De memorie van antwoord geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende
nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.2
1. Inleiding
De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord. Deze leden hebben
nog een vraag.
De leden van de CDA-fractie danken de regering voor het antwoord op hun vraag in de memorie van antwoord.
Ter voorbereiding van het plenaire debat verzoeken zij de regering in te gaan op de
volgende nog resterende vragen.
2. Sectoren waarvoor de financiële gevolgen van de ODE significant zijn
De leden van de VVD-fractie begrijpen van VNO-NCW dat er, ondanks de oproep van de motie Essers bij het
vorige belastingplan, nog geen akkoord is over het verminderen en temporiseren van
de lastenstijgingen, waartoe de aangenomen motie opriep.3 Wij begrijpen dat de bedrijven die te maken hebben gekregen met de gestegen ODE,
geen gebruik kunnen maken van de subsidieregeling versnelde klimaatinvesteringen industrie
(hierna: VEKI), omdat de benodigde eigen investeringen niet opgebracht kunnen worden
door deze bedrijven. Op welke wijze compenseert de regering deze bedrijven in de glastuinbouw,
de voedselverwerkende industrie, de papier en de chemie? Wordt daarbij rekening gehouden
met de beperkte eigen investeringsruimte van de bedrijven, veroorzaakt door de ODE?
Is deze compensatie al geeffectueerd?
De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering om de zorgen van de extra getroffen sectoren te adresseren
dat het gebruik maken van een bestaande generieke investeringssubsidie zoals de VEKI-regeling
deze sectoren onvoldoende tegemoet zal komen. Daarbij wijzen zij vooral op de aanslag
op de benodigde eigen middelen mede als gevolg van de verhoging van de ODE-tarieven
en op het feit dat een reeds bestaande subsidieregeling geen afdoende ondersteuning
is voor deze bedrijven. Welke andere mogelijkheden zijn er in dezen?
De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling
tegemoet. Zij verzoeken de regering de nota naar aanleiding van het verslag uiterlijk
vrijdag 4 december 2020 aan de Eerste Kamer toe te zenden. Onder voorbehoud van tijdige
beantwoording achten zij het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling op 7 en 8 december
2020.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Frentrop
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren