek. Laat ik vooropstellen dat het ook mogelijk is om langere contracten af te sluiten. Dat gebeurt nu ook al. De provincie Zuid-Holland heeft al contracten afgesloten voor langere tijd dan de GLB-periode. Dat is normaal zeven jaar, maar nu met de overgang natuurlijk zes jaar. Ook andere provincies kijken daar nu naar. Het is dus mogelijk om daaroverheen te gaan. Ik weet niet uit mijn hoofd hoe lang die periode exact is, als u mij dat nu vraagt, maar het is niet zo dat je alleen maar tot die zeven jaar kunt gaan die je normaal binnen een GLB-periode hebt. Het is natuurlijk wel zo dat je een langer contract wil omdat je zeker wil zijn van je financiering. Dat is de onderliggende factor. Daar hebben we nu wel de GLB-middelen voor. In 2019–2020 is daarin nog extra geld overgeheveld van de eerste naar de tweede pijler, ook voor de weidevogels en agrarisch natuur- en landschapsbeheer. We zijn voornemens om die bedragen in de komende periode door te zetten. Uiteindelijk is het straks ook aan uw Kamer om te beoordelen hoe we dat precies vormgeven. Dat kan in de tweede pijler, maar ook in de ecoregelingen. Die discussie moeten wij hier nog voeren. Voor zover ik er nog over ga, ben ik voornemens om dat door te zetten en te kijken hoe we daar echt langjarige zekerheid over kunnen geven. Maar nogmaals, ik zal t.z.t. met uw Kamer het debat gaan voeren over de vraag hoe we dat precies doen en uit welke middelen dat dan precies moet komen.

De heer Van den Anker gaf in zijn interruptie op mevrouw Dik-Faber aan: het is wel een krimpend budget; als we dat gaan overhevelen, wat betekent dat dan? Dat is wel een debat dat we hier moeten voeren, denk ik. Je wil namelijk een aantal zaken, en boeren vragen hier zelf ook om, om zekerheid te hebben over de financiering. Dan zal het wel ergens uit de lengte of de breedte moeten komen, zeg ik ook maar even tegen uw Kamer terug. Maar nogmaals, dat debat zullen we hier ook gaan voeren.

Er werd ook nog gevraagd: kun je nou ook al kijken naar andere trajecten die lopen? Mevrouw Bromet vroeg: is het nou natuurgeld, of is het nou landbouwgeld; waarom al die potjes? Ik ga dit van een iets andere kant aanvliegen – dat is ook een leuk woord voor de grutto. We hebben nu 3 miljard voor natuurmiddelen gereserveerd. Die zijn niet expliciet voor de weidevogels, maar wij kunnen in dat programma natuurlijk wel maatregelen nemen die ten goede komen aan het leefgebied van de weidevogels. Dan liften we daar een stukje op mee om te zorgen dat dat leefgebied beter wordt. Daar zitten ook beheermiddelen in. Ik denk dat we moeten kijken hoe we met die beheermiddelen meerdere doelen kunnen dienen. Dan ga ik niet gelijk subsidiestromen verleggen. Dat lijkt me in deze fase ook wat ingewikkeld. We hebben net afspraken met de provincies gemaakt, en we moeten nu gewoon ook aan de slag. Maar ik denk wel dat het heel goed is om in die gebieden vervolgens te kijken hoe we elkaar daarin kunnen versterken: aan de ene kant de boeren vanuit de GLB-middelen, en aan de andere kant de beheervergoeding en andere zaken, die uit andere potjes komen. Dat geldt ook voor klimaatmiddelen. Mevrouw Bromet weet dat ook. Veenweidegebieden hebben daar ook nog wel het een en ander aan projecten lopen. Het is vooral de uitdaging om dat de komende periode allemaal slim te combineren – zonder de hele discussie over de subsidiestromen weer op te rakelen, want dan zijn we nog jaren aan het discussiëren. In die gebieden moet je de zaken bij elkaar brengen. Nogmaals, als iets goed is in het kader van natuur, kunnen de weidevogels daar ook op meeliften. Er zijn dus zeker mogelijkheden om dat bij elkaar te brengen.

De vraag is dan ook: wie moet er allemaal meedoen bij die vergoedingen? Ik denk dat het sterke aan de nota van de heer Von Martels, maar ook aan het Aanvalsplan Grutto, is dat er niet alleen naar subsidiegeld wordt gekeken, maar ook naar waterschappen en ketenpartijen, die hier een rol in hebben. Ik weet dat er in Friesland nu een mooi initiatief gaande is om te kijken of je € 0,02 op een pak melk kunt doen voor de Friese grutto. In dat licht verbaast het mij dat er tegelijkertijd een grote corporatie is die besluit om een andere groep boeren niet meer mee te laten doen aan een programma dat iedereen wil. Ik snap dat ook werkelijk niet vanuit het perspectief dat je aan de andere kant bezig bent met initiatieven om dat juist wel mogelijk te maken. Dat wilde ik hier toch maar even gezegd hebben. Dat zijn ook allemaal zaken die de verbondenheid met het landschap kunnen vergroten. Dan zien mensen dat in hun eigen regio en dan willen zij wel extra geld betalen voor dat pak melk, bij wijze van spreken. Wij proberen achter de schermen te kijken of dat te doen is, ook in verband met factoren als concurrentie of staatssteun. Het is nieuw dat meerdere partijen zich blijken aan te sluiten. Wij doen ons best om te kijken hoe we dit verder kunnen krijgen vanuit LNV. Als dit slaagt, denk ik dat je kunt laten zien dat je niet alleen afhankelijk hoeft te zijn van subsidies maar dat het gedragen wordt door alle ketenpartijen en door de maatschappij. Ik denk dat dat ook het meest bevorderlijk is voor het draagvlak, om zo te zeggen.

Dat waren de vragen over de financiering en over de zaken die daaromheen zitten. Dan waren er nog een aantal hele specifieke vragen. Ik denk dat de heer Van den Anker met name vragen had over het verdienmodel en de middelen.

De heer Futselaar gaat er ook uit met een knal, met zijn vraag om te reflecteren op het natuurbeleid; of we centraliseren of decentraliseren. In een van de eerste debatten over natuur begon hij daar al over, en hij eindigt ook zijn laatste bijdrage daarmee. De situatie is op dit moment dat het gedecentraliseerd is. We kunnen heel veel discussies voeren over wat de beste plek is om dit te organiseren, maar uiteindelijk moeten we gewoon zorgen dat het gerealiseerd wordt. Dat kan natuurlijk ook met goede afspraken met provincies. Ik weet dat de heer Futselaar daar altijd zijn eigen overwegingen bij heeft. Laat ik het zo zeggen: dit demissionaire kabinet heeft geen voornemens om nu een wijziging aan te brengen. Maar ik kan mij best voorstellen dat dit een prominent punt op de agenda van de formatie zal worden als de partij van de heer Futselaar in het kabinet komt.

De voorzitter:

De heer Futselaar wil u even onderbreken.

De heer Futselaar (SP):

Een meer helder stemadvies kan ik me bijna niet voorstellen.

Minister Schouten:

Dan is hier ook het nieuws dat de SP bereid is aan de schuiven bij de kabinetsonderhandelingen. We maken hier nieuws vandaag. Dat is wederzijds.

De heer Wassenberg was meer in discussie met de initiatiefnemer en dat gold ook voor de vragen van mevrouw Bromet. Ik denk dat ik ook op een aantal vragen over de financiering ben ingegaan.

De heer Moorlag heeft ook nog wat specifieke vragen, zoals de vraag of ik het Aanvalsplan Grutto ga uitvoeren. Ik heb net al een aantal punten genoemd waar we mee bezig zijn om dat verder te brengen. Er ligt ook een motie die vrij breed is aangenomen door de Kamer, misschien zelfs met algemene stemmen, dat weet ik niet goed meer. Daar zijn we ook mee bezig.

Hij vraagt ook of ik alles gereed kan maken voor mijn opvolger om dit goed op te pakken. Wat betreft de financiering zit het grotendeels bij de discussie over het GLB en het NSP. We zijn al bezig met de provincies om te kijken hoe we dat goed kunnen doen. Ik weet niet hoelang de formatie gaat duren, maar voor een volgend kabinet zit daar een heel groot brok van dit element in. Daar zitten ook vragen in over grootschalige gebieden et cetera. Dat is vrij fundamenteel van aard en daar kan ik geen keuzes meer in maken als demissionair kabinet. Dat is bijna gelinkt aan de discussie over hoe je de inrichting van Nederland moet zien, ook in relatie tot stikstof en alle opgaven die we daarbij hebben.

Dan kom ik gelijk op de motie van de heren Harbers en Moorlag over de groep die daarover aan het nadenken is. Die is gestart, die is bezig. Maar dit is een vrij omvangrijk klusje dat ook wel goed verder gebracht moet worden. Die is aan de slag, dus dat loopt. Op het moment dat er een formatie is, kun je dan ook meer lijnen schetsen waar mogelijkheden zitten op dat punt. Het is er ook echt op gericht om die zaken op tafel te krijgen.

De heer Moorlag (PvdA):

De heer Harbers beoogde ook dat die werkgroep output zou leveren die weer als input zou kunnen dienen voor de formatie. Dat ligt dus goed op koers, begrijp ik.

Minister Schouten:

Ik heb niet de allerlaatste stand van zaken, zeg ik eerlijk, want het is een externe commissie die hiermee bezig is. Maar dat was wel hun streven en ik heb tot nu toe geen geluiden gehoord dat dat niet haalbaar is. Als u mij vraagt of ze dat meteen de eerste week van de formatie op tafel hebben, zeg ik: dat weet ik niet, maar het is erop gericht om daar die discussie te kunnen voeren, dus dat is lopende.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Weverling: kan ik in kaart brengen welke provincies welke problemen hebben? De provincies zitten natuurlijk aan tafel als het gaat over de weidevogelgebieden. Zij hebben best aardig in beeld wat er in hun eigen provincie speelt en wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn. Ik kan wel vragen of zij dat een keer allemaal bij elkaar willen leggen, met een nietje erdoorheen, zeg maar, maar de provincies hebben zelf wel in beeld waar de issues en de mogelijkheden liggen.

De heer Weverling (VVD):

Dat lijkt me op zich duidelijk. Het gaat mij niet om alle plannen met een nietje erdoorheen. Het gaat mij er meer om dat het niet een soort one-size-fits-all is en dat wij erkennen dat we het door het land heen over verschillende problematiek hebben.

Minister Schouten:

De gebieden zijn soms verschillend en dan kun je op andere manieren ervoor zorgen dat weidevogels meer kans krijgen. De onderliggende problematiek waarom het niet goed gaat met de weidevogels is op zich wel bekend. We hebben overigens ook de Gruttomonitor, die ook de komende jaren wordt uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen. Die geeft ook heel gedetailleerd informatie over wat de specifieke oorzaken zijn in de verschillende gebieden. Eigenlijk is er al best veel informatie om dat in kaart te brengen. Kortheidshalve wil ik daarnaar verwijzen, want dat is vrij gedetailleerd.

De heer Weverling vroeg ook naar de predatoren, waarover ook een debatje was. Hij vroeg of ik de vrijstelling voor vos, kraai en kauw bij predatiebeheer wil vormgeven. Maar de vos, de kraai en de kauw zijn al soorten die in het hele land op de vrijstellingslijst staan, dus het is al mogelijk om die te bejagen als zij overlast geven. Ik weet niet of de vraag over de steenmarter aan mij was gericht. Ik had meer de indruk dat die aan de initiatiefnemer was gericht en die is ook door hem beantwoord. Het is niet zo dat bepaalde soorten niet bejaagd kunnen worden, alleen is er de vraag of je die op de landelijke vrijstellingslijst moet zetten, zoals mevrouw Dik-Faber ook vroeg. De provincies hebben de bevoegdheid om hierin zelf afwegingen en keuzes te maken. Dat lijkt mij ook de juiste toepassing om daar vorm aan te geven, als u dat aan mij zou vragen, wat u niet heeft gedaan.

Mevrouw Dik-Faber had ook gevraagd naar de middelen. Dat heb ik net gezegd. Zij vraagt ook nog naar het tijdpad. Wij moeten voor het eind van het jaar het NSP vaststellen. Dat is ook de plek waar nadere afspraken worden gemaakt over de ecoregelingen, de aanbevelingen die de Commissie heeft gedaan en hoe wij daarmee willen omgaan. Daarbij speelt de vormgeving van de tweede pijler ook een rol. Daarover ben ik nu in overleg met de provincies. Ik heb gezegd dat ik uw Kamer daarover zal informeren als ik daar verder mee ben. Ik denk dat dat ergens voor de zomer zal zijn, zeg ik even uit mijn hoofd. Dat is geen harde toezegging, voorzitter, want dat is echt work in progress. Ik heb al eerder toegezegd dat de Kamer wordt geïnformeerd en mee wordt genomen in het proces. Het is er allemaal op gericht om dit eind van het jaar vast te stellen.

De heer De Groot vroeg hoe het gruttoplan in het Natuurnetwerk Nederland wordt meegenomen. Ik heb al gezegd dat het gruttoplan in eerste instantie is gericht op de agrarische gronden die geschikt zijn voor de weidevogels. De gebieden in het gruttoplan dienen minstens een omvang van 1.000 hectaren te hebben. Ik denk dat het van belang is om in de zoektocht naar die gebieden ook de verbinding te maken met de natuurgebieden die geschikt zijn voor weidevogels. Mevrouw Bromet zei net ook: als je de kans hebt om het samen te pakken, laat die dan vooral niet liggen.

Hoe ga ik de collectieven ondersteunen die nu al bestaan? Er zijn nu veertig agrarische collectieven en die zijn landsdekkend, dus die bestrijken heel Nederland. Mijn inzet is om de omvang van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer te vergroten, zodat de agrariërs die willen deelnemen niet op een wachtlijst komen te staan. We kunnen de mogelijkheden van het nieuwe GLB daarvoor benutten. Ecoregelingen geven ook de mogelijkheid om extra middelen voor weidebeheer daarin op te nemen. Nogmaals, die discussie ga ik ongetwijfeld nog met uw Kamer voeren.

Ik denk dat ik daarmee de vragen heb beantwoord. Ik kan een heel overzicht geven over het beperken van de vogelgriep, of daar een heel betoog over houden. We hebben in beeld welke mogelijkheden er zijn. De heer De Groot heeft vaker gevraagd om meer te kijken naar de zoönosen die daaronder liggen. We gaan uw Kamer nog informeren over de expertgroep over zoönosen die is aangekondigd en die ingesteld gaat worden door mijn collega van VWS, want die is leading in de zoönosestructuur, zoals u weet.

Volgens mij heb ik zo de vragen beantwoord, voorzitter.

De voorzitter:

Ik kijk even rond of iedereen het daarmee eens is. Dan dank ik de Minister voor de beantwoording. We gaan over naar de tweede termijn van de Kamer. Ik zal elke keer even de resterende spreektijd erbij zeggen. De heer Van den Anker heeft nog ruim twee minuten. Het woord is aan het CDA.

De heer Van den Anker (CDA):

Ik wil graag vier moties heel snel voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de weidevogelpopulatie een impuls nodig heeft;

constaterende dat de steenmarter een van de grootste bedreigingen voor de weidevogel is als het gaat om predatie;

overwegende dat het beheren van de steenmarter ervoor zorgt dat de weidevogelpopulatie beter in stand gehouden kan worden;

verzoekt de regering om de steenmarter op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Anker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (35 616).

De heer Van den Anker (CDA):

Motie twee:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de weidevogelpopulatie een impuls nodig heeft;

overwegende dat de (zwerf)kat een van de grootste bedreigingen voor de weidevogel is als het gaat om predatie;

verzoekt de regering om een onderzoek in te stellen naar de schadelijke rol van (zwerf)katten bij weidevogels,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Anker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (35 616).

De heer Van den Anker (CDA):

Motie drie:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de initiatiefnota Weidevogels blijkt dat het budget voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer verhoogd moet worden;

verzoekt de regering om binnen enkele weken te laten weten welke mogelijkheden hiervoor zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Anker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (35 616).

De heer Van den Anker (CDA):

En motie vier ...

De voorzitter:

De heer Futselaar wees mij erop dat de echte formule langer is, maar ik vind deze eigenlijk wel praktischer.

De heer Futselaar (SP):

Ik vind vooral dat u eerst moet kijken of er daadwerkelijk een meerderheid is voordat u die vaststelt.

De heer Van den Anker (CDA):

Motie vier, want dat gaat allemaal van mijn tijd af.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er breed politiek en maatschappelijk draagvlak is voor het Aanvalsplan Grutto;

constaterende dat de betrokken provincies en maatschappelijke partijen graag willen starten met de uitvoering van dit initiatief;

overwegende dat voor een succesvolle implementatie van het Aanvalsplan Grutto structurele financiering nodig is;

verzoekt de regering om binnen zes weken duidelijk te maken op welke wijze men dit denkt te kunnen realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Anker, Dik-Faber, Bromet, Weverling, Moorlag, De Groot en Futselaar.

Zij krijgt nr. 7 (35 616).

Er is een vraag van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik zou deze laatste motie graag mede willen ondertekenen, als dat mag.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Dat wordt een meerderheid. Gefeliciteerd alvast daarmee.

De heer Van den Anker (CDA):

Is er nog tijd over of ben ik door mijn tijd heen?

De voorzitter:

U kunt uiteraard wat afrondende opmerkingen maken.

De heer Van den Anker (CDA):

Een afrondende opmerking wil ik hier toch kwijt. We hebben een discussie gehad over het GLB-beleid, met name over de ecoregeling, waar de Minister ook aan refereerde. Ik wil wel aangeven dat het lijkt alsof die ecoregeling gebruikt wordt als een soort van duizenddingendoekje. Zodra er een initiatief komt, op welk vlak dan ook, of het gaat om biodiversiteit, landschapselementen, diervriendelijke oevers, CO2-opslag of het creëren van bloemstroken, dan wordt heel gauw gezegd dat het allemaal kan uit een ecoregeling. De discussie over die ecoregeling moet hier nog plaatsvinden, maar het lijkt erop dat het eerder tientjeswerk per hectare gaat worden dan grotere bedragen. En daar komt de Farm to Fork-strategie nog bovenop. Dan zijn het wel heel veel ambities, voor heel weinig geld.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank aan de heer Van den Anker. Dan is nu het woord aan de heer Futselaar van de SP. U heeft nog één minuut en 25 seconden, maar daar zullen we coulant in zijn.

De heer Futselaar (SP):

Dat is tijd om uitgebreid terug te kijken op mijn eigen Kamerlidmaatschap, maar nee, dat ga ik niet doen. Het is altijd een beetje ongemakkelijk bij initiatiefnota's hoe je verdergaat. Dat moet dan in moties worden verwerkt. Ik denk eigenlijk dat de laatste motie van de vorige spreker het grootste deel wel covert. Ik heb nog overwogen om een motie in te dienen over langjarige contracten, maar die kant gaan we toch wel op, dus dat heb ik niet gedaan.

Ik heb wel een andere motie:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een uitzondering is gemaakt bij de avondklok voor sommige vormen van jacht;

verzoekt de regering de jacht niet uit te zonderen van de avondklok,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Futselaar en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (35 616).

De heer Futselaar (SP):

Ik laat het hierbij.

De voorzitter:

Dank u wel, de heer Futselaar. Dan is nu het woord aan de heer Wassenberg. Er staan nog 45 seconden, dus ik ben benieuwd hoe de heer Wassenberg dat gaat doen, maar we zouden een beetje coulant zijn.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik ga heel snel lezen, voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de haas en het konijn sinds vorig jaar op de rode lijst van bedreigde diersoorten staan;

overwegende dat dit niet te rijmen is met het feit dat deze soorten nog voorkomen op de lijst van vrij bejaagbare soorten;

verzoekt de regering om de haas en het konijn te schrappen van de lijst van vrij bejaagbare soorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (35 616).

De heer Wassenberg (PvdD):

De twee Franken, als het ware.

Dan mijn tweede motie:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mestkevers en andere insecten essentieel voedsel zijn voor weidevogelkuikens;

overwegende dat onderzoek in opdracht van de provincie Gelderland residuen van pesticiden aantrof in drijfmest, krachtvoer en in de bodem van weilanden en dat er een negatief verband was tussen de hoeveelheid residuen en het aantal mestkevers;

overwegende dat voor de bescherming van weidevogels volledig zicht moet zijn op hun hele voedselketen en de invloed van pesticiden daarop;

verzoekt de regering op korte termijn onafhankelijk empirisch onderzoek te laten uitvoeren naar residuen in krachtvoer, mest en de bodem en de effecten daarvan op insecten en weidevogels,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (35 616).

De heer Wassenberg (PvdD):

Als u mij toestaat, voorzitter, nog één opmerking. De heer Von Martels was kritisch op die zodenbemester. Die kritiek delen wij. We hebben nog een aangehouden motie waarin wij een verbod willen op mestinjecties; hetzelfde maar dan een ander woord. Ik hoop dat het CDA straks die motie zal steunen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan is nu het woord aan mevrouw Bromet van de fractie van GroenLinks. Er staat nog een halve minuut maar liefst.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

O voorzitter, dat is best veel. Ik heb met enthousiasme net mijn naam onder de motie van het CDA gezet om meer structureel geld te reserveren voor weidevogelbeheer. Het is waar dat de bedragen in het GLB voor natuurbeheer niet heel hoog zijn, maar tegelijkertijd zijn al die dingen die de heer Van den Anker noemt goed voor de weidevogels. Ik zou een pleidooi willen houden om al die opgaven die op het landelijk gebied af komen, zo veel mogelijk te integreren en dan kun je met één bedrag een heleboel doelen dienen. Ik heb het gevoel dat er langzaam iets begint te verbeteren in de manier waarop wij praten over de wijzigingen die nodig zijn op het boerenland. Ik hoop dat dit in de volgende periode ook tot resultaten zal leiden, want we hebben het hier al erg vaak over gehad.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is hoop, en dat zeg ik met optimisme. Dan de heer Moorlag van de PvdA. Voor uw tweede termijn heeft u nog één minuut.

De heer Moorlag (PvdA):

Zo veel tijd heb ik niet nodig om de hoogste Groninger loftuiting uit te spreken: het kon minder. Een mooi initiatief en goede moties. De laatste motie van het CDA heb ik graag meegetekend. Ik heb daarom geen behoefte om andere moties in te dienen. Ik ben blij dat we elkaar in deze laatste sessie van de commissie zo'n beetje snikkend in de armen vallen, misschien wat overdreven gezegd, en dat we een grote mate van consensus hebben. De weidevogels mogen rekenen op veel steun van deze commissie. Ik hoop dat die fakkel in de volgende periode goed verder wordt gedragen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Moorlag. Dan is nu het woord aan de heer Weverling, met nog ruim twee minuten.

De heer Weverling (VVD):

Oké, wat ik overhoud, mag mevrouw Dik-Faber hebben van mij. Geen inhoudelijke bijdrage meer. Dank allemaal voor de fijne samenwerking de afgelopen vier jaar. Dat heb ik in de plenaire zaal al een keer gezegd, dus ik houd het kort. Dank aan de Minister en haar ondersteuning. Het was zeer plezierig. Ik zou zeggen: eet meer groente en fruit en koop veel bloemen en planten. Dat zorgt voor gezondheid en geluk.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dat waren de laatste woorden van de heer Weverling, althans in dit verband. Mevrouw Dik-Faber, u heeft de tijd van de heer Weverling hard nodig, want er staan nog twintig seconden. Maak er dankbaar gebruik van.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de initiatiefnemer en de Minister bedanken voor de antwoorden. Er is toch veel gewisseld in deze korte tijd. Ik wil nog even ingaan op een van de antwoorden van de Minister. Zij verwees bij mijn vraag naar het tijdpad voor het Aanvalsplan Grutto naar het Nationaal Strategisch Plan bij het GLB. Ik denk dat dat goed is, alleen gaat dat Nationaal Strategisch Plan over heel erg veel. Ik denk dat het Aanvalsplan Grutto zo veel potentieel heeft dat het belangrijk is dat er een aparte brief over komt, of dat het heel duidelijk naar voren komt in het Nationaal Strategisch Plan, zodat het niet ondergesneeuwd raakt in de veelheid aan andere onderdelen in zo'n document.

Voorzitter. Het CDA heeft een mooie laatste motie ingediend, de vierde meen ik, die mijn fractie heel graag meetekent. U mag mijn naam eronder zetten. Ik denk dat we dan met een brede steun van deze commissie tot een mooi resultaat komen vandaag, met dank aan de heer Von Martels.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Dik-Faber. Zou u kort het voorzitterschap willen overnemen?

Voorzitter: Dik-Faber

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer De Groot namens D66 voor zijn bijdrage in tweede termijn.

De heer De Groot (D66):

Dank u, voorzitter. Dank aan de indiener en de Minister voor de antwoorden. Ik vind het echt een mooi einde van deze termijn van vier jaar, om in eensgezindheid te pleiten voor een beter beleid voor de weidevogel. We steunen de motie dus van harte; u kunt ook de fractie van D66 onder uw motie noteren.

Dat was de inbreng van D66 in tweede termijn. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Groot. Dan geef ik het woord nu weer aan de heer De Groot om het voorzitterschap over te nemen.

Voorzitter: De Groot

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan even schorsen voor de moties. Ik kijk even naar de tijd. We hebben niet lang meer, maar de moties moeten even vermenigvuldigd worden.

De heer Futselaar (SP):

Ik heb een klein punt van orde, of eigenlijk meer een vraag. Weet u of er vandaag over de moties gestemd gaat worden?

De voorzitter:

Ja, ik begreep van wel, ja.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Met dank aan het razendsnelle werk van de bodes heropen ik deze vergadering. Ik geef het woord aan de Minister.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb zeven moties en ook nog een vraag van mevrouw Dik-Faber.

De motie op stuk nr. 4 gaat over de steenmarter op de landelijke vrijstellingslijst. Ik had tijdens mijn bijdrage al een tipje van de sluier opgelicht. Ik vind dat de provincies daar zelf de keuzes in kunnen maken. Die kunnen dat ook doen. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 4 wordt ontraden.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 5 gaat over de zwerfkatten en de rol daarvan bij de weidevogels. Wij zien dat de predatie van weidevogels een groot probleem is en dat katten een van de predatoren zijn. De informatie over de effecten van de predatie en de verstoring door katten in weidevogelpopulaties is behoorlijk fragmentarisch. We hebben niet een heel dekkend beeld. De behoefte om dit te onderzoeken leeft al langer. Dat weten wij ook. Ik zal kijken op welke wijze ik dit kan meenemen in het lopende predatieonderzoek dat op dit moment door de Rijksuniversiteit Groningen wordt uitgevoerd. Als ik de motie zo mag uitvoeren, dan krijgt ze oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik kijk naar de indiener of de motie zo mag worden uitgelegd. De heer Van den Anker van het CDA knikt. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 5 oordeel Kamer.

Minister Schouten:

Prima. De motie op stuk nr. 6 vraagt om te laten weten wat de mogelijkheden zijn om het budget voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer te verhogen. Dat kan ik doen. Ik zou de motie dan ook oordeel Kamer willen geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 6 krijgt oordeel Kamer.

Minister Schouten:

Dan kom ik bij de volgens mij inmiddels zeer breed ondertekende motie op stuk nr. 7, waarin gevraagd wordt naar structurele financiering van het aanvalsplan. Ik moet daar goed naar kijken, want dit zijn natuurlijk middelen die niet alleen van mij zijn. Deze middelen zijn ook van de provincies, want die gaan natuurlijk over de middelen in POP3. Bij het agrarisch natuur- en landschapsbeheer zit ook cofinanciering en dergelijke. Ik moet hier dus goed naar kijken, maar ik heb tegelijkertijd ook een vraag gehoord van mevrouw Dik-Faber. Ze vroeg: kunt u een brief sturen waarin u een en ander uiteenzet over het tijdpad bij een aantal zaken die lopen bij het Aanvalsplan Grutto? Misschien moeten we dat combineren. Ik kijk wat de mogelijkheden zijn. Wij zijn nu demissionair, dus nu over mijn graf heen regerend allerlei budgettaire toezeggingen doen is best ingewikkeld. Maar ik snap de onderliggende vraag. Wat is ervoor nodig, zo lees ik de vraag, om dit op gang te kunnen brengen en hoe zou je dit een snelle start kunnen geven? Dat is de vraag, als ik hem zo mag interpreteren. Ik ben bereid om daarnaar te kijken, maar ik heb tijd nodig. Ik combineer dat met de brief die mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd. Als ik de motie op zo'n manier mag uitvoeren, dan zou de motie oordeel Kamer kunnen krijgen.

De voorzitter:

De indiener knikt: dat is het geval. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 7 oordeel Kamer.

Minister Schouten:

Dan de motie op stuk nr. 8. Die gaat over de jacht niet uitzonderen van de avondklok. Ik denk dat dit gaat over het debat over de zwijnen. Dat is hier niet benoemd, maar ik schat zo in dat het hierover gaat. Overigens: het wordt elke keer een «ontheffing» genoemd, maar er is geen ontheffing gegeven. Men mag dat gewoon doen met een verklaring. Dit is gericht op de voorkoming van de Afrikaanse varkenspest en alle afspraken die we daarover hebben gemaakt met de provincies. De provincies hebben mij zelf gevraagd om die ruimte te krijgen, omdat zij zien dat het een probleem is. Dit dient een hoger doel om zaken te voorkomen. Ik zou deze motie dus willen ontraden, want hier ligt echt een hoger vraagstuk aan ten grondslag.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 8 wordt ontraden.

De heer Futselaar (SP):

Ik zal hier niet een hele discussie over de avondklok beginnen, want dat is een beetje buiten de orde, al was ik erg blij dat de heer Von Martels er zelf over begon, waardoor deze motie vandaag wel binnen de orde is. Wij hebben echt grote twijfels of de uitzondering – of hoe je het wilt noemen – die de zwijnenjacht nu heeft, in het kader van alle andere groeperingen die niet uitgezonderd worden, wel helemaal proportioneel is. Dat is de achtergrond van deze motie.

De voorzitter:

De achtergrond is helder. De Minister heeft haar oordeel uitgesproken. Dan de motie op stuk nr. 9.

Minister Schouten:

Zeker. Die gaat over de haas en het konijn schrappen van de lijst van vrij bejaagbare soorten. Ik heb uw Kamer onlangs al geïnformeerd over hoe ik daarmee omga. Ik zal onderzoek laten uitvoeren en heldere criteria vaststellen waarmee de jacht op deze soorten gewogen kan worden. Deze motie gaat verder, dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 9 wordt ontraden.

Minister Schouten:

De motie op stuk nr. 10 vraagt een empirisch onderzoek te laten uitvoeren naar residuen in krachtvoer, mest en de bodem, en de effecten daarvan op insecten en weidevogels. Er is onlangs al een CDM-advies opgesteld. De conclusie daarvan was dat er geen empirische aanwijzingen zijn dat bijvoorbeeld injecteren van mest een negatief effect heeft op regenwormen en mestkevers als voedsel voor weidevogels. Er ligt dus al het een en ander aan onderzoek. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 10 wordt ontraden.

Minister Schouten:

Ik had al een reactie gegeven op de vraag van mevrouw Dik-Faber om een brief. Die zal ik sturen, met daarin ook de manier waarop ik kan omgaan met op de motie van de heer Van den Anker.

De voorzitter:

Dank aan de Minister. Dan nu is nu het een-na-laatste woord ... De Minister nog.

Minister Schouten:

De heer Von Martels heeft natuurlijk het laatste woord, maar dit was ook het laatste debat dat ik met u mocht hebben in deze samenstelling van de Kamer. Er zijn mensen die terugkeren; ik weet niet of dat ook op de post natuur of landbouw is. Er zijn ook mensen die niet meer terugkeren; in ieder geval niet deze termijn, zeg ik de heer Weverling na, want wie weet wat er daarna allemaal nog voor moois in het verschiet ligt. Mag ik u ongelofelijk veel danken voor de mooie, soms intense, soms emotionele en soms diepgaande debatten die wij met elkaar hebben gehad? Het was me een genoegen. We waren het niet altijd met elkaar eens, maar we zijn wel altijd verder gekomen met elkaar. Daar draait het volgens mij in de politiek om.

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Een mooie afsluiting door de Minister, met instemming begroet. De heer Von Martels, een een-na-laatste woord.

De heer Von Martels (CDA):

Zeker. Dank, voorzitter. Ook veel dank voor de warme woorden die zijn gesproken, ook zojuist door de Minister. Er hebben inderdaad enorm intense discussies plaatsgevonden hier op het Binnenhof. Daar kijken we met z'n allen op terug op een manier waarvan we achteraf zullen zeggen: het heeft ons verder gebracht. Dat hoop ik ook met dit onderwerp, de weidevogelnota. We hebben vandaag het weidevogeltestament aangescherpt. Er heeft in ieder geval een herijking plaatsgevonden. Hopelijk gaan de politieke erfgenamen daar op een hele goede manier mee om. Zo niet, dan betekent dat misschien wel dat de weidevogels – de kievit, de tureluur en de scholekster – vleuggellam worden gemaakt. Dat is het laatste wat we zouden willen, toch?

De voorzitter:

Dat zijn fantastische afsluitende woorden van de heer Von Martels, de indiener van de nota. Voordat ik afrond: dit was ook de eerste en de laatste vergadering van de heer Van den Anker. Het was fantastisch om met u samen te werken. Ook de heer Futselaar heeft zijn laatste woorden gesproken, als het goed is; in ieder geval voorlopig. Bedankt voor de samenwerking. Mevrouw Dik-Faber heeft aangegeven niet te zullen terugkeren, evenals de heer Weverling en de heer Moorlag. Zeer bedankt voor de samenwerking en uw inbreng in deze commissie. Natuurlijk ook van de zijde van de Kamer zeer veel dank aan de Minister in deze termijn. Daarmee is het 16.00 uur geworden en sluit ik deze vergadering. Dank u wel.

Sluiting 16.00 uur.

Naar boven