35 600 Wijziging van de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet (stikstofreductie en natuurverbetering)

Y VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 mei 2021

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 hebben kennisgenomen van de brief2 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 26 februari 2021 inzake uitvoering van een motie met betrekking tot afspraken inzake toekomstperspectief voor de landbouwsector.

Naar aanleiding hiervan is op 26 april 2021 een brief gestuurd aan de Minister.

De Minister heeft op 21 mei 2021 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT/ LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Den Haag, 26 april 2021

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief3 van 26 februari 2021 inzake uitvoering motie afspraken toekomstperspectief landbouwsector. De leden van de fracties van GroenLinks en de SGP hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele vragen aangaande het verzoek aan de sociaaleconomische Raad (hierna: SER). In uw brief verzoekt u de SER om uiterlijk begin april een advies op te leveren. Heeft u inmiddels al een rapport of een conceptrapport ontvangen? De reden dat u de termijn van begin april verzocht had met de formatie te maken, blijkt uit de brief aan de SER. Gelet op de recente ontwikkelingen en de premature fase van de huidige verkenning van de heer Tjeenk Willink, vragen deze leden of u de SER heeft geadviseerd om langer de tijd te nemen voor het advies?

In de brief aan de SER geeft u aan dat er duidelijke kaders en randvoorwaarden nodig zijn om een breed gedragen akkoord mogelijk te maken. Hoe weegt u in dezen het initiatief van Koninklijke Bouwend Nederland? Koninklijke Bouwend Nederland heeft aangeboden om samen met vertegenwoordigers van VNO-NCV, landbouw en natuurorganisaties bij te dragen aan de inhoudelijke vormgeving van het benodigde pakket om te komen tot verder en robuust herstel van de natuur en tot extra ruimte voor economische ontwikkeling voor bouw en infra, industrie en landbouw. Kunt u aangeven hoe dit initiatief zich verhoudt tot de insteek van het kabinet, en of u het initiatief van Koninklijke Bouwend Nederland omarmt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft u tot dusver gedaan met het initiatief, en gaat u zich hardmaken om dit op de formatietafel te laten landen?

De afspraken met relevante partijen omtrent een langjarig, economisch en ecologisch duurzaam toekomstperspectief voor de landbouwsector dienen zowel de urgentie als draagvlak te omvatten, zo blijkt uit uw brief. Kunt u aangeven welke partijen u opportuun acht om input te geven op dit toekomstperspectief? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren sluiten zich aan bij deze vraag.

Valt in uw optiek de ontwikkeling van de voedselbosbouw en andere vormen van agroforestry ook binnen het toekomstperspectief voor de landbouwsector als geheel, dat wil zeggen: in aanvulling op het vigerende beleid in het kader van de Bossenstrategie?

Heeft u al een beeld van de wijze waarop het nog ontbrekende budget kan worden gevonden voor de realisatie van de ambitie uit de Bossenstrategie om in 2030 minimaal 25.000 hectare agroforestry te realiseren, inclusief 1.000 hectare voedselbossen? De leden van de fractie van GroenLinks vragen dit omdat u in de brief aan de SER aangeeft dat het toekomstperspectief voor de landbouw moet bijdragen aan een integrale benadering, met aandacht voor de wisselwerking met andere sectoren van de economie, voor de kwaliteit van natuur en landschap, en voor de vitaliteit van het landelijk gebied. Integraal ook in de zin dat de economische, de sociale en de ecologische dimensie in onderlinge samenhang worden bezien. Bent u het met deze leden eens dat voedselbosbouw en andere vormen van agroforestry aansluiten op deze criteria? En deelt u de opvatting van deze leden dat met name de voedselbosbouw een oplossingsalternatief kan zijn voor de problemen op gebied van klimaat, stikstof en biodiversiteit?

Hoe neemt u de voedselbosbouw en andere vormen van agroforestry mee in het landbouwbeleid? Heeft u de SER ook specifiek gevraagd om advies hieromtrent? Zo nee, wilt u dit alsnog doen? En gaat u zich hardmaken om dit ook op de formatietafel bespreekbaar te maken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de SGP

De leden van de fractie van de SGP hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief aan de SER, met het verzoek om een eerste verkenning uit te voeren ten aanzien van kort gezegd een te sluiten landbouwakkoord. Deze leden hebben nog enkele vragen.

U heeft de SER verzocht om deze verkenning uit te voeren en op te leveren uiterlijk begin april. Deze termijn is reeds verstreken. Kunt u aangeven op welke termijn de verkenning wordt opgeleverd door de SER? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren sluiten zich aan bij deze vraag.

De oplevering van de verkenning begin april was bedoeld m

et het oog op de formatie van een nieuw kabinet. Op dit moment verzamelt de informateur, de heer Tjeenk Willink, de inhoudelijke thema’s die in een regeerakkoord zouden kunnen worden opgenomen. Kunt u bevorderen dat ook het te sluiten landbouwakkoord onderdeel wordt van deze informatieronde?

Tijdens het debat in de Eerste Kamer op 2 maart 20214 is een aantal toezeggingen5 gedaan die ook van belang kunnen zijn voor de verkenning door de SER. Kunnen de leden van de Eerste Kamer ervan uitgaan dat de SER in kennis is gesteld van deze toezeggingen, zodat deze ook onderdeel zijn van de door u gevraagde verkenning?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 21 mei 2021.

Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit L.P. van der Linden

BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 mei 2021

De leden van een aantal fracties uit uw Kamer hebben enkele vragen gesteld en opmerkingen gemaakt inzake de uitvoering van de motie afspraken toekomstperspectief landbouw. Ik beantwoord deze vragen graag via deze brief. Voor de volledigheid en leesbaarheid heb ik de vragen hieronder cursief weergegeven waarna deze beantwoord worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

In uw brief verzoekt u de SER om uiterlijk begin april een advies op te leveren. Heeft u inmiddels al een rapport of een conceptrapport ontvangen? De reden dat u de termijn van begin april verzocht had met de formatie te maken, blijkt uit de brief aan de SER. Gelet op de recente ontwikkelingen en de premature fase van de huidige verkenning van de heer Tjeenk Willink, vragen deze leden of u de SER heeft geadviseerd om langer de tijd te nemen voor het advies?

Antwoord

De SER heeft nog geen eindrapport opgeleverd. De eerder gevraagde, overigens erg korte, termijn van april had inderdaad met de formatie te maken. Gezien de huidige stand van zaken van de formatie, heb ik met de SER besproken dat het nemen van wat meer tijd om het advies af te maken mogelijk is.

In de brief aan de SER geeft u aan dat er duidelijke kaders en randvoorwaarden nodig zijn om een breed gedragen akkoord mogelijk te maken. Hoe weegt u in dezen het initiatief van Koninklijke Bouwend Nederland? Koninklijke Bouwend Nederland heeft aangeboden om samen met vertegenwoordigers van VNO-NCW, landbouw en natuurorganisaties bij te dragen aan de inhoudelijke vormgeving van het benodigde pakket om te komen tot verder en robuust herstel van de natuur en tot extra ruimte voor economische ontwikkeling voor bouw en infra, industrie en landbouw. Kunt u aangeven hoe dit initiatief zich verhoudt tot de insteek van het kabinet, en of u het initiatief van Koninklijke Bouwend Nederland omarmt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft u tot dusver gedaan met het initiatief, en gaat u zich hardmaken om dit op de formatietafel te laten landen?

Antwoord

De uitkomsten van het SER-advies kunnen worden gebruikt om de politieke opdracht, de kaders en randvoorwaarden die nodig zijn voor een landbouwakkoord vast te stellen. Het is aan een nieuw kabinet om dat te doen. Tot de set van randvoorwaarden behoort in elk geval de geldende nationale en Europese wet- en regelgeving, waaronder de doelstellingen zoals geformuleerd in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering, maar ook doelstellingen met betrekking tot bijvoorbeeld klimaat, bodem en water.

Het is mij bekend dat Koninklijke Bouwend Nederland en VNO-NCW samen met een aantal landbouw en natuurorganisaties werken aan een gezamenlijk voorstel om een bijdrage te leveren aan de aanpak van de stikstofproblematiek. Zoals toegezegd aan uw Kamer ondersteun ik dit samenwerkingsinitiatief, omdat ik het belangrijk vind dat er breed draagvlak en daarmee ook eigenaarschap is bij het uitwerken van de stikstofaanpak. Of dit initiatief onderdeel wordt van de formatietafel is aan de formerende partijen.

De afspraken met relevante partijen omtrent een langjarig, economisch en ecologisch duurzaam toekomstperspectief voor de landbouwsector dienen zowel de urgentie als draagvlak te omvatten, zo blijkt uit uw brief. Kunt u aangeven welke partijen u opportuun acht om input te geven op dit toekomstperspectief? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren sluiten zich aan bij deze vraag.

Antwoord

Ik vind het van belang dat er vanuit een brede vertegenwoordiging van partijen input wordt geleverd. Ik heb in mijn verzoek aan de SER gevraagd om in ieder geval sectorpartijen, partijen uit de hele keten (van veevoerleveranciers tot afzetmarkten en consumenten), maatschappelijke organisaties, financiers en regionale overheden te betrekken.

Valt in uw optiek de ontwikkeling van de voedselbosbouw en andere vormen van agroforestry ook binnen het toekomstperspectief voor de landbouwsector als geheel, dat wil zeggen: in aanvulling op het vigerende beleid in het kader van de Bossenstrategie? Heeft u al een beeld van de wijze waarop het nog ontbrekende budget kan worden gevonden voor de realisatie van de ambitie uit de Bossenstrategie om in 2030 minimaal 25.000 hectare agroforestry te realiseren, inclusief 1.000 hectare voedselbossen? De leden van de fractie van GroenLinks vragen dit omdat u in de brief aan de SER aangeeft dat het toekomstperspectief voor de landbouw moet bijdragen aan een integrale benadering, met aandacht voor de wisselwerking met andere sectoren van de economie, voor de kwaliteit van natuur en landschap, en voor de vitaliteit van het landelijk gebied. Integraal ook in de zin dat de economische, de sociale en de ecologische dimensie in onderlinge samenhang worden bezien. Bent u het met deze leden eens dat voedselbosbouw en andere vormen van agroforestry aansluiten op deze criteria? En deelt u de opvatting van deze leden dat met name de voedselbosbouw een oplossingsalternatief kan zijn voor de problemen op gebied van klimaat, stikstof en biodiversiteit? Hoe neemt u de voedselbosbouw en andere vormen van agroforestry mee in het landbouwbeleid?

Heeft u de SER ook specifiek gevraagd om advies hieromtrent? Zo nee, wilt u dit alsnog doen? En gaat u zich hardmaken om dit ook op de formatietafel bespreekbaar te maken?

Antwoord:

Ik zie verschillende vormen van agroforestry, waaronder voedselbossen, zeker als onderdeel van het toekomstperspectief voor de landbouwsector. In een veranderend klimaat en met meer aandacht voor bodemgezondheid zullen combinaties met meerjarige planten een welkome aanvulling zijn op de huidige dominante landbouwvormen.

In de Bossenstrategie noem ik een voorlopige ambitie van 7.000 hectare voor vormen van bos-landbouwcombinaties, met agroforestry als een van de opties. De 25.000 hectare die andere partijen eerder als doel stelden voor agroforestry is in de Bossenstrategie ondersteund als ambitie, maar niet overgenomen als doel voor 2030, omdat er nog veel onzekerheid is over de haalbaarheid. Ik neem alle vormen van agroforestry serieus, maar het Ministerie van LNV draagt deze ontwikkeling niet in haar eentje. Verdere verkenningen moeten laten zien hoe haalbaar de doelen zijn op de korte of middellange termijn en hoe het pad er naartoe vormgeven kan worden.

De ontwikkelingen in agroforestry en voedselbossen zie ik als een vorm van natuur-inclusieve landbouw die kan bijdragen aan onze klimaatopgaven, het stikstofprobleem en het herstel van de biodiversiteit, terwijl het tegelijkertijd een nieuw verdienmodel met zich meebrengt. Er ontstaat steeds meer enthousiasme, maar de verdere ontwikkeling van deze principes hebben nog wat meer tijd nodig om breed opgepakt te worden. De eerste stappen in het opheffen van verschillende barrières die uitbreiding bemoeilijken of zelfs tegenhouden zijn inmiddels gezet. Barrières zoals het ontbreken van een passende gewascode voor voedselbossen, waardoor tot voor kort dit landgebruik niet in aanmerking kwam voor de hectare vergoeding van het GLB. Ook stimuleer en ondersteun ik de komende jaren verschillende onderzoekprojecten en pilots die het principe moeten versterken, zoals het living lab agroforestry op de Floriade en de opzet van een landelijk kennisnetwerk agroforestry. Verder wordt verkend hoe er financiële prikkels en ondersteunende beleidskaders kunnen worden geboden via het NSP en het omschakelfonds Kringlooplandbouw. Het Ministerie van LNV zal de komende jaren agroforestry dus verder stimuleren, waarbij het beeld hoeveel budget benodigd is voor de ambitie van 25.000 ha agroforestry en 1.000 ha voedselbossen ook completer zal worden. Die realisatie is namelijk niet alleen afhankelijk van vergoedingen. Het is belangrijk om op te merken dat het succesvol implementeren van agroforestry in de huidige bedrijfsvoering een lange horizon kent. Daarom is het van belang boeren niet alleen te motiveren middels externe prikkels zoals regelingen, maar vooral ook om hen te inspireren.

Ik heb de SER, naast de eerder aan uw Kamer toegestuurde verkenningsvraag, geen aanvullende specifieke vragen over dit onderwerp of andere onderwerpen gesteld. Ik zal uw inbreng delen met de SER, maar ik vind het, gezien het brede karakter van de verkenning en de gevorderde fase waarin deze nu is, niet opportuun om aanvullend advies te vragen over een specifiek onderwerp.

Indien er vanuit de formatietafel over agroforestry vragen worden gesteld aan het Ministerie van LNV, zullen deze conform bovenstaande lijn beantwoord worden. Ik heb als demissionair Minister, verder geen formele bemoeienis met de onderwerpen die op de formatietafel geagendeerd worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de SGP

U heeft de SER verzocht om deze verkenning uit te voeren en op te leveren uiterlijk begin april. Deze termijn is reeds verstreken. Kunt u aangeven op welke termijn de verkenning wordt opgeleverd door de SER? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren sluiten zich aan bij deze vraag.

Antwoord

De SER werkt nog aan de verkenning. De periode om de verkenning te schrijven was erg kort, en gezien de huidige stand van zaken van de formatie heb ik met de SER besproken dat het nemen van wat meer tijd voor verdere uitwerking mogelijk is. Ik verwacht dat de SER op korte termijn de verkenning zal opleveren.

De oplevering van de verkenning begin april was bedoeld met het oog op de formatie van een nieuw kabinet. Op dit moment verzamelt de informateur, de heer Tjeenk Willink, de inhoudelijke thema’s die in een regeerakkoord zouden kunnen worden opgenomen. Kunt u bevorderen dat ook het te sluiten landbouwakkoord onderdeel wordt van deze informatieronde?

Antwoord

Ik deel het belang dat het landbouwakkoord onderdeel wordt van het formatieproces. Ik heb als demissionair Minister geen formele rol om de inhoud hiervan de beïnvloeden.

Tijdens het debat in de Eerste Kamer op 2 maart 2021 is een aantal toezeggingen gedaan die ook van belang kunnen zijn voor de verkenning door de SER. Kunnen de leden van de Eerste Kamer ervan uitgaan dat de SER in kennis is gesteld van deze toezeggingen, zodat deze ook onderdeel zijn van de door u gevraagde verkenning?

Antwoord

De toezeggingen zijn gedeeld met de SER.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Samenstelling:

Koffeman (PvdD), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Atsma (CDA) (ondervoorzitter), N.J.J. van Kesteren (CDA), Pijlman (D66), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), De Blécourt-Wouterse (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Huizinga-Heringa (CU), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga) (voorzitter), Meijer (VVD), Otten (Fractie-Otten), Prins (CDA), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA), vac. (PvdD)

X Noot
2

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 600, K.

X Noot
3

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 600, K.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 600, nr. 27, item 3 en 10, nr. 28, item 7.

X Noot
5

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 600, T03102 t/m T03119.

Naar boven