Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
In artikel 5, tweede lid, wordt na «arbodienst» ingevoegd «en tot de vertrouwenspersoon,
bedoeld in artikel 13a».
B
In artikel I, onderdeel D, wordt het voorgestelde artikel 13a als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De werkgever wijst een of meer werknemers of externe personen aan als vertrouwenspersoon.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met elfde lid tot
het derde tot en met tiende lid.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door «derde lid».
4. In het negende lid (nieuw) wordt «lid 5» vervangen door «vierde lid».
5. In het tiende lid (nieuw) wordt «40»vervangen door «60».
Toelichting
Met deze nota van wijziging worden, naast enige technische aanpassingen, twee wijzigingen
doorgevoerd om bedrijven en inrichtingen, in het bijzonder de kleinere, meer ruimte
te bieden bij het opzetten van het instituut vertrouwenspersoon, toegespitst op de
aard en grootte van de eigen organisatie.
Onderdeel A
De werkgever moet ingevolge artikel 5, eerste lid, Arbowet, de opzet van het instituut
vertrouwenspersoon meenemen in de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) en het
bijbehorend plan van aanpak. In het tweede lid van artikel 5 is voor de preventiemedewerker,
arbeidsdeskundigen en arbodienst bepaald dat in de RI&E in het bijzonder aandacht
moet worden besteed aan de toegang van de werknemers tot deze personen/instanties.
Dat hoort in gelijke mate te gelden voor de vertrouwenspersoon. Onderdeel A voorziet
daar alsnog in.
Onderdeel B
Punten 1, 2, 3 en 4
In het voorgestelde artikel 13a, derde lid, is thans de interne vertrouwenspersoon
uitgangspunt. Indien de mogelijkheden daartoe onvoldoende zijn, mag de werkgever geheel
of gedeeltelijk overstappen op externe vertrouwenspersonen. Alles overziende acht
de initiatiefnemer dit toch te beperkend voor bedrijven. Ieder bedrijf moet zelf de
keuze kunnen maken of de verplichting wordt ingevuld met een interne vertrouwenspersoon,
een externe vertrouwenspersoon, of beiden. Daartoe wordt het voorgestelde derde lid
geschrapt (punt 2) en het voorgestelde tweede lid uitgebreid met externe personen
(punt 1). De punten 3 en 4 betreffen technische aanpassingen.
Punt 5
Het voorstelde artikel 13, elfde lid (thans vernummerd tot tiende lid), zondert een
werkgever die werknemers arbeid laat verrichten voor een tijdsduur van in totaal ten
hoogste 40 uur per week, uit van de verplichting tot het hebben van een vertrouwenspersoon.
Dit betreft onder meer particulieren die een wekelijkse huishoudhulp hebben, of in
het kader van een persoonsgebonden budget een zorgverlener inschakelen. Soms is echter
sprake van zogenoemde 24-uursdiensten. Bij twee diensten dreigen deze particulieren
dan buiten de uitzondering te vallen. Om dit te voorkomen wordt de tijdsduur gezet
op in totaal ten hoogste 60 uur per week (de op grond van de Arbeidstijdenwet maximaal
toegestane arbeidsduur per week).
Maatoug