35 586 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 6 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN DE HEER C. TE M.2 BETREFFENDE EEN VERZOEK OM AFGIFTE VAN EEN VERKLARING NIET-AFGETROKKEN LIJFRENTEPREMIES

Vastgesteld 28 mei 2021

Klacht

De verzoeker heeft een klacht over de afhandeling van zijn klacht door de Belastingdienst met betrekking tot de afwijzing van een verzoek om afgifte van een verklaring niet-afgetrokken lijfrentepremies (hierna: saldoverklaring). De verzoeker is van mening dat de Belastingdienst

bij de afhandeling van zijn klacht geen deugdelijke verklaring heeft gegeven waarom de klacht is afgewezen. Op de website van de Belastingdienst heeft ten tijde van het verzoek om een saldoverklaring onjuiste informatie gestaan. Naar aanleiding van het verzoekschrift heeft de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

Een saldoverklaring is een verklaring van de Belastingdienst waarin staat welk bedrag aan niet-afgetrokken lijfrentepremies onbelast blijft als de lijfrente tot uitkering komt. Gedurende de opbouwfase van een lijfrente zijn de premies aftrekbaar voor zover er voldoende jaar- en reserveringsruimte (pensioentekort) is. De periodieke uitkeringen uit deze lijfrente zijn belast.

Als een belastingplichtige de betaalde premies (gedeeltelijk) niet heeft afgetrokken, hoeft hij over dat bedrag in de uitkeringsfase geen belasting te betalen (vanaf 2010 is hieraan een maximum verbonden van 2.269 euro per lijfrente per jaar). Het kan gebeuren dat een belastingplichtige vergeten is de premies af te trekken of dat hij meer premie heeft betaald dan er aan jaar- of reserveringsruimte was. In die situatie kan een belastingplichtige een saldoverklaring bij de Belastingdienst aanvragen en deze verklaring aan zijn verzekeraar verstrekken. De verzekeraar zal dan ten tijde van de uitkering van het lijfrentekapitaal bij de inhouding van loonheffing al rekening houden met de (onbelaste) niet-afgetrokken premies. Dit voorkomt dat een belastingplichtige wordt geconfronteerd met een te hoge inhouding van loonheffing ten tijde van de uitkering van het lijfrentekapitaal en dit vervolgens pas kan terugvragen door middel van het doen van aangifte inkomstenbelasting.De afgifte van een saldoverklaring is niet wettelijk geregeld maar een dienstverlening van de Belastingdienst aan een belastingplichtige. De saldoverklaring wordt gebaseerd op alle informatie waarover de Belastingdienst beschikt. Wanneer de Belastingdienst niet meer beschikt over alle relevante informatie, is het aan de belastingplichtige om aannemelijk te maken welke betaalde premies niet in aftrek zijn gebracht.De verzoeker heeft in februari 2020 een saldoverklaring aangevraagd voor de periode 2005 t/m 2006 en de periode 2015 t/m 2018. Op de website van de Belastingdienst staat op dat moment bij het onderdeel «bewijsstukken» het volgende vermeld: «U moet aannemelijk maken dat de premies of stortingen niet of gedeeltelijk in aftrek zijn gebracht. Heeft uw verzoek ook betrekking op niet afgetrokken premies in uw aangiften en inkomstenbelasting over de jaren voor 2005? Dan moet u daarvan de bewijsstukken meesturen. Bijvoorbeeld kopieen van uw aan-giften en aanslagen over die jaren. Wij hebben namelijk de aangiftegegevens van voor 2005 niet meer.» Nog dezelfde maand krijgt de verzoeker het bericht dat de Belastingdienst de saldoverklaring heeft geweigerd, omdat uit de premiebetaal- en aangiftegegevens bleek dat er in de jaren 2001 tot en met 2004 meer lijfrentepremie is afgetrokken dan betaald en daardoor over de hele periode van 2001 tot en met 2018 in totaal meer premie is afgetrokken en betaald.

De verzoeker heeft in de richting van de Belastingdienst aangegeven het met de afwijzing niet eens te zijn. Als op de website staat vermeld dat de Belastingdienst niet meer beschikt over de aangiftegegevens van voor 2005 kan het volgens de verzoeker niet zo zijn dat de Belastingdienst deze gegevens vervolgens wel gebruikt. De verzoeker geeft daarnaast aan dat de premiebetaalgegevens van 2001 tot en met 2004 volgens hem niet juist zijn. De brief van verzoeker is door de Belastingdienst als klacht in behandeling genomen en twee weken later is de klacht afgewezen. De Belastingdienst (in dit geval Team Saldoverklaringen) erkent weliswaar dat de informatie zoals destijds vermeld op de website niet correct is (de vermelde informatie had pas vanaf 06-03-2020 op de website mogen staan want met ingang van die datum zijn deze gegevens niet meer beschikbaar in de systemem), maar de klachtbehandelaar geeft aan dat Team Saldoverklaringen niet verantwoordelijk is voor de informatie op de website. De klachtbehandelaar komt tot de conclusie dat de afwijzing van het verzoek tot afgifte van een saldoverklaring terecht is afgewezen.

Overwegingen

In zijn inlichtingen geeft de Staatssecretaris aan dat de verzoeker van mening dat hij door foutieve informatie op de website van de Belastingdienst is benadeeld en dat de Belastingdienst daarbij gebruikt heeft gemaakt van onjuiste gegevens.

De Belastingdienst heeft de saldoverklaring geweigerd, omdat uit de premiebetaal- en aangiftegegevens bleek dat er in de jaren 2001 tot en met 2004 meer lijfrentepremie is afgetrokken dan betaald en daardoor over de hele periode van 2001 tot en met 2018 in totaal meer premie is afgetrokken en betaald. Dit is schriftelijk toegelicht in de beslissing van de Belastingdienst om geen saldoverklaring af te geven. Het is volgens de Staatssecretaris de vraag of de Belastingdienst in een dergelijke situatie de afgifte van de saldoverklaring mag weigeren zonder dat de aanvrager heeft ingestemd met het salderen. De beantwoording van deze vraag kost volgens hem meer tijd. Niet uitgesloten is volgens de Staatssecretaris dat bij de verzoeker de indruk zou kunnen zijn ontstaan dat alsnog een saldoverklaring zal worden verstrekt. Om die reden zal de Staatssecretaris ervoor zorgdragen dat de verzoeker alsnog een saldoverklaring ontvangt waarin geen rekening is gehouden met de premieaftrek in de jaren vóór 2005.

Hoewel de verzoeker dus alsnog een saldoverklaring zal ontvangen, gaat de Staatssecretaris ook nog in op de klacht ten aanzien van de informatie op de website en de onjuistheid van de gegevens over de jaren 2001 tot en met 2004. Op de website geeft de Belastingdienst aan over welke jaren de aangiftegegevens nog beschikbaar zijn. Deze informatie is opgenomen om teleurstellingen te voorkomen. Hiermee wil de Belastingdienst voorkomen dat belastingplichtigen denken dat de Belastingdienst de gegevens over alle jaren bewaart en deze informatie kan benutten voor het afgeven van de saldoverklaring. Desalniettemin begrijpt de Staatssecretaris dat het voor de verzoeker verwarrend is dat de Belastingdienst bij de beoordeling van de saldoverklaring ook de gegevens gebruikt over jaren die hij niet heeft gevraagd en waarvan op de website staat dat de Belastingdienst de gegevens over deze jaren niet meer heeft.

Ten aanzien van de klacht met betrekking tot de onjuistheid van de gegevens merkt de Staatssecretaris op dat de Belastingdienst in de vooraankondiging een overzicht heeft verstrekt van de aangiftegegevens die zij nog heeft en van de premiebetaalgegevens die de levensverzekeraars hebben verstrekt. Met de vooraankondiging heeft de Belastingdienst de verzoeker de mogelijkheid gegeven om een onderbouwing of bewijs te geven. De verzoeker heeft alleen aangegeven dat de premiebetaalgegevens van 2001 tot en met 2004 volgens hem niet juist zijn, maar heeft hiervoor volgens de Staatssecretaris echter geen onderbouwing of bewijs gegeven.

In reactie op de inlichtingen geeft de verzoeker aan verheugd te zijn dat toch een saldoverklaring zal worden verstrekt. De verzoeker geeft daarnaast aan dat hij destijds inderdaad de Belastingdienst er alleen op heeft gewezen dat de premiebetaalgegevens waarover de Belastingdienst beschikt niet juist zijn. Hij heeft bewust hiervoor geen bewijsmiddelen verstrekt, omdat er een discussie was tussen hem en de Belastingdienst of deze periode meegenomen moest worden. Verzoeker had niet om het meenemen van de periode 2001 t/m 2004 gevraagd en hij wilde niet het risico lopen dat de Belastingdienst het verstrekken van deze bewijsmiddelen zou interpreteren alsof hij akkoord was met het meenemen van die periode. Verzoeker had verwacht dat de Belastingdienst deze bewijsmiddelen zou opvragen alvorens men een verklaring zou opstellen waarin men deze periode zou meenemen. Hij had niet verwacht dat de Belastingdienst de berekening over deze periode zou uitvoeren terwijl de Belastingdienst wist dat ze niet over alle gegevens inzake de premiebetalingen (toch belangrijke informatie voor een dergelijke berekening) beschikte. De verzoeker vindt het een slechte zaak dat een overheidsinstantie op basis van onvolledige gegevens besluiten kan nemen die voor de burger (financiële) consequenties hebben.

In de nadere door de Staatssecretaris verstrekte inlichtingen geeft de Staatssecretaris ten aanzien van de onvolledige gegevens aan dat, omdat door de verzoeker geen nadere premiebetalingsgegevens werden verstrekt, de Belastingdienst uit is gegaan van de bij de hen bekende gegevens. Dit zijn door de verzekeraar aangeleverde gegevens. Deze gevens zijn dan ook het uitgangspunt geweest bij de aanvankelijke weigering om de gevraagde verklaring af te geven.

Oordeel van de commissie3

De commissie constateert dat er door de Staatssecretaris is besloten om de verzoeker alsnog een saldoverklaring te verstrekken waarin geen rekening wordt gehouden met de jaren voor 2005 en dat de verzoeker daarmee tevreden is. Dit is een mooie uitkomst, maar de commissie is niet zo te spreken over de initiële afhandeling van de klacht van de verzoeker. De informatie op de website van de Belastingdienst heeft logischerwijs tot verwarring bij de verzoeker geleid. De klachtbehandelaar van de Belastingdienst geeft aan dat de afdeling die de saldoverklaringen verstrekt niet verantwoordelijk is voor de informatie op de website. Een burger heeft hieraan geen boodschap. Een burger mag er vanuit gaan dat de informatie op de website van de Belastingdienst klopt, en een klacht over onjuiste informatievoorziening zou in het vervolg direct gegrond moeten worden verklaard. Maar bovenal is de commissie van oordeel dat deze klacht nooit mogen ontstaan.

Voorstel aan de Kamer

De commissie ziet geen aanleiding om een voorstel aan de Kamer te doen.

De fungerend voorzitter van de commissie, Leijten

De griffier van de commissie, De Vos


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoekers zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Leijten (SP), Mulder (CDA), El Yassini (VVD), Raemakers (D66), Stoffer (SGP), Bromet (GL), Van Houwelingen (FVD) en Koekkoek (Volt)

Naar boven