Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2020
In mijn brief van 22 juni 2020 (Kamerstuk 35 300 X, nr. 82) heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken betreffende de aanvragen op grond
van de Wet natuurbescherming ten behoeve van militaire vliegactiviteiten. Militaire
vliegactiviteiten waarvoor Defensie een aanvraag voor een vergunning op grond van
de Wet natuurbescherming (Wnb) heeft voorbereid, betreffen onder andere het gebruik
van De Vliehors en de vliegbasis Leeuwarden. Deze aanvragen zijn op 1 oktober jl.
ingediend bij het Bevoegd Gezag, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Afspraak met natuurorganisaties
Voor De Vliehors heeft Defensie een afzonderlijke afspraak gemaakt met de natuurorganisaties
Waddenvereniging en Natuurmonumenten, die beide bij dit proces betrokken zijn via
een zogenaamde klankbordgroep. Hierbij informeer ik u over deze afspraak.
Ten behoeve van de vergunningaanvraag heeft Bureau Waardenburg een Ecologische Effectanalyse
naar de militaire vliegactiviteiten op en boven De Vliehors uitgevoerd. Conclusie
van het rapport luidt: «Van alle vier de Natura 2000-gebieden [Waddenzee, Noordzeekustzone,
Duinen Vlieland en IJsselmeer] zijn voldoende gegevens voorhanden om vast te stellen
dat ten gevolge van het gebruik van de Vliehors-range significant negatieve effecten
op het behalen van de IHD’s [instandhoudingsdoelen] van alle vier de Natura 2000-gebieden
met zekerheid niet zullen optreden.» Defensie is blij met deze conclusie. De Waddenvereniging
en Natuurmonumenten onderschrijven de conclusie van de ecologische effectanalyse niet.
Deze conclusie van de ecologische effectanalyse neemt niet weg dat vliegactiviteiten
gevolgen hebben voor de natuur, vanwege lokaal hoge natuurwaarden en/of vanwege de
intensiteit van deze activiteiten. Daarom heeft de Koninklijke luchtmacht maatregelen
uitgewerkt om de effecten van vliegactiviteiten op beschermde vogels in Nederland
te verminderen. De belangrijkste maatregel op de Vliehors bestaat uit het ontzien
van vogels op hoogwatervluchtplaatsen. Bij een waterstand van +125 cm NAP, die zich
vooral bij springtij voordoet, wordt niet geoefend in de periode van 1,5 uur vóór
tot 1,5 uur ná hoogwater. Dit heeft wel als gevolg dat de flexibiliteit in het oefenprogramma
wordt beperkt.
De natuurorganisaties zijn blij met de intentie van de Koninklijke luchtmacht om zichzelf
maatregelen op te leggen ten gunste van de natuur, maar vinden deze maatregelen nog
te beperkt.
Ook na het indienen van deze vergunningaanvraag zetten Defensie en de natuurorganisaties
hun overleg voort. Dit overleg is erop gericht om, indien ecologisch onderzoek aanwijzingen
oplevert omtrent negatieve effecten van vliegactiviteiten op beschermde vogels en
andere fauna, nadere maatregelen te ontwikkelen. Die maatregelen kunnen bestaan in
een verdergaande scheiding tussen vliegactiviteiten en de rust- en foerageermomenten
van beschermde vogels en andere fauna. De Koninklijke luchtmacht zal bij de beoordeling
van die maatregelen ook de vraag betrekken of er voldoende ruimte blijft om het oefen-
en trainingprogramma uit te voeren. Ik zal u informeren over de uitkomst hiervan.
Overige militaire vliegactiviteiten
Er is nog een aantal militaire vliegactiviteiten waarvoor een aanvraag voor een natuurvergunning
in voorbereiding is. Dit betreft de vliegbasis Deelen, het gebruik van Tijdelijke
Gebieden met Beperkingen, vliegoperaties met Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS, ook wel drones), het gebruik van laagvliegroute 10 voor vastvleugelige vliegtuigen
en helikopter landingsplaatsen. In de Kamerbrief van 22 juni 2020 schreef ik ernaar
te streven ook deze aanvragen voor 1 oktober in te dienen. In de praktijk zijn de
intensieve voorbereidingen voor De Vliehors en Leeuwarden ten koste gegaan van het
werk aan deze overige vergunningaanvragen. Dat wordt nu alsnog aangepakt, zodat deze
vergunningaanvragen in het voorjaar van 2021 kunnen worden ingediend.
De Staatssecretaris van Defensie,
B. Visser