35 600 Wijziging van de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet (stikstofreductie en natuurverbetering)

D BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2020

Bij brief van 4 december 2020 (Kamerstuk 35 600, B) heb ik uw Kamer het ontwerpbesluit aangeboden tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur (stikstofreductie en natuurverbetering) met de bijbehorende nota van toelichting (hierna: ontwerpbesluit). Het ontwerpbesluit bevat nadere regels over het wetsvoorstel stikstofreductie en natuurverbetering (Kamerstuk 35600, hierna: het wetsvoorstel). In die brief heb ik uw Kamer meegedeeld dat ik het ontwerpbesluit pas zal voordragen aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit nadat de Eerste Kamer het wetsvoorstel heeft behandeld.

Voor de volledigheid wijs ik u op het volgende. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel op 17 december 2020 aanvaard en daarbij diverse amendementen aangenomen. Enkele daarvan maken het noodzakelijk om het ontwerpbesluit aan te vullen. Het gaat met name om de amendementen op stuk nummer 18 («hardheidsclausule»), 19 (zelfstandig aanvullend programma voor het legaliseren van voorheen vergunningvrije projecten met geringe depositie) en 50 (provinciale gebiedsplannen. De natuurwetgeving wordt opgenomen in de Omgevingswet, zodra de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking treden. Deze drie amendementen voegen alleen aan de Wet natuurbescherming (Wnb) bepalingen toe en niet ook aan de Omgevingswet. Blijkens de toelichting bij deze amendementen gaan de indieners ervan uit dat de regering de inhoud van de betrokken bepalingen in het stelsel van de Omgevingswet regelt bij algemene maatregel van bestuur (amvb), in het Besluit kwaliteit leefomgeving. Bij deze wijzigingen gaat het om een beleidsneutrale omzetting die inhoudelijk gelijk is aan de amendementen.

Daarnaast verplicht het amendement op stuk nummer 19 tot het stellen – bij amvb – van nadere regels over de inhoud van het aanvullende legalisatieprogramma, over het verzamelen en verstrekken van gegevens ten behoeve van monitoring en bijsturing, en over de verslaglegging aan het parlement over die monitoring en bijsturing.1 Voor de inhoud van die nadere regels zal aansluiting worden gezocht bij de al in het ontwerpbesluit opgenomen nadere regels over het programma stikstofreductie en natuurverbetering, de monitoring en bijsturing daarvan en de rapportage aan het parlement daarover.

Ten slotte hebben de amendementen met de nummers 49 en 21 (toevoeging aan de Wnb en de Omgevingswet van twee nieuwe omgevingswaarden voor stikstofdepositie voor 2025 en 2035) tot gevolg dat verwijzingen naar «de omgevingswaarde» in het ontwerpbesluit op enkele plaatsen moeten worden aangepast.

Ik ben voornemens om de hier besproken wijzigingen aan te brengen in het ontwerpbesluit zoals ik dat na de voorhang en consultatie zal aanbieden aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State. Ik zal dus niet een nieuwe versie van het ontwerpbesluit voorhangen of in consultatie brengen.

Ik heb de voorzitter van de Tweede Kamer een soortgelijke brief gestuurd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Zie het voorgestelde artikel 1.13c Wnb, dat het voorgestelde artikel 1.12h, onderdelen a, b en d, van overeenkomstige toepassing verklaart. In het stelsel van de Omgevingswet is het stellen van deze nadere regels facultatief, zie het voorgestelde artikel 22.21, zesde lid, van de Omgevingswet, waarin daarin de artikelen 2.25 en 16.139 van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Naar boven