Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2021
Op woensdag 16 juni 2021 heeft de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Bestuurlijke
harmonisatie beroepsonderwijs plaatsgevonden (Handelingen II 2020/21, nr. 89, debat
over Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs). Tijdens deze behandeling heeft
het lid Bisschop (SGP) een vraag gesteld over de begrippen «bestuursoverdracht» en
«bestuurlijke fusie». Met deze brief wil ik het antwoord dat ik daarop heb gegeven,
nader verduidelijken.
Tijdens het debat vroeg het lid Bisschop mij of de begrippen «bestuursoverdracht»
en «bestuurlijke fusie» synoniemen van elkaar of twee onderscheiden vormen van samenwerking
zijn, zoals hij uit mijn mondelinge uitleg begreep. Hij verwees hierbij naar de memorie
van toelichting bij het wetsvoorstel, waarin wordt gesproken van «ten eerste door
middel van een bestuursoverdracht (thans nog bestuurlijke fusie genoemd)».1
Het antwoord hierop is dat met een bestuursoverdracht inderdaad hetzelfde wordt bedoeld
als met een bestuurlijke fusie, dat maakt deze begrippen dus synoniemen. Met dit wetsvoorstel
stel ik voor om in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra,
de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs voortaan
consequent de term «bestuursoverdracht» te gebruiken. Met deze brief licht ik dit
u nader toe.
Onderwijsrechtelijke fusies
Er zijn twee onderwijsrechtelijke fusies, namelijk de bestuursoverdracht (bestuurlijke
fusie) en de institutionele fusie. Hieronder volgt een korte toelichting per fusiesoort:
-
– Een bestuursoverdracht (bestuurlijke fusie) houdt in dat het ene bevoegd gezag het bestuur over een onderwijsinstelling (en dus
alle rechten en plichten die daarmee samenhangen) overdraagt aan het andere bevoegd
gezag. Er blijven dus twee (of meerdere) aparte onderwijsinstellingen bestaan.
-
– Een institutionele
fusie houdt in dat twee onderwijsinstellingen worden samengevoegd tot één onderwijsinstelling.
Met deze fusievorm verdwijnt er dus een onderwijsinstelling. Vereiste is dat de onderwijsinstellingen
ook onder hetzelfde bevoegde gezag vallen. Alleen scholen of instellingen van dezelfde
onderwijssoort kunnen institutioneel met elkaar fuseren.
Met het wetsvoorstel wil ik de terminologie voor de onderwijsrechtelijke fusies harmoniseren.
In de onderwijswetgeving wordt vooral gesproken van «bestuurlijke fusie», maar bij
deze variant is geen sprake van een samenvoeging van onderwijsinstellingen. De onderwijsinstellingen
gaan immers niet samen, maar enkel het bestuur over de onderwijsinstelling wordt overgedragen.
De term «fusie» kan hier verwarrend werken. Door de term «bestuursoverdracht» te gebruiken,
wordt deze figuur duidelijker te onderscheiden van de institutionele fusie. Wel blijft
de bestuursoverdracht onder het verzamelbegrip «fusie» vallen en blijft de fusietoets
dus van toepassing.
Verticale scholengemeenschap
Tot slot: het vormen van een verticale scholengemeenschap is geen fusie. Er blijft
sprake van een losse mbo-instelling en één of meer losse vo-scholen. Wel moeten de
mbo-instelling en vo-scho(o)l(en) onder hetzelfde bevoegd gezag vallen om een verticale
scholengemeenschap te kunnen vormen. Als dat nog niet het geval is, zijn er twee mogelijkheden.
Ten eerste kunnen de mbo-instelling of vo-scho(o)len onder hetzelfde gezag worden
gebracht door een bestuursoverdracht. Daar verwijst ook de zinsnede «ten eerste» naar
in de passage in de memorie van toelichting waar het lid Bisschop aan refereert. Ten
tweede kan het bevoegd gezag van een mbo-instelling een vo-school stichten volgens
de regels van de Wet op het voortgezet onderwijs en daarna een verticale scholengemeenschap
vormen. Voor elk van deze stappen, dus voor de vorming van een verticale scholengemeenschap,
een bestuursoverdracht en de stichting van een vo-school, gelden eigen wettelijke
eisen en procedures.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven