35 575 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Wet CO2-heffing industrie)

Nr. 10 AMENDEMENT VAN DE LEDEN BECKERMAN EN ALKAYA

Ontvangen 2 november 2020

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In het in artikel I, onderdeel F, voorgestelde artikel 71p van de Wet belastingen op milieugrondslag vervallen het derde en vierde lid.

II

In artikel V, onderdeel A, vervalt subonderdeel 3.

Toelichting

Met dit amendement komt de nationale CO2-heffing voor de industrie tot stand door het wettelijk tarief op te tellen bij de ETS-prijs, in tegenstelling tot huidig voorstel waar de ETS-prijs op het wettelijk tarief in mindering wordt gebracht.

De indieners zijn van mening dat de voorgestelde heffing, die wordt vastgesteld door de ETS-prijs in mindering te brengen op het wettelijk tarief, niet effectief genoeg zal zijn om de klimaatdoelen te kunnen halen. De industrie, waar deze heffing voor is bedoeld, is verantwoordelijk voor een zeer groot deel van de totale CO2-uitstoot. Voor de forse reductie die nodig is, moeten ook forse stappen worden gezet. De indieners menen dat dit alleen kan worden bereikt door de heffing ook fors te laten zijn. Alle vermijdbare emissie moet dan ook fors belast worden. Alleen de ETS-prijs bereikt onvoldoende effect om de Nederlandse bedrijven die onder de EU-ETS vallen in het benodigde tempo te verduurzamen, laat de huidige praktijk zien. Met dit amendement zal de prijs wel voldoende hoog komen te liggen om het gewenste effect te bereiken.

Het amendement regelt dat voor de broeikasgasinstallaties het tarief voor de CO2-heffing industrie niet wordt verminderd met de termijnkoers van het broeikasgasemissierecht voor het EU ETS. Daardoor betalen de broeikasgasinstallaties het volledige wettelijke tarief, zoals dat ook geldt voor afvalverbrandings- en lachgasinstallaties. Dit amendement heeft geen budgettaire gevolgen.

Beckerman Alkaya

Naar boven