35 593 Wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege het opnemen daarin van een gemeentelijke taak om prenataal huisbezoek te verrichten

H NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 29 november 2021

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de nadere beschouwingen en vragen van de leden van de Eerste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het voorstel tot wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege het opnemen daarin van een gemeentelijke taak om prenataal huisbezoek te verrichten.

Hieronder ga ik graag in op de nadere vragen en opmerkingen van de leden van de VVD en PVV-fracties.

Vragen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie danken de regering voor de in de memorie van antwoord gegeven antwoorden. Deze antwoorden stellen echter niet gerust daar waar het gaat om de effectiviteit van het wetsvoorstel. De leden van de VVD-fractie hebben dan ook nog enkele vragen.

Zij lezen in de memorie van antwoord dat de regering zelf ook stelt dat het wetsvoorstel aan kracht heeft ingeboet nu na toetsing door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) de verwijzing is omgezet in een advies aan de zwangere om contact op te nemen met de gemeente voor een huisbezoek door de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Ook veldpartijen geven aan dat dit een gemiste kans is. De Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) stelt dat de verbinding tussen geboortezorg en de JGZ met het wetsvoorstel niet wordt bevorderd. Integendeel, vreest de KNOV. Tevens vraagt het wetsvoorstel volgens de partijen (KNOV en JGZ) landelijke registratieafspraken en digitale overdrachten binnen de geboortezorg, zo staat in de memorie van toelichting.1 In dit licht vinden de leden van de VVD-fractie de vragen over de grondslag voor gegevensuitwisseling onvoldoende beantwoord. Zij stellen deze vragen omdat zij zich zorgen maken dat, rekening houdend met het «doenvermogen» van de doelgroep, het zelf aanmelden om hulp te zoeken vaak niet zal gebeuren.

1)

Op pagina 3 van de memorie van antwoord staat: «Voor een effectieve aanpak van meervoudige problematiek is het echter nodig dat diverse betrokken of te betrekken partijen informatie kunnen uitwisselen, dat de wetgeving daarvoor voorziet in wettelijke grondslagen en dat een gecoördineerde aanpak tot stand kan komen. De regering werkt daarvoor aan het wetsvoorstel aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams) dat zich naast het sociaal domein ook uitstrekt tot de aanpalende domeinen als bijvoorbeeld zorg en onderwijs. Dit wetsvoorstel ligt op dit moment voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State.» Dit roept bij de leden van de VVD-fractie de volgende vragen op. Biedt het wetsvoorstel aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams) wel de mogelijkheid om te verwijzen en gegevens uit te wisselen in plaats van te adviseren? Indien het antwoord hierop bevestigend is, waarom is dan niet gewacht op de Wams, alvorens dit wetsvoorstel in te dienen?

1)

De leden van de VVD-fractie vragen of de Wams wel de mogelijkheid biedt van verwijzen en gegevens uit te wisselen en zo ja, waarom niet is gewacht op de Wams. Ook de Wams voorziet niet in het verwijzen. Daarentegen sluiten de wetsvoorstellen wel goed op elkaar aan. Als de jeugdverpleegkundige aan de hand van het gesprek constateert dat er (vermoedelijk) sprake is van meervoudige problematiek, waarbij de zwangere ook hulp uit het sociaal domein nodig heeft (Wmo 2015, Jeugdwet, Participatiewet en Wet gemeentelijke schuldhulp-verlening), kan de verpleegkundige de zwangere adviseren om bij de gemeente die hulp aan te vragen. Dan kan op grond van de Wams een onderzoek naar meervoudige problematiek worden gestart en een gecoördineerde aanpak worden voorgesteld. Voor dat onderzoek en die gecoördineerde aanpak kunnen betrokken partijen de noodzakelijke gegevens uitwisselen.

2)

Leidt het nu voorliggende wetsvoorstel, hoe goed bedoeld ook, niet wederom tot een extra taak in het sociale domein voor gemeenten en de JGZ, zonder dat men de beschikking krijgt over een afdoend instrumentarium om de taak uit te voeren? Als de cliënt zich niet meldt, gebeurt er immers niets. Graag krijgen deze leden hierop een reactie.

2)

De leden van de VVD-fractie vragen of het wetsvoorstel niet weer tot een extra taak voor gemeenten leidt zonder de beschikking over een afdoend instrumentarium. De regering meent dat het in het kader van Kansrijke Start ontwikkelde instrumentarium voldoende handvatten voor de uitvoering van dit wetsvoorstel biedt. Zo is er op de eerste plaats de handreiking die professionals en gemeenten helpt bij de uitvoering van het huisbezoek. In het verlengde van de handreiking heeft de regering het voornemen Webinars voor professionals te laten ontwikkelen. Verder is er een tool met klantroutes die gemeenten en zorgverleners helpt te komen tot een zorg- en hulplandschap voor verschillende doelgroepen. Een tool met digitale zorgpaden is onlangs ontwikkeld en wordt binnenkort landelijk beschikbaar gesteld. Deze helpen zorgverleners sneller de juiste ondersteuning te vinden. Voor een inschatting van de inkoop van prenatale huisbezoeken zijn er de perinatale atlas en de kwetsbaarheidsatlas. Deze instrumenten bieden zowel gemeenten als professionals ondersteuning bij de uitvoering van het wetsvoorstel.

3)

Het doel van het wetsvoorstel is om tijdens de zwangerschap zorg en ondersteuning te bieden aan zwangeren in kwetsbare omstandigheden en/of hun gezinnen, om zodoende zorgen en stress weg te nemen die nadelig zijn voor de ontwikkeling van het (ongeboren) kind. Is de regering bekend met de uitkomsten van een onderzoek van de Patiëntenfederatie Nederland, dat juist voor deze groep de toestemmingsvraag het moeilijkst is te beantwoorden, maar dat het belang van gegevensuitwisseling voor hen juist het grootst is?

3)

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering bekend is met de uitkomsten van een onderzoek van de Patiëntenfederatie Nederland. Nee, de regering was hier niet bekend mee en daarmee heeft het door de VVD aangehaalde onderzoek geen onderdeel van de totstandkoming van onderhavig wetsvoorstel uitgemaakt. Zie eveneens het antwoord op vraag 4.

4)

In het onderzoek wordt aangegeven dat deze minder zelfredzame groep 45% van de zorgcliënten omvat!2De leden van deze fractie vragen in dit kader een reflectie van de regering op het advies van de AP, waarin wordt gesteld dat gezien de afhankelijkheid en kwetsbaarheid van de doelgroep ook «toestemming» geen grondslag kan zijn voor gegevensuitwisseling.

4)

Verder vragen de leden de regering te reflecteren op het advies van het AP dat «toestemming» geen grondslag kan zijn voor gegevensuitwisseling. Bij het vraagstuk van gegevensuitwisseling speelt enerzijds het belang van het respecteren van de vrijwillige deelname aan de bedoelde zorg en anderzijds juist het belang dat de doelgroep wel die nodige zorg krijgt, waarvoor gegevensuitwisseling (met toestemming) nuttig is. Het laatstgenoemde belang komt in het door de VVD aangehaalde onderzoek naar voren. In zekere zin is hier sprake van een spagaat, want welk belang weegt nu het zwaarst? De Autoriteit Persoonsgegevens (AP), maar ook de Tweede Kamer, heeft er sterk op aangedrongen om de nadruk te leggen op het eerste belang: bescherming van de doelgroep als het gaat om de vrijwilligheid van de deelname. De regering realiseert zich dat hierdoor de doelgroep mogelijk niet geheel wordt bereikt, maar deelt dat de nadruk op het eerste belang moet liggen. Daarom is ook aangegeven dat de verloskundige de zwangere in een kwetsbare situatie adviseert om contact op te nemen met de JGZ.

5)

Deelt de regering de zorgen van de leden van de VVD-fractie dat vanwege tekort schietende wetgeving, juist een grote groep kwetsbaren extra op achterstand wordt gezet, omdat adequate zorg en ondersteuning in het huidige netwerktijdperk niet geleverd kan worden zonder adequate gegevensuitwisseling?

5)

De leden van de VVD-fractie vragen ook of de regering de zorgen van de leden deelt dat een grote groep kwetsbaren op achterstand wordt gesteld, omdat er geen adequate zorg en ondersteuning kan worden geleverd zonder adequate gegevensuitwisseling. Zoals hierboven aangegeven deelt de regering deze zorgen, maar wel ten dele. Door de verloskundig zorgverlener hulp te laten bieden aan de zwangere bij het contact leggen met de JGZ, gaat de regering ervan uit dat zo toch adequate zorg en ondersteuning kan worden gegeven. Er is pas sprake van gegevensuitwisseling nadat contact tussen de JGZ en de zwangere is gelegd en er dus sprake is van een behandelrelatie.

6)

Waarom heeft de regering om de effectiviteit van het wetsvoorstel te waarborgen geen alternatief voor toestemming, als grondslagvereiste voor de gegevensuitwisseling opgenomen in dit wetsvoorstel, zodat verwijzing en gegevensuitwisseling tussen aanbieders van zorg en ondersteuning tot stand kan komen?

6)

Ook vragen de leden van de VVD-fractie waarom er geen alternatief, om de effectiviteit van het wetsvoorstel te waarborgen, voor toestemming als grondslagvereiste voor de gegevensuitwisseling is opgenomen in dit wetsvoorstel.

Een alternatief voor toestemming zou een verplichting kunnen zijn tot gegevensdeling, al dan niet beperkt tot bepaalde situaties. Ten opzichte van de variant met toestemming zou dat nog een veel sterker negatief effect op het vrijwillige karakter van deelname aan deze zorg hebben. Zoals hierboven aangegeven wil de regering juist de nadruk op het vrijwillige karakter leggen.

7)

Overigens lezen de leden van de VVD-fractie in de Handreiking Prenataal huisbezoek door de JGZ d.d. oktober 2021, hoofdstuk 6. «Stappenplan van signaleren naar uitvoeren en afronden van het PHB JGZ» bij stap 1, vierde bullet; «Indien de zwangere de meerwaarde ziet, bespreekt de professional de wijze van aanmelding en eventuele overdracht van gegevens (met toestemming) aan de jeugdverpleegkundige die het PHB JGZ uitvoert3Als deze leden het goed begrijpen is dit in strijd met het advies van de AP en in strijd met het wetsvoorstel. Graag krijgen de leden van de VVD-fractie hierop een reactie van de regering.

7)

De leden van de VVD-fractie vragen een reactie van de regering op een passage uit de handreiking die, als de leden het goed begrijpen, in strijd is met het wetsvoorstel. Het is zo dat gegevensdeling pas tot stand komt nadat er contact is gelegd met de JGZ, dus als er al sprake is van een behandelrelatie. Wel kan de verloskundig zorgverlener de zwangere helpen om contact te leggen met de JGZ. Hierbij is nog geen sprake van gegevensdeling. De handreiking zal op dit punt, waar nodig, worden verduidelijkt.

Vragen van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben naar aanleiding van de nadere memorie van antwoord nog een aantal vragen aan de regering.

8)

In tegenstelling tot wat de regering in de nadere memorie van antwoord zegt over het regelmatige overleg dat er is geweest met vertegenwoordigers van de Patiëntenfederatie c.q. de Stichting Zelfbewust Zwanger, vinden deze organisaties zelf dat zij tot nu toe slechts in beperkte mate (minder actief en zorgvuldig) door VWS betrokken zijn geweest.4 De leden van de PVV-fractie vragen de regering aan te geven op welke wijze zij de Patiëntenfederatie c.q. de Stichting Zelfbewust Zwanger zal betrekken bij de eventuele implementatie van dit wetsvoorstel en hoe de regering deze organisaties een actievere rol denkt toe te bedelen.

8)

De leden van de PVV-fractie geven aan dat de cliëntorganisaties vinden dat zij tot nu toe in beperkte mate door VWS betrokken zijn geweest en vragen hoe de regering denkt deze organisaties een actievere rol denkt toe te bedelen. De regering vindt het jammer dat de cliëntenorganisaties ervaren dat zij in beperkte mate betrokken zijn geweest. De regering onderschrijft het belang van het cliëntenperspectief. Bij de consultatie van het wetsvoorstel is het College Perinatale Zorg (CPZ) betrokken. Het CPZ is een netwerkorganisatie waar de Patiëntenfederatie Nederland deel van uitmaakt. En de Patiëntenfederatie is eveneens betrokken bij de implementatie overleggen van het wetsvoorstel. Zij is een volwaardig partner in deze overleggen. Tijdens deze gesprekken is er ruimte om mee te denken en te reflecteren op het in ontwikkeling zijnde implementatieplan. De regering zal dan ook waar mogelijk het cliëntenperspectief blijven meenemen. Overigens heeft de regering begrepen dat de cliëntenorganisaties niet achter de inhoud van de cliëntenbrochure staan. Ze zal hierover dan ook het gesprek met hen aangaan en de mogelijkheden bekijken om aan hun bezwaren tegemoet te komen.

9)

De Patiëntenfederatie c.q. de Stichting Zelfbewust Zwanger zou graag zien dat het perspectief van (kwetsbare) zwangere vrouwen actief en zorgvuldig wordt meegenomen bij de implementatie van de handreiking prenataal huisbezoek. Zo pleiten deze organisaties voor een behoeftenonderzoek onder kwetsbare zwangeren over de gewenste hulp en ondersteuning, waaruit blijkt waaruit het zorgaanbod zou moeten bestaan. Zij pleiten ervoor om de ervaringen van kwetsbare zwangeren te monitoren en in de evaluatie het effect van het huisbezoek mee te nemen. Ook vinden zij dat zwangere vrouwen beter geïnformeerd moeten worden over het huisbezoek. De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan toezeggen dat zij een dergelijk behoeftenonderzoek uit zal laten voeren, dat zij de ervaringen van kwetsbare zwangeren inzake het prenataal huisbezoek en de effecten van de geboden hulp en ondersteuning zal gaan monitoren en de effecten van de informatie (cliëntbrochure) en communicatie aan de doelgroep zal gaan evalueren.

9)

De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan toezeggen een behoefteonderzoek over de gewenste hulp en ondersteuning uit te zullen laten voeren en de ervaringen van zwangeren in een kwetsbare situatie en het effect van het huisbezoek mee te nemen in de evaluatie. De regering zegt toe dit mee te zullen nemen in de evaluatie en/of een onderzoek.

Ook vragen zij de effecten van de informatie(cliëntenbrochure) en communicatie aan de doelgroep te evalueren. De regering gaat samen met de cliëntenorganisaties bekijken hoe de informatie voor de doelgroep kan worden aangepast opdat de cliëntenorganisaties er zich in kunnen vinden. Een eventuele evaluatie van de informatie in de brochure zal onderdeel van dit gesprek zijn.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 35 593, nr. 3, p. 5.

X Noot
2

Motivaction: Wat werkt bij wie?, 2017.

X Noot
3

Bijlage bij Kamerstuk I 2021/22, 35 593, F.

X Noot
4

E-mailbericht van 25 oktober 2021, ter inzage gelegd onder griffienummer 169814.03.

Naar boven