35 603 Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen

Nr. 86 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2021

Op 16 juni en 24 juni jl. hebben wij debatten met uw Kamer gevoerd inzake ons voornemen om, mede afhankelijk van de behandeling in de Eerste Kamer, een aantal onderdelen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen (Kamerstuk 35 603) in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen, die verband houden met twee amendementen, niet in werking te laten treden in afwachting van een nieuw wetsvoorstel waarin deze onderdelen worden aangepast (Handelingen II 2020/21, nr. 93, Tweeminutendebat over de inwerkingtreding wijziging van de Tijdelijke wet Groningen) in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen. Tijdens voornoemde debatten heeft het kabinet aangegeven de voorkeur te hebben voor deze route omdat een snelle inwerkingtreding van de wet duidelijkheid biedt over de versterkingsoperatie en dus in het belang is van de Groningers. Tegelijkertijd hebben wij aangegeven dat de te nemen route uiteindelijk een politieke keuze is, die wij aan de Kamer laten.

Op dinsdag 29 juni jl. heeft uw Kamer de motie van het lid Beckerman c.s. (Kamerstuk 35 603, nr. 83) aangenomen (Handelingen II 2020/21, nr. 94, Stemmingen). Hiermee spreekt de Tweede Kamer uit een andere route te verkiezen ten aanzien van het wetsvoorstel dan de voorgenomen route van het kabinet.

Het kabinet zal gelet op deze motie het bovengenoemde voornemen herzien en de procedure voor een novelle starten.

Wij zullen de betrokken partijen vragen deze novelle met spoed te behandelen en de Eerste Kamer vragen de plenaire behandeling van het wetsvoorstel aan te houden totdat de novelle door uw Kamer is aanvaard.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven