35 570 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2021

Nr. 114 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2021

Begin dit jaar ontving uw Kamer een brief uit Suriname getiteld «Aanbieding petitie. Betaling van de suppletie, die gestopt is in 1982, aan de militairen die gediend hebben in de Surinaamse krijgsmacht». Op 15 april jl. stuurde u deze brief aan mij door met het verzoek om een reactie. Mijn reactie stuur ik u hierbij.

Zoals u weet werd Suriname in 1975 een onafhankelijke republiek, los van het Koninkrijk der Nederlanden. Om een inkomensterugval te voorkomen voor onderofficieren die na de onafhankelijkheid vanuit de Nederlandse krijgsmacht in dienst traden bij de Surinaamse krijgsmacht, is in 1977 een suppletieregeling gecreëerd. Dit instrument werd destijds gekozen om te bevorderen dat de nieuw opgerichte Surinaamse Krijgsmacht zo snel mogelijk over ervaren en goed opgeleide onderofficieren zou kunnen beschikken.

Na de decembermoorden in Suriname in 1982 is de toepassing van de suppletieregeling stopgezet om te voorkomen dat Nederland daders of medeplichtigen daaraan financieel zou (blijven) ondersteunen. De suppletieregeling is vervolgens ingetrokken in 1987. Over de intrekking van de suppletieregeling zijn in de jaren daarna rechtszaken gevoerd, waarbij de Staat in het gelijk is gesteld door de Centrale Raad van Beroep (uitspraak van 29 april 1994, ECLI:NL:CRVB:1994:ZB0811).

Mede op basis van de argumenten die in de rechtszaken zijn gewisseld, heeft de regering in 1995 besloten om ter finale afdoening, een eenmalige en onverplichte financiële tegemoetkoming te verstrekken aan onderofficieren die (a) op 8 december 1982 in dienst waren bij de Surinaamse Krijgsmacht; (b) tot die datum recht hadden op suppletie; (c) niet in aanmerking zijn gebracht voor een andere vervangende uitkering; en (d) in redelijkheid konden aantonen niet (in)direct betrokken te zijn geweest bij de decembermoorden.

Deze eenmalige regeling (brief van 22 september 1995 aan de President van de Republiek Suriname, gepubliceerd in de Staatscourant bij bekendmaking van 6 oktober 1995) is destijds toegepast en de uitvoering ervan is in de jaren daarna afgerond.

Het uitgangspunt van de brief dat er nog aanspraak zou bestaan op suppletiegelden is dan ook onjuist. De suppletieregeling is, zoals hierboven aangegeven, in 1987 definitief ingetrokken. Op grond hiervan, alsmede op basis van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep uit 1994 en op basis van de (onverplichte) eenmalige tegemoetkoming van 1995, zijn er geen (verdere) rechten meer op het ontvangen van enige suppletiegelden.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven