35 603 Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen

Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID BECKERMAN

Ontvangen 3 december 2020

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor onderdeel 1 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

01. In het eerste lid wordt «Instituut Mijnbouwschade Groningen» vervangen door «Instituut Mijnbouwschade en Versterking Groningen».

2. Onderdeel 1, onder b, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «wordt» vervangen door «worden» en wordt «een onderdeel» vervangen door «twee onderdelen».

b. In onderdeel c wordt de punt vervangen door een puntkomma.

c. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. heeft tot taak maatregelen te treffen of vergoedingen uit te keren, voor zover het de versterking van gebouwen betreft waarop hoofdstuk 5 van toepassing is.

3. Onderdeel 2 vervalt.

II

Artikel I, onderdeel C, onder 2, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het negende lid wordt als volgt gewijzigd:

a. «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Instituut» wordt vervangen door «het Instituut» en wordt «afstemmen» vervangen door «afstemt».

b. Er wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij de afstemming is een integrale benadering van de afwikkeling van de schade en de versterking leidend, tenzij de eigenaar die zowel met schade als versterking te maken heeft, aangeeft te kiezen voor een afzonderlijke afhandeling.

2. In het tiende lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

III

Na artikel I, onderdeel C, worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Ca

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «dit hoofdstuk» vervangen door «dit hoofdstuk en hoofdstuk 5» en wordt «aanvragen» vervangen door «aanvragen als bedoeld in artikel 11 en de voorbereiding van versterkingsbesluiten als bedoeld in artikel 13i, vierde lid».

2. In het tweede lid wordt na «schadeafhandeling» ingevoegd «en een snelle en op de belangen van de eigenaar van een te versterken pand gerichte besluitvorming».

Cb

Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De voorbereiding en afwikkeling van een versterkingsbesluit wordt gedaan in overleg met de eigenaar van het betrokken gebouw.

Cc

In artikel 12, eerste lid, wordt «besluit» vervangen door «besluit over de afwikkeling van schade» en wordt na «aard van de schade» ingevoegd «en de afstemming tussen de afwikkeling van de schade en het te nemen versterkingsbesluit».

IV

Artikel I, onderdeel E, onder 2, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «wordt een lid» vervangen door «worden twee leden».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het Instituut neemt een besluit over het te nemen versterkingsbesluit binnen de termijn, bedoeld in artikel 13j, eerste en tweede lid.

V

In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 13c, derde lid, «Onze Minister en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Instituut».

VI

In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 13d na «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» ingevoegd «en het Instituut».

VII

In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 13e, eerste lid, «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

VIII

In artikel I, onderdeel F, komt artikel 13f te luiden:

Het Instituut zendt een overzicht van de risicoprofielen van gebouwen, bedoeld in artikel 13e, eerste lid, toe aan het betrokken college, de inspecteur-generaal der mijnen en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.».

IX

In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 13g als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onder b, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut» en wordt «oordeel» vervangen door «advies».

2. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut» en wordt «oordeel» vervangen door «advies».

3. In het vijfde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

4. In het zesde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

5. In het zevende lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

X

In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 13i als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

2. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut» en wordt «De Minister» vervangen door «Het Instituut».

3. In het derde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

4. In het vijfde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut» en wordt «de Minister» vervangen door «het Instituut».

5. In het zesde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

6. In het zevende lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut» en wordt «de Minister» vervangen door «het Instituut».

XI

In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 13j als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut» en wordt «de Minister» vervangen door «het Instituut».

2. In het zesde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

3. In het zevende lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

4. In het achtste lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

5. In het negende lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

XII

In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 13k als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut», wordt «de Minister» vervangen door «het Instituut» en wordt «De Minister» vervangen door «Het Instituut».

2. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Het Instituut».

3. In het derde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

XIII

In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 13l als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

XIV

Na artikel I, onderdeel M, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ma

In artikel 21, eerste lid, wordt «Instituut Mijnbouwschade» vervangen door «het Instituut».

XV

In artikel VI wordt in artikel 13l, onder a, «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Instituut».

Toelichting

De toezichthouder, Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), heeft meermaals uitdrukkelijk geadviseerd één partij eindverantwoordelijk te maken voor schadeafhandeling en versterking in Groningen. Dit is volgens hen een noodzakelijke stap om tot de vereiste snelheid te komen en om de bewoner daadwerkelijk centraal te stellen. Hiervoor geven zij drie argumenten: 1. Er is een kleine maar significante groep bewoners bij wie schade en versterking niet los van elkaar kan worden gezien. 2. Een grotere groep bewoners is sterk gebaat bij een gecoördineerde aanpak voor afhandeling van schade aan en versterking van hun huis. Eén aanspreekpunt en een integrale aanpak zorgt voor minder rompslomp voor de bewoner. 3. Tot slot is het van belang dat de lessen die geleerd worden in het versterkingsproces toegepast worden in de schadeafhandeling en vice versa. De relatie tussen schade en versterking wordt pas goed inzichtelijk door de dossiers in samenhang te analyseren en aan te pakken. Dat gebeurt nu niet voldoende.

In het voorliggende wetsvoorstel wordt ervoor gekozen om de bij schadeafhandeling en versterking betrokken organisaties, te weten het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), samen te laten werken. Indieners willen – aansluitend op het advies van het SodM – dat er één partij eindverantwoordelijk wordt. Om de bewoner centraal te zetten, is noodzakelijk om één partij eindverantwoordelijk te maken voor schadeafhandeling en versterking en dit in de wet vast te leggen, aldus het SodM.

Beckerman

Naar boven