35 593 Wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege het opnemen daarin van een gemeentelijke taak om prenataal huisbezoek te verrichten

D NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld 5 oktober 2021

Inleiding

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord, in reactie op de vragen van de commissie.2

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen de nadruk die de regering legt op het zo vroeg mogelijk signaleren van mogelijke risico’s, waardoor een zo groot mogelijke gezondheidswinst voor kinderen kan worden bereikt. Echter, de leden van deze fractie hebben nog een drietal vervolgvragen over het voorstel in het kader van de al bestaande hulpprogramma’s voor (aanstaande) gezinnen.

De leden van de PVV-fractie leggen de regering, gelet op de proportionaliteit en uitvoerbaarheid van het voorstel, nog graag een enkele vraag voor.

Vragen van de GroenLinks-fractie

In de beschikbare begeleidings- en zorgtrajecten voor (aanstaande) gezinnen zijn de laatste jaren vele problemen gesignaleerd. Zo concludeerde de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming in haar recente advies «Jeugdbescherming in de toekomst»3 dat een herijking van de jeugdbescherming noodzakelijk is, en dat kinderen en ouders zich in de uitvoering van de jeugdbescherming onvoldoende gezien en gehoord voelen. Gerelateerd hieraan zijn er signaleren van wantrouwen tegenover hulpverleners rondom het gezinsleven. Hoe denkt de regering dat dit wantrouwen in de uitvoering van het onderhavige wetsvoorstel vermeden kan worden?

Heeft de regering ook overwogen de door dit voorstel beoogde vroege signalering van een mogelijke hulpvraag op een andere manier onder te brengen, bijvoorbeeld door dit in de kraamzorg op te nemen? Zo ja, welke andere constructies heeft de regering overwogen? Wat is volgens de regering het voordeel van het voorstel in de huidige vorm, met een aanbod voor een extra huisbezoek, vergeleken met mogelijke andere constructies? Creëert de regering met het opzetten van deze extra procedure niet méér weerstand tegen mogelijke inmenging, terwijl het signaleren van een hulpvraag ook op een andere manier aangepakt zou kunnen worden? Hoe beoordeelt de regering de proportionaliteit van het onderhavige voorstel, in vergelijking met een constructie waarin de signalering van een hulpvraag binnen een al bestaand traject plaats zou vinden?

Heeft de regering overwogen om in het proces van het huisbezoek een rol te geven aan ervaringsdeskundigen die zelf ook een zwangerschap in een kwetsbare situatie hebben ondergaan? Wat zouden hier volgens de regering de voor- en nadelen van zijn?

Vragen van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie vragen aandacht voor de proportionaliteit en uitvoerbaarheid. Zij wijzen erop dat het aanbieden van prenataal huisbezoek door gemeenten meer druk legt op gemeenten, die al veel zorgtaken op hun bordje hebben gekregen. Prenataal huisbezoek blijkt niet in alle gevallen meerwaarde te hebben. Aan de Wet publieke gezondheid wordt aan artikel 2, tweede lid, onderdeel i. toegevoegd, dat luidt: «het aanbieden van een vrijwillig prenataal huisbezoek door de organisatie die voor het college van burgemeester en wethouders de jeugdgezondheidszorg verricht om hulp en ondersteuning te geven aan zwangere vrouwen en hun gezinnen die in een kwetsbare situatie verkeren, voor zover daartoe aanleiding is na toepassing van een adequaat signaleringsinstrument, alsmede het in dat kader door het college bepalen van de omvang van deze doelgroep.»4

Kan de regering uitleggen waarom in artikel 2, tweede lid, onderdeel i van de Wet publieke gezondheid niet specifiek kan worden opgenomen dat prenataal huisbezoek met name geldt in geval van verslaving, huiselijk geweld, dak- en thuisloosheid, ernstige verwaarlozing en psychiatrische problematiek?

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdag 5 november 2021.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Adriaansens

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Adriaansens (VVD) (voorzitter), Van der Burg (VVD), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Prast (PvdD), Van Pareren (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Hermans (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2020/21, 35 593, C.

X Noot
4

Gewijzigd voorstel van wet (Kamerstukken I 2020/21, 35 593, A).

Naar boven