De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat voor veel industriële bedrijven toegang tot infrastructuur, zoals
een elektriciteitsnetwerk met voldoende capaciteit, een waterstofnetwerk of een CO2-netwerk, een belangrijke voorwaarde is om de CO2-uitstoot te kunnen reduceren, en dat voor sommige bedrijven geldt dat een noodzakelijk
netwerk buiten de eigen installatie nog niet beschikbaar is, waarvoor realisatie mede
afhankelijk is van derden;
overwegende dat het kabinet in reactie op het TIKI-rapport heeft aangegeven dat de
overheid zal doen wat redelijkerwijs in haar vermogen ligt om knelpunten op te lossen,
zodat een tekort aan infrastructuur geen belemmering zal zijn voor de industrie om
CO2-uitstoot te reduceren, en dat in een meerjarenprogramma stakeholders afspraken zullen
maken over de hoofdinfrastructuur die voor verduurzaming van industrie in de clusters
noodzakelijk is, na integrale afweging met infrastructuurbehoeften van andere sectoren;
verzoekt de regering, om parallel aan de herijkingsmomenten van de CO2-heffing te monitoren in hoeverre mede door gerichte inzet van publieke middelen voldoende
voortgang wordt geboekt met de realisatie van in het meerjarenprogramma voorziene
infrastructuur;
verzoekt de regering tevens, waar dat niet het geval is, hier zo nodig flankerend
beleid op vorm te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.