35 570VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021

Nr. 207 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 11 maart 2021

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 25 februari 2021 overleg gevoerd met mevrouw Van Engelshoven, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de heer Slob, Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, over:

  • de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 17 februari 2021 inzake Nationaal Programma Onderwijs: steunprogramma voor herstel en perspectief (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 185).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De griffier van de commissie, De Kler

Voorzitter: Tellegen

Griffier: De Kler

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Beertema, Bruins, Futselaar, Van den Hul, Van Meenen, Van der Molen, Van Raan, Tellegen, Westerveld en Wiersma,

en mevrouw Van Engelshoven, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de heer Slob, Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.

Aanvang 10.02 uur.

De voorzitter:

Een heel goede morgen. Ik open de vergadering. Aan de orde is een notaoverleg over het Nationaal Programma Onderwijs: steunprogramma voor herstel en perspectief. Een heel hartelijk welkom aan de beide bewindspersonen, al mijn collega's, de Kamerbodes en onze meneer die alles vandaag weer vastlegt.

Voordat ik de heer Beertema van de PVV het woord geef, meld ik dat er een bericht van verhindering is van het lid Kwint. Hij wordt vervangen door zijn collega Futselaar, maar die schuift later aan. De heer Bisschop schuift ook later aan. We zijn dus met veel vandaag. Daarom gaan we snel beginnen. We hebben een debat dat qua tijd in twee delen is opgesplitst: een ochtenddeel en een middagdeel. Het zijn een beetje rare tijden – het zijn sowieso rare tijden – maar we hebben een deel van 10.00 uur tot 11.20 uur en een deel van 12.45 uur tot 15.45 uur. Met die tijdsblokken moet u het vandaag gaan doen. Mevrouw Van den Hul?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Een heel kort punt van orde. Ik zal nog een VAO hebben, dus ik zal vanmiddag tussentijds de zaal moeten verlaten. Ik weet dat dat misschien ook geldt voor mevrouw Westerveld.

De voorzitter:

Oké. Ja, het is zo'n dag. Meneer Beertema, PVV: aan u het woord.

De heer Beertema (PVV):

We hebben allemaal VAO's, straks.

De voorzitter:

Ja.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Allereerst een compliment aan de Ministers dat zij erin geslaagd zijn om dit omvangrijke steunpakket te realiseren. Ik kan me voorstellen dat het een gevecht geweest is, vooral met de Minister van Financiën. Het gaat om veel geld, heel veel geld, en de ambities zijn groot.

Aan de andere kant kunnen we ons niet onttrekken aan de indruk dat er hier door de coalitiepartijen een cadeau wordt uitgepakt voor de kiezer, een gigantisch cadeau van 8,5 miljard euro. Ik kan me nog herinneren, Minister, dat ik 250 miljoen vroeg voor een deltaplan lezen, dat heel belangrijk was. Dat werd toen weggehoond. «Geen dekking!», riep men toen. Geen dekking. En waar is de dekking nu? Ik weet het wel: die is er niet. Die wordt straks opgehoest door de generatie die nu zo genereus wordt geholpen door deze coalitie. Maar vooruit, de ijzeren logica van de verkiezingen dicteert ook dat je hier in campagnetijd niet kritisch over kunt zijn en alleen maar met complimenten moet strooien, dus hierbij een compliment voor in ieder geval de timing van het debat. 17 maart zijn de verkiezingen.

Als woordvoerder van oppositieleider PVV ga ik toch nog een aantal problemen schetsen. Al jaren zeggen wij dat het onderwijs in een systeemcrisis verkeert. Voor het uitbreken van de coronacrisis had het onderwijs al te maken met vierdaagse lesweken, onbevoegden voor de klas en zelfs klassen die noodgedwongen naar huis werden gestuurd omdat er geen leraar te vinden was. Wij vinden het dan ook enigszins teleurstellend dat er een pandemie als deze voor nodig was om tot het besef te komen dat het onderwijs wel degelijk in een systeemcrisis zit en alleen een allesomvattend plan het onderwijs kan redden. Maar zorgt dit plan er nou voor dat al die kinderen nu wel het streefniveau gaan halen? Het onderwijs was precorona al niet in staat om deze leerlingen de basisvaardigheden bij te brengen en wij vrezen dat het steunprogramma voor herstel en perspectief daar geen verandering in gaat brengen. Hoe gaat dit nou in de praktijk vorm krijgen?

Wij lezen dat voor de zomer van 2021 de eerste interventies worden gestart. Van scholen wordt verwacht dat zij voor de zomer van 2021 – nu dus eigenlijk – inzicht hebben in de cognitieve, executieve en sociale ontwikkeling van hun leerlingen. Maar waarom dan pas? We zitten al bijna een jaar in een mondiale gezondheidscrisis. Als we dit lezen, krijgen we toch de indruk dat dit sneller gerealiseerd had kunnen worden. Graag een reactie op de vraag waarom kostbare tijd verloren is gegaan. Waarom hebben al die duurbetaalde organisaties, die vrienden van mij die zich bezighouden met het onderzoeken en promoten van allerlei alternatieve vormen van onderwijs, van die zogenaamde 21st century skills, al die tijd stilgezeten?

Daar komt bij – en dat vind ik een opmerkelijke conclusie die we kunnen trekken uit de onderwijsramp die zich nu afspeelt – dat zich naast de stille ramp die zich voordoet als het gaat om het emotionele en sociale welzijn van leerlingen en studenten, een andere ramp voltrekt. De onderwijskundige ramp die zich nu afspeelt, is een ramp van cognitie, een ramp van kennis, een ramp van ontbrekende kennis, een ramp van achterstanden in kennis. Zonder die kennis, die aloude kennis, komen we er niet. Dat feit tekent zich nu genadeloos af. Daarom zouden wij graag een toezegging van de Ministers krijgen dat de vele organisaties en denktanks die zich bezighouden met zogenaamde onderwijsvernieuwing worden uitgesloten van dit extra geld. Ze voegen op dit moment in elk geval niets toe, en dat geld is broodnodig om kennisachterstanden weg te werken. Organisaties die zich erop beroepen dat kennis er niet meer toe doet, dat kennis obsoleet en achterhaald is, hebben niets te zoeken in dit nationale programma.

Niet voor niets – ik onderschrijf dat volledig – schrijft de Minister in zijn brief keer op keer over effectieve interventies, zelfs over bewezen effectieve interventies. De Minister geeft een belangrijke rol aan de medezeggenschap bij het ontwerpen van de plannen. Ik weet – en de Minister weet dat ook – dat medezeggenschapsraden vaak kampen met informatieachterstanden ten opzichte van hun werkgevers en bestuurders. Ze kunnen vaak niet tegen hen op. Het lijkt mij voor de hand liggen dat de inspectie, of wie de uitrol van het nationaal programma dan ook gaat monitoren, juist de scholen waar de bestuurders overenthousiast zijn over allerlei vernieuwingen waarin kennis en cognitie als achterhaald worden beschouwd, extra alert bekijkt. Ik doel hier op de onderwijsinstellingen die de coronacrisis willen gebruiken in hun streven naar build back better. U weet wel, dat streven naar fundamentele vernieuwing. Graag een reactie van de Minister. Begrijpt de Minister mijn zorg hierover?

Voorzitter. Monitoring, evaluatie en verantwoording zullen uiteindelijk gaan bepalen in hoeverre dit plan gaat werken. Wij vinden een jaarlijkse voortgangsrapportage aan de Kamer niet genoeg. Wij zouden graag per kwartaal een voortgangsrapportage ontvangen. Wij kunnen immers niet uitsluiten dat het plan onvoldoende effect heeft. Om dan pas na een jaar hiervan op de hoogte te worden gebracht, vinden wij afbreuk doen aan het belang van het plan. Kan de Minister toezeggen om in ieder geval een halfjaarlijkse rapportage te sturen, als een rapportage per kwartaal niet uitvoerbaar is? Graag een reactie daarop.

Voorzitter. De verdere uitwerking en uitvoering van het plan zullen plaatsvinden onder begeleiding van een maatschappelijke begeleidingscommissie. Deze commissie gaat relevante maatschappelijke ontwikkelingen signaleren en het Ministerie adviseren over een balans tussen deze ontwikkelingen en het adequaat uitvoeren van het plan. Wat wordt verstaan onder verdere uitwerking? Wij veronderstellen dat de Inspectie van het Onderwijs uiteindelijk toezicht gaat houden op de verdeling en de besteding van de gelden. Ook daar graag een reactie op.

Ook willen wij wel een harde toezegging dat de – tja, hoe zal ik ze noemen? – Doekle Terpstra's van dit land, met hun hermetisch gesloten ons-kent-onscircuits, in ieder geval geen rol gaan krijgen binnen deze commissie.

Voorzitter. De Minister stelt terecht dat er geen taboes gelden in het nationaal programma. Dat vind ik heel mooi en stoer klinken. Betekent dit ook dat we nu direct een moratorium instellen op onnodige onderwijsvernieuwingen zoals Curriculum.nu? Betekent dit dat er per direct een einde wordt gemaakt aan die andere ramp die zelfontdekkend leren heet? Gaan wij nu, in de allergrootste crisis van het onderwijs, eindelijk vol inzetten op een didactiek die, zoals de Minister ook aangegeven heeft, aantoonbaar werkt en bewezen effectief is? Denk aan de methodiek van de directe instructie, de bewezen effectiefste didactiek, juist voor achterstandsleerlingen – in het volle besef, zeg ik tegen de Minister, dat het overgrote deel van de leerlingen op dit ogenblik in die categorie achterstandsleerlingen hoort. Want daarom hebben we dit plan. Ik hoop het van harte. Laat de uitspraken van de Minister wat dit betreft niet slechts voor de bühne zijn. Alleen door al die taboes te laten varen kunnen we misschien sterker uit deze crisis komen.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Van Meenen van D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. 8,5 miljard, en dat niet alleen, ook nog eens 645 miljoen structureel, om alle leerlingen en studenten die langer in het onderwijs blijven, te kunnen bekostigen, waardoor de boekhouding van OCW en van deze Minister na dit kabinet wel keurig op orde is.

Voorzitter. Dit is echt ongekend. Ik ben nu ruim acht jaar Kamerlid en dit is een van de bijzonderste dingen die ik heb meegemaakt. We zijn hier ongelofelijk blij mee, niet alleen omdat het keihard nodig is om midden in deze crisis te investeren in gelijke en de beste kansen voor onze jongste generatie, maar ik ben ook zo blij met de manier waarop die keuzes worden gemaakt. Het geld gaat direct naar de lerarenteams van de basis- en middelbare scholen. Scholen met veel achterstandsleerlingen krijgen extra geld. Er is geduld met kinderen: brede brugklassen, ruimte in de onderwijsprogramma's, verlengde leerroutes. En studenten krijgen meer studiebegeleiding. Een enorme doorbraak in het onderwijs. Wat mij betreft kijken we hier later op terug als het moment waarop de juiste weg is ingeslagen in het onderwijs, hoe naar en vreselijk de aanleiding daartoe ook is.

Wat D66 betreft houdt het niet op na deze tweeënhalf jaar. In ons verkiezingsprogramma hebben we 10 miljard structureel vrijgemaakt voor het onderwijs. Dat is de basis voor structurele verbeteringen waar D66 op voort wil bouwen. D66 wil dus ook na tweeënhalf jaar leraren beter waarderen en investeren in scholen met achterstandsleerlingen. D66 wil een rijke schooldag voor ieder kind, geduld met en goede ondersteuning van leerlingen en studenten en investeren in onderzoek en wetenschap.

Voorzitter. Maandag kwam een paar wetenschappers met een prachtig initiatief om een onderwijs-OMT te vormen en op basis van wetenschappelijke bevindingen te adviseren over de inzet van dit extra geld. Ook de Ministers willen dat dit geld wordt ingezet voor bewezen en effectieve interventies met de inzet van wetenschappelijke expertise met een zogeheten menukaart voor scholen. Een en een is twee, denk ik dan. Zet het Ministerie dit onderwijs-OMT dat zichzelf aanbiedt in om die menukaart te helpen samenstellen?

Voorzitter. Wat betreft het funderend onderwijs. Graag wil ik nog wat vragen stellen over de inzet van deze extra middelen. Terecht stelt de Minister dat er extra geld moet naar scholen met veel leerlingen met achterstanden. Het is nog onbekend hoe het geld precies over de scholen wordt verdeeld en hoeveel extra deze scholen zullen ontvangen. Wanneer is hier meer duidelijkheid over en stelt de Minister ook doelen voor die kansengelijkheid? En dan de thuiszittende kinderen. Hoe kan dit geld bijdragen om die kinderen weer onderwijs te bieden?

Daarnaast stelt de Minister in de brief dat leraren die in de vakantie extra onderwijs geven, een passende vergoeding krijgen. In de antwoorden op de vragen lees ik dat scholen zelf over die vergoeding gaan. Wat kunnen leraren verwachten? Zou het niet verstandig zijn om hier een aanvullende cao-afspraak over te maken? Daar gaan wij weliswaar niet over, maar wellicht hebben de bewindspersonen daar ook een opvatting over.

D66 vraagt de Minister ook hoe de inspectie rekening gaat houden met de bijzondere situatie de komende twee jaar. Wordt het bieden van kansen en het nemen van risico's beloond in plaats van afgestraft bij afstroom of eventuele lagere eindtoetsresultaten? Ik lees in de brief erg veel over leerlingvolgsystemen – u kent mijn opvattingen daarover – en ik maak me zorgen over een te sterke focus op meetbare controle en te weinig vertrouwen.

Voorzitter. In dit nationaal programma wordt een aanzet gemaakt voor wat wij de rijke schooldag noemen. Scholen kunnen in samenwerking met kinderopvang verlengde schooldagen organiseren met bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding en culturele activiteiten. De regie blijft bij de school. Is hiervoor voldoende ruimte in regels en wetgeving? Wordt dit onderdeel gemonitord om met de bevindingen over tweeënhalf jaar een volgende stap te kunnen zetten? Gemeenten krijgen ook extra geld om de jongeren verder te helpen. Kunnen gemeenten dit geld vrij besteden of moet dat ten goede komen van de kinderen? Kortom, gaat het straks uitmaken voor een kind in welke gemeente hij of zij woont?

Wat betreft de voorschoolse educatie zijn er de afgelopen tijd minder indicaties afgegeven, omdat kinderen minder worden gezien bij het consultatiebureau. Wat kunnen we daaraan doen? Is het een mogelijkheid om daarmee ook in de zomer door te gaan? Hoe staat het met de uitvoering van de zestien uur per week?

Dan nog de groep Nederlandse kinderen in het buitenland. Is er ook een deel van het budget voor Nederlandse scholen in het buitenland? Zij hebben immers dezelfde problemen. Hierdoor komt de instroom in het Nederlandse onderwijs bij terugkomst wellicht in de problemen.

Voorzitter. D66 is blij dat de Minister naast de rijke schooldag ook inzet op een kansrijk schooladvies, het vormen van brede brugklassen en de mogelijkheid van een capaciteitentoets in de brugklas en de tweede klas, zodat alle kinderen de kans krijgen om te komen op een plek waar zij het best passen. Door wie wordt die capaciteit precies vormgegeven? Zijn de scholen hier aan zet? Hoe wordt de mogelijkheid tot verlengde leerroutes vormgegeven?

Het is fijn dat er eindelijk duidelijkheid is voor leerlingen en leraren over de examens, nadat D66 hier al in oktober op aandrong, en dat de Minister extra middelen beschikbaar stelt om leerlingen voor te bereiden. Maar ik heb nog wel veel zorgen over het voortgezet speciaal onderwijs. De Kamer heeft mijn motie aangenomen die de regering oproept om te komen tot aangepaste examens in overleg met onder andere de vakbonden en LBVSO, maar hiervan is in mijn ogen niets terechtgekomen. Gaat de Minister mijn motie nog uitvoeren? Ik heb natuurlijk ook de antwoorden op mijn vragen gezien. Is zij bijvoorbeeld bereid om de certificaatkandidaten ook twee herkansingen te bieden? Is zij bereid om de duimregeling voor certificaatleerlingen die ooit hun examen willen halen, in de komende jaren mogelijk te maken en de bijzitdocent bij het mondelinge examen ook daadwerkelijk de kans te geven om leerlingen te helpen door het examen te komen?

Voorzitter. Dan over studenten. Ook voor studenten in het mbo, hbo en wo ligt er een mooi pakket. De druk gaat van de ketel, onder andere door het bieden van een halfjaar geen collegegeld en het verlengen van de ov-jaarkaart. Zo kunnen studenten hun stage bijvoorbeeld op een later moment inhalen of gemiste inkomsten uit een bijbaantje toch nog enigszins compenseren. Er is een groep studenten die dit jaar afstudeert en vraagt: hoe zit het met ons? Zij hebben ook last van vertraging en minder gelegenheid tot praktijkwerk. Kan de Minister uitleggen hoe het zit met de compensatie voor studenten die in augustus afstuderen?

Voorzitter. Er is een groep studenten die nog met vragen zit. Zij vrezen dat zij hun bacheloropleiding misschien net niet voor september kunnen halen. Afgelopen jaar mochten die studenten met de zachte knip toch alvast beginnen aan de master. Weet de Minister hoeveel studenten daar gebruik van hebben gemaakt en of dat tot problemen heeft geleid? En wil de Minister zich opnieuw hardmaken voor een zachte knip, zodat studenten niet onnodige studievertraging oplopen?

Voorzitter. Over het stagetekort hebben we al eerder gedebatteerd. Ik heb veel waardering voor de manier waarop docenten en deze Minister proberen om meer stageplekken te regelen. Het is ontzettend goed dat daar nu ook aandacht voor is in het hbo. Hoe wordt het stageplan hbo vormgegeven? En zouden we werkgevers niet, bijvoorbeeld via de SER, moeten aanspreken om gezamenlijk meer stageplekken te creëren? De overheid zie ik daarbij natuurlijk ook als grote werkgever.

Voorzitter. Maandenlang alleen online onderwijs krijgen, trekt een zware wissel op studenten. Ik was daarom verheugd te horen dat er nadrukkelijk aandacht en budget is voor extra studiebegeleiding en de mentale gezondheid van studenten. Opgeteld is het zo'n 460 miljoen euro. Het lijkt me dan wel zaak dat studenten mee kunnen bepalen hoe dit budget verstandig wordt ingezet. Is de Minister dat met mij eens en is ze bereid om ook de betrokkenheid van studenten in de uitwerking hiervan goed te borgen? En hoe weten we of, na het gezamenlijk Actieplan Studentenwelzijn, de kwaliteitsafspraken en nu het nationaal programma, de zorgstructuur ook echt op orde is?

Voorzitter. Ten slotte. We zijn minstens zo blij met de gedeeltelijke opening, heropening van het voortgezet onderwijs en het mbo. Gisteren heeft mijn fractie tijdens het coronadebat samen met de ChristenUnie een motie ingediend waarin wordt gevraagd om er alles aan te doen om ook het hoger onderwijs zo snel en veilig als mogelijk weer gedeeltelijk te openen. Eerder is een motie van mij aangenomen om een wekelijks OMT-advies te vragen over het veilig heropenen van scholen. Mijn slotvraag is: hoe staat het daarmee?

Tot zover, voorzitter. Dank u.

De voorzitter:

Dank. Er zijn geen vragen. Dan gaan wij door met de heer Wiersma, VVD.

De heer Wiersma (VVD):

Voorzitter. Wat een jaar hebben we achter de rug. Wie had vorig jaar maart kunnen bedenken dat we nu nog steeds midden in de coronamaatregelen zouden zitten, dat ouders op hun tandvlees zouden lopen omdat ze thuiswerken lange tijd combineren met thuisonderwijs, met één oog gericht op de zoom met de baas, en met het andere oog gericht op hun kind achter de laptop, inloggend op allerlei apps waar we eerder nog nooit van gehoord hadden, steeds hopend dat we dit maar voor korte tijd, nog even, hoefden vol te houden? Mijn fractievoorzitter zei al in het coronadebat gisteren: als we niet met die Britse variant te maken hadden gekregen, waren we nu aardig aan het einde van deze periode geweest. Helaas zijn onze zorgen over besmettingen nog niet voorbij. Maar ondanks dat durft het kabinet het aan om voorzichtig iets te versoepelen.

We beginnen na dit jaar immers te zien hoe enorm zwaar we het hebben gehad: kwetsbare ouderen in verpleeghuizen, ondernemers die hun zaak al maanden leeg zien staan, en kinderen, jongeren, ons hele onderwijs. Want wat is er keihard gewerkt, door al die leraren, het onderwijsondersteunend personeel, onderzoekers. Maar ook: wat is er keihard gewerkt samen met al die ouders om de achterstanden zo beperkt mogelijk te houden. En wat is het ook loodzwaar om niet samen te knutselen of woordjes te oefenen, maar door een schermpje te laten zien wat je gedaan hebt. Wat is het ook loodzwaar om niet samen te leren en tussendoor te dollen met je klasgenoten, maar om zelf de discipline op te moeten brengen om iedere dag weer aan de slag te gaan. Niet genieten van je eindexamen, die eerste stappen in je studentenstad, maar best eenzaam op die kleine kamer zitten, achter je laptop, terwijl je ook nog eens geen biertje kunt gaan drinken in de stad als je klaar bent met je onlinecollege. Of, zoals iemand tegen mij zei: mijn enige vriend is de Domtoren, die ik vanuit mijn studentenkamer in de verte kan zien.

«Wat is dat jaartje op een mensenleven?», hoor of lees je soms. Ja, dat kan je in perspectief plaatsen als je verder bent in je leven. Maar laten we eerlijk zijn: die periode krijg je nooit meer terug. Je mist zo een stukje basis, een stuk ontwikkeling. Daar moeten we oog voor hebben, net als we oog hebben voor wat het met onze ouderen doet en wat het met onze ondernemers doet. Hen steunen we ook.

Het is daarom echt ontzettend mooi én heel noodzakelijk dat het kabinet nu 8,5 miljard euro heeft vrijgemaakt om scholen te helpen om achterstanden in te lopen. Het is stevig, het is voor het hele onderwijs, voor alle jongeren, voor alle leraren en voor de komende tweeënhalf jaar, voor die mooie toekomst van onze kinderen.

We zien niet voor niets dat de kinderen die na het afgelopen jaar klaar zijn met het voortgezet onderwijs, ook minder hoge schooladviezen krijgen. Dat is het jaar, aan het einde van de schooltijd, waar die achterstand het meest opvalt. Maar ieder kind heeft dit afgelopen jaar een stuk ontwikkeling gemist. Laat nog een keer duidelijk zijn: dat heeft niets te maken met de geweldige inzet van al die leraren en docenten. Daarom vindt de VVD het belangrijk dat er met dit plan juist extra aandacht komt voor de ondersteuning aan hen de komende jaren, maar ook dat we met hen en aan hen het vertrouwen geven om met de beste plannen voor onze kinderen te komen.

Voorzitter. De VVD maakt zich bijvoorbeeld wel zorgen over het tekort aan docenten. Dat extra geld voor elke school is mooi, maar om die leerlingen extra aandacht te geven, heb je die extra handen in de klas nodig. Met welke creatieve oplossingen gaat de Minister nu zelf aan de slag om al die handen in het onderwijs ook te vinden? Is er al een inventarisatie gemaakt om bijvoorbeeld studenten of bevoegde gepensioneerden voor de klas te krijgen? Kunnen we op hen een extra beroep doen?

De voorzitter:

De heer Beertema heeft een vraag en daarna mevrouw Westerveld. De heer Beertema.

De heer Beertema (PVV):

Ik heb geen vraag meer, voorzitter. De VVD heeft ’m zelf al gesteld aan de Minister.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

We horen de VVD zeggen dat het mooi en noodzakelijk is dat dit geld er komt. We horen dat de VVD de beste plannen wil voor onze kinderen. We horen ook dat de VVD zich zorgen maakt over een tekort aan docenten. Dat is terecht, want we hebben nog steeds een lerarentekort. Nou is het steunpakket heel erg mooi, maar het geld is wel incidenteel, eenmalig. Om het lerarentekort echt tegen te gaan, zouden we ook structureel moeten investeren. Ik vraag mijn collega van de VVD of hij met ons van mening is dat dit natuurlijk een heel mooi begin is, maar dat er straks wel structurele investeringen moeten komen in het onderwijs.

De heer Wiersma (VVD):

Ik snap die vraag. Laten we alsjeblieft blij zijn dat we nu al zo veel geld in het onderwijs brengen voor tweeënhalf jaar. Het is niet voor een jaar hè, maar voor tweeënhalf jaar. Ik kan me zomaar voorstellen – dat zou ook onze inzet zijn – dat we bij de formatie, als mijn partij daaraan mee zou doen, verder vooruitkijken naar de komende jaren. Het mag duidelijk zijn dat het onderwijs een hele hoge prioriteit heeft, juist voor de ontwikkeling van onze kinderen. Ik zou er niet aan moeten denken dat we niet alles op alles zetten en niet bereid zijn om alles te investeren in hun toekomst, juist ook met goede docenten. Daarom stel ik ook de vraag hoe wij die in de tussentijd al vinden. Misschien leren we dan ook wel weer wat we kunnen doen om in de toekomst, ook op de langere termijn, docenten aan ons te binden. Ik stel zo ook nog een aantal vragen over docenten in de zomer, die daarmee extra salaris kunnen verdienen. Ik vind dat we dat heel goed moeten doen, zodat we daarvan leren hoe we dit in de toekomst in het hele onderwijs misschien nog beter kunnen doen. Die discussie zullen we zeker voeren, ook met mijn partij. Komende maandag komen volgens mij onze doorrekeningen, dus dan zult u er ook nog het een en ander over kunnen zien.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Naar die doorrekening kijk ik ook met spanning uit. Het klopt natuurlijk dat dit een fors bedrag is, maar het is wel voor tweeënhalf jaar. Voor tweeënhalf jaar kun je natuurlijk niet bijvoorbeeld docenten in vaste dienst aannemen of tot een structurele loonsverhoging komen. Daarvoor is echt structureel geld nodig. Daar is mijn vraag dus ook op gericht. Ik hoor dat onderwijs een hoge prioriteit heeft bij de VVD. Dat is heel mooi. Als ik de bijdragen van de heer Van Meenen van de afgelopen tijd beluister, heb ik de indruk dat dit in ieder geval de afgelopen periode niet zo was. Ik ben dus blij dat daar verandering in lijkt te komen. Is mijn collega van de VVD, de heer Wiersma, het met mij eens dat we dan ook zullen moeten kijken naar het overbruggen van de loonkloof van docenten? We weten dat dat een van de oorzaken is van het enorme lerarentekort waarmee we nu zitten.

De heer Wiersma (VVD):

Op dat van Van Meenen kan ik niet reageren, maar de heer Van Meenen heeft veel wijsheid, dus hij zal uiteraard heel vaak gelijk hebben. Maar wij hebben ook heel veel goede plannen voor het onderwijs.

De heer Van Meenen (D66):

Dat lijkt me een verstandig uitgangspunt. Houdt u zich daar allemaal maar aan vast!

De voorzitter:

Meneer Wiersma, gaat u verder.

De heer Wiersma (VVD):

We moeten toch samen uit deze crisis, dus laten we elkaar helpen. Zo zie ik ook de vraag van mevrouw Westerveld. Hoe gaan we dit doorzetten? De gevolgen van corona kunnen we op een gegeven moment hopelijk onder controle hebben, of eigenlijk het coronavirus en de gezondheidsgevolgen. Maar de verdere gevolgen, de achterstanden, misschien de opgebouwde stress, misschien schulden bij jongeren maar ook bij ondernemers ... Ja, dat vereist natuurlijk een nog veel groter herstelprogramma. Afgelopen dinsdag hadden we hier een hoorzitting met de planbureaus, waar dat ook de boodschap was. Daar was ik bij. Dat was volgens mij heel duidelijk en ook urgent: dat moet snel. Het onderwijs werd als voorbeeld genoemd: hoe snel je daarmee een goede start kunt maken. Laten we dat hier dan ook maar even benadrukken. Ik vat de vraag van mevrouw Westerveld maar even zo op dat zij het toejuicht dat we deze stap nu gezet hebben en dat ze hoopt dat we dat ook in de toekomst doorzetten.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, heel kort.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben blij met deze handreiking, maar het is natuurlijk niet zo dat de leerachterstanden en de problemen in het onderwijs alleen door corona komen. Daarvoor was er al een lerarentekort, daarvoor wisten we al dat er problemen waren met leerachterstanden en dat de verschillen groter werden. Mijn punt is nou juist dat ook als we straks corona hopelijk onder controle hebben, die investering in onderwijs nog steeds nodig is om inderdaad het beste te geven aan onze kinderen.

De heer Wiersma (VVD):

Mijn punt is dat ik het met u eens ben en dat we wat mij betreft geen drie interrupties nodig hebben om te doen alsof we het niet met elkaar eens zijn. Wij vinden dat ook. Daarom is dit grote plan er ook. Er staat zelfs in dit plan dat er de afgelopen jaren op sommige terreinen ook structurelere problemen waren. We hopen met deze incidentele middelen ook daar iets aan te kunnen doen, maar daarmee los je echt niet alles op. Denk bijvoorbeeld aan de aantrekkelijkheid van het beroep van leraar om daarvoor te kiezen. We hebben überhaupt geen blik leraren. Daarom is mijn vraag: wat voor creatieve oplossingen kunnen we dan nu al in de tussentijd toepassen? Ik hoop dat we ook iets leren van de creatieve oplossingen en dat die in de toekomst hopelijk een bijdrage kunnen leveren aan het lerarentekort. We willen de beste mensen voor onze kinderen. Daar moeten we dus ook aan werken. Dat is onze inzet en ook die van u, dus volgens mij zijn we het daarover eens.

De heer Van Meenen (D66):

Ik ben natuurlijk ook heel benieuwd naar de doorrekening van het programma van de VVD, temeer omdat in het programma zelf de woorden «kansenongelijkheid», «kansengelijkheid» en «salariskloof» gewoon niet voorkomen. Ik vroeg me af wat we daar nu precies van te verwachten hebben. Krijgen we een programma dat het daar niet over heeft, maar een financiële tabel waarin het wel gaat over structurele investeringen in het verbeteren van kansen voor kinderen, het verbeteren van salarissen, het dichten van de kloof tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs et cetera? Kan de heer Wiersma een tipje van de sluier oplichten, want ik kan het nog niet helemaal begrijpen.

De heer Wiersma (VVD):

Daarvoor moet de heer Van Meenen ook even afwachten. We hebben nu een megapakket. Als we dat met elkaar samen in deze coalitie willen, dan zegt dat iets over het hart dat we samen voor het onderwijs hebben en hoe belangrijk we dat vinden, niet alleen voor het onderwijs, maar ook voor de toekomst van kinderen en de ontwikkeling van kinderen. We realiseren ons allemaal dat achterstanden soms ook vergroot zijn. Soms waren ze er al en soms zijn ze nu juist ontstaan. Je moet op allerlei terreinen daarin investeren. Ik ben blij en trots – volgens mij zijn we dat samen – dat we dat nu met een groot pakket voor in ieder geval tweeënhalf jaar doen. Dat is nogal wat. Het zou ook gek zijn als we nu al een pakket voor tien jaar zouden doen terwijl er verkiezingen aan komen en partijen er nog met elkaar over uit moeten komen wat er daarna aan plannen gaat komen. Er moet ook nog iets voor hen te onderhandelen zijn, zou ik zeggen tegen de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Nou, ik heb die onderhandelingen weleens meegemaakt. Het leven zou een stuk eenvoudiger zijn als we allemaal hetzelfde vonden als het gaat om investeren in onderwijs. Dan had ik daar de vorige keer geen 90 uur van mijn leven aan hoeven te besteden. Natuurlijk ben ik trots op het pakket dat dit kabinet neerlegt, helemaal. Maar je ziet in de reacties dat mensen in het onderwijs het nog lastig vinden om precies te bekijken wat er nu allemaal moet gebeuren, ook in het licht van hoe we daarna verdergaan. Laten we één ding vaststellen, en dat zegt de heer Wiersma zelf, namelijk dat er ook al voor de crisis kansenongelijkheid was. We hebben geprobeerd daar het nodige aan te doen. Dat is nog niet gelukt, en zeker niet in voldoende mate; dat vinden wij ook. Daarom willen we verder. Ik ben erg benieuwd – ik denk dat mensen daar ook recht op hebben – wat de VVD nu gaat doen. Ik zit met regelmaat in debatten met de heer Wiersma over dit feit, maar krijg gewoon geen enkele hoogte over wat we nu van de VVD kunnen verwachten. De mooie woorden die hij hier vandaag spreekt, staan niet in zijn verkiezingsprogramma, en vervolgens wordt verwezen naar de doorrekening van het CPB. Daarom vraag ik aan hem: kunt u nu eens iets zeggen over wat we daar te verwachten hebben? Ik ben er duidelijk in geweest: D66 levert 10 miljard.

De heer Wiersma (VVD):

Ik heb net ook gezegd dat de heer Van Meenen dat even moet afwachten. Dat geldt nu ook. Ik kan er niet meer aan toevoegen. Verder zijn we het volgens mij eens over het onderwijs. Ik ben inmiddels een paar jaar Onderwijswoordvoerder. Ik benadruk juist in elk debat het belang van beter onderwijs. Ik kom daar ook met ideeën voor en ook heeft de VVD veel plannen voor beter onderwijs. Ik volg niet waar de gedachte wegkomt dat we die zou niet zouden hebben. Misschien zijn het niet altijd de plannen die de heer Van Meenen heeft. Dat kan, maar dat betekent niet dat de partij geen eigen plannen heeft. Die hebben we, ook in ons verkiezingsprogramma, maar misschien niet op alle punten die u zou willen. Dat kan. Maar we vinden met elkaar dat dit een groot probleem is en dat we daarin moeten investeren. Dat we dat nu doen, vinden we volgens mij ook. Ik zou zeggen: we zijn een paar stappen opgeschoven met elkaar. Laten we dat vieren.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Wiersma (VVD):

Hoe gaan we ervoor zorgen dat deze kinderen ook echt geholpen worden en het geld niet op de plank blijft liggen? Hoe zorgen we ervoor dat we goed weten waar het probleem zit: is het een leerachterstand of een sociale achterstand, doet het probleem zich voor op school of misschien wel thuis? Kan de Minister aangeven hoe hij gaat zorgen dat die ondersteuning op de juiste plek terechtkomt, namelijk bij de leerling of de student die deze juist zo keihard nodig heeft? Is er binnen de plannen ruimte voor maatwerk per kind, en op welke manier is die er dan?

Er is terecht veel aandacht voor de examenklassen, maar corona slaat geen leerjaar over. Dus welke plannen gaat de Minister op korte termijn ontwikkelen om ervoor te zorgen dat ook leerlingen die volgend jaar of het jaar daarna examen moeten doen, hier voldoende op worden voorbereid?

Voorzitter. Ik zei het al kort: ik heb ook heel veel mooie dingen zien gebeuren. Leraren en docenten die langs de deuren van hun leerlingen gingen, docenten die de meest creatieve lessen voor thuisonderwijs ontwikkelden, kinderen die door het thuisonderwijs juist beter zijn gaan presteren en juist geprofiteerd hebben van digitaal onderwijs. Hoe zorgt de Minister ervoor dat juist ook dit soort kansen met dit plan behouden worden, en misschien juist wel gestimuleerd worden? Ik heb ook studenten gezien die hun tijd nuttig gebruikten en die met geweldige initiatieven kwamen, die ondernemers in de moeilijke tijd hielpen met hun bedrijf, die zich aanboden aan zorginstellingen of meedachten over de ontwikkeling van een vaccin. Zij focusten niet op wat er niet kon, maar gingen aan de slag met wat er wel kon.

Maar ze hebben wel een achterstand opgelopen, en hoewel die verschillend is, is die wel vaak gestapeld. Gisteravond sprak ik via Zoom nog een grote groep jongeren, studenten van mbo tot universiteit. Alles passeerde de revue: stages waarbij je, als ze doorgaan, alleen nog online begeleiding krijgt; docenten die, begrijpelijk, soms gedemotiveerd raken of het niet meer bolwerken door de hoeveelheid vragen; het digitale onderwijs, waarbij je vooral de fysieke interactie zo mist, zoals even blijven hangen na je college; de studiedruk en de deadlines, die dan toch soms wel gelijk blijven, alsof er niets aan de hand is. Het telt bij elkaar op en het zorgt voor druk in je kop.

En daarom nog een paar opmerkingen, voorzitter. De eerste. Wat goed dat er voor jongeren die werken en leren combineren, de bbl, nu zo veel zekerheid wordt geboden, aan hen en aan al die ondernemers die hen ook helpen met die opleiding. De VVD is groot pleitbezorger voor de subsidie praktijkleren. Ondernemers hebben nu alle hulp nodig om die opleidingsplekken overeind te houden. Misschien moeten we juist op dat punt nog een stap verder denken. Is de Minister bereid om bijvoorbeeld met sociale partners te kijken naar het starten van een opleidingsfonds, een pot geld waaruit ondernemers in de meest getroffen sectoren gedurende de looptijd van een leerbaan extra financiële hulp kunnen krijgen? In de horeca, de recreatie of de retail staan deze plekken echt op de tocht, en die € 2.700 subsidie staat natuurlijk in contrast met de loonkosten van soms minimaal € 15.000. Is de Minister bereid om te kijken hoe een dergelijk opleidingsfonds kan helpen om zowel jongeren als ondernemers juist in de herstartfase een kickstart te geven? NOW-regelingen lopen misschien af, maar die leerbanen duren dan nog voort. Zou de Minister misschien kunnen kijken hoe je met werkgevers en werknemers tot een opleidingsfonds kan komen?

Voorzitter. De studenten vroegen het gisteravond ook weer: waarom wordt het collegegeld pas volgend jaar gehalveerd? Ze kwamen met een idee: zou je studenten niet een keuze kunnen geven tussen de halvering voor volgend jaar of juist met terugwerkende kracht voor dit jaar? Uitvoeringstechnisch is dit ongetwijfeld ongelofelijk ingewikkeld, maar ik vind het wel een sympathiek idee. Mijn vraag is of de Minister bereid is om daar nog naar te kijken. Studenten betalen volgend jaar de helft van het collegegeld, maar hoe zit het dan met de eerstejaars? Betalen zij dan de helft van de helft? Want zij hebben al de helft van het collegegeld dat ze nu betalen.

Tot slot, voorzitter, nog een paar punten. In september vroeg ik de Minister naar de mogelijkheden om instellingen en studenten ruimte te bieden om in plaats van het volledige collegegeld per studiepunt te betalen. Ik hoor graag welke stappen hier nou op gezet zijn. Ik hoor van veel studenten dat dit erg zou helpen, zeker nu het best lang duurt. Is de Minister bereid op een rijtje te zetten welke opties, ook in de uitvoering bij instellingen, wel zouden kunnen?

Ik noemde ook al het voorbeeld van studenten die ondernemers helpen. Heel goed dat studenten dit doen. Het is waardevol voor henzelf, de samenleving en hun diploma. Ik vroeg in september ook naar de mogelijkheden om met instellingen te kijken hoe je dit soort activiteiten nog meer in het programma kunt combineren. Is er inmiddels een overzicht van dit soort goede voorbeelden en wil de Minister deze ook delen?

Er zijn veel meer mensen lid geworden van studieverenigingen en studentenverenigingen. Dat laat zien dat er grote behoefte aan is. Hoe gaan we hun zo meteen in de herstelfase extra ruimte bieden om zo veel mogelijk goede activiteiten te organiseren? Is de Minister bereid om met hen tot een plan te komen?

Voorzitter, tot slot. Je school, je opleiding en je studie doe je niet even over. Daarom zijn we blij dat na het primair onderwijs het voortgezet onderwijs en het mbo weer open gaan. Ik hoop van harte dat we dat ook gauw kunnen doen voor studenten aan hogescholen en universiteiten. Ik hoop dat het bedrag dat het kabinet heeft vrijgemaakt, helpt om de schade te beperken en ervoor te zorgen dat onze jeugd voorzichtig aan vooruit kan gaan kijken. Laten we met elkaar alles op alles zetten om daar samen in te slagen.

Dank.

De voorzitter:

Dank. Verder geen vragen? Dan gaan we naar de heer Van der Molen, CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Dank u wel, voorzitter. De coronacrisis trekt een zware wissel op ons allemaal, maar treft kinderen en jongvolwassenen onevenredig hard. Uit steeds meer onderzoek blijkt hoe groot het negatieve effect is op kinderen en jongvolwassenen. Het zorgt niet alleen voor achterstanden in kennis, maar het is ook niet goed voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Het CDA is blij dat het kabinet zo voortvarend aan de slag is gegaan met de motie-Jetten/Heerma. Daarom ligt er nu een plan voor 8,5 miljard om te investeren in het terugdringen van de achterstanden die zijn opgelopen. Ook zijn we blij dat bij de besteding van de middelen de systematiek van de werkdrukmiddelen is gekozen, zoals we hier in de Kamer al eerder bespraken. Zo kunnen scholen maatwerk bieden en kunnen leraren en de medezeggenschap goed betrokken worden bij de besteding van de middelen. We vragen de Minister of hij nader kan toelichten op welke wijze scholen worden ondersteund bij het kiezen van een effectieve aanpak. Worden scholen verplicht om alleen bewezen effectieve interventies te gebruiken? Of mogen zij daarnaast eigen interventies gebruiken? Er wordt over een menukaart gesproken. Hoe moeten we dat in de praktijk zien als er straks aan een schoolplan moet worden gewerkt op de scholen?

Voor het CDA is het heel belangrijk dat de middelen ook echt effect sorteren en ten doel hebben dat aan het einde van het schooljaar 2022–2023 alle coronagerelateerde achterstanden in principe weggewerkt moeten zijn. Is de Minister het met die doelstelling eens? Ook willen we graag van de Minister weten hoe wordt gemonitord dat er voldoende voortgang is bij het wegwerken van de achterstanden. Wat gebeurt er als op een school het gewenste effect uitblijft of als er nauwelijks vooruitgang is? Wat is dan de rol van de inspectie, die in de plannen van de Minister wordt aangehaald? Op welke wijze wordt de Kamer hier dan over geïnformeerd?

Voorzitter. We kregen ook signalen dat de middelen die tot nu toe voor het speciaal onderwijs zijn vrijgemaakt soms moeilijk tot besteding komen, juist voor een groep die dat ernstig nodig heeft. Ik vraag de Minister of hij dat signaal herkent en of hij bij de volgende stappen die genomen moeten worden daar ook rekening mee wenst te houden. Het is belangrijk dat de middelen ook kunnen worden ingezet voor extra handen in de klas. Vanwege het lerarentekort zal dit niet makkelijk zijn, zeker niet omdat dit plan al op korte termijn begint. Kan het kabinet hier ook nog extra op inzetten, zodat het op korte termijn makkelijker wordt gemaakt voor zijinstromers of studenten om ingezet te worden om die extra handen in de klas te vormen? De Minister heeft de Kamer al eerder laten weten dat hij voornemens is om de programma's voor zijinstromers te flexibiliseren en meer rekening te houden met eerder verworden competenties. Dat is nog in de planfase, maar het is nu misschien wel extra hard nodig. Graag dus een stand van zaken op dat punt.

Aan scholen wordt gevraagd om zomerscholen te organiseren voor leerlingen die dit willen. Is dit een verplichting voor de school of kan zij in plaats van de zomerschool ook iets anders aanbieden? Dezelfde vraag geldt voor de brede en verlengde brugklassen. Is dat een keuze die wordt gestimuleerd of zien de Ministers dat als een verplichting? Onze voorkeur zou zijn dat zo veel mogelijk van deze opties op zo veel mogelijk scholen worden gerealiseerd, met uitzondering van de categorale scholen, waar je een brede brugklas niet kunt realiseren. Wij pleiten ervoor dit instrument in te zetten samen met kansrijk adviseren middels het schooladvies en kansrijk toelaten op de middelbare school. Dat is sowieso een goede zaak om te regelen, nog los van dit plan. Graag een nadere toelichting van de Minister.

Kunnen de Ministers een toelichting geven op de warme overdracht van het voortgezet onderwijs naar het mbo en het hbo, waarover wordt gesproken in de brief over de eindexamens? Het CDA vindt het belangrijk dat dit op een goede manier wordt gerealiseerd, maar dit komt niet terug in het nationaal plan, voor zover wij dat goed lezen. Graag een toelichting op dat punt.

Het CDA is blij met het goede nieuws over de gedeeltelijke opening van het voortgezet onderwijs en het mbo per 1 maart aanstaande. Hoe staat het dan met de sneltesten en de beschikbaarheid daarvan, vraag ik aan de Minister. Kan de Minister aangeven in hoeverre scholen kunnen worden geholpen bij hun zoektocht naar extra ruimte in verband met de 1,5 meterregel waaraan ze zich moeten houden? Nu de scholen weer opengaan, is goede ventilatie belangrijk. Dat heb ik tijdens een vorig AO ook naar voren gebracht. Hoe staat het met de intekening voor de subsidieregeling op dat vlak? Klopt het dat die nog maar voor twee derde is ingetekend in de eerste tranche van 100 miljoen? We kregen het signaal dat niet alle gemeenten kunnen meebetalen aan de 70% eigen bijdrage voor scholen in gemeenten. Herkent de Minister dit beeld? Zou dit ook een reden kunnen zijn voor scholen om geen subsidie aan te vragen, omdat zij zelf geen deel van de kosten op zich kunnen nemen? Is dit een punt waarnaar kan worden gekeken bij de tweede tranche, die er nog aan zit te komen?

Voorzitter. Ook voor het mbo en hbo ligt er een aanzienlijk pakket, waarbij er wat ons betreft goede keuzes zijn gemaakt door het collegegeld te halveren, in te zetten op studentenwelzijn en jonge onderzoekers tijd te geven om hun promotietraject af te ronden. Er vallen steeds meer studenten uit, met name op mbo niveau 1 en 2. Juist voor deze groep, die de structuur van het onderwijs hard nodig heeft, is de gedeeltelijke opening van het mbo een goede zaak. Ook is het vanwege de uitval noodzakelijk dat de aanpak van de jeugdwerkloosheid wordt voortgezet. Graag zou ik willen weten of deze jongeren dan ook, zoals de Kamer eerder heeft aangegeven, worden begeleid tot twee jaar nadat ze een baan hebben gevonden.

Voorzitter. Volgens de Minister is de gemiddelde studievertraging op het mbo aan het einde van het schooljaar ongeveer een halfjaar. Dit kan nog verder oplopen zolang fysiek onderwijs niet in de volle breedte mogelijk is. De Minister geeft ook aan dat de coronacrisis lange tijd zal doorwerken op de stage- en leerbanenmarkt. Kan de Minister uiteenzetten wat er wanneer moet gebeuren om ervoor te zorgen dat die vertraging niet verder oploopt dan een halfjaar?

Voorzitter. In het debat van gisteren kwam al naar voren dat er een grote wens is – dat zie je ook in de brief van de Ministers – om het hoger onderwijs weer gedeeltelijk fysiek onderwijs te laten geven wanneer dat veilig kan. Kan de Minister schetsen wat haar verwachting op dat vlak is? Uit het onderzoek van het Interstedelijk Studenten Overleg en ResearchNed, waaraan bijna 12.000 studenten deelnamen, blijkt dat veel studenten ervaren dat het onderwijs aan kwaliteit verliest. Wat vindt de Minister van dat signaal? Moet ik de inzet op extra studiebegeleiding zo begrijpen dat dat de mouw is die we eraan willen gaan passen?

Voorzitter, tot slot. We krijgen allemaal de signalen mee dat studenten steeds meer sociale en emotionele problemen ervaren door gebrek aan contact. De Minister zegt in de bijlage dat ze ook meer ruimte zou willen bieden voor sociaal contact, bijvoorbeeld door een veilige openstelling van studenten-, studie- en sportverenigingen. Het buiten sporten tot en met 26 jaar is nu als verruiming gegeven, maar dat geldt nog niet voor de studenten- en studieverenigingen. Ik verwacht van de Minister dat zij een beeld heeft bij de voorwaarden waaronder dat op enig moment veilig zou kunnen, omdat ze het zelf zo expliciet noemt in de bijlage. Ik krijg dus graag een nadere toelichting op de verwachting die de Minister heeft.

Tot zover.

De voorzitter:

Dank aan de heer Van der Molen. Dan kijk ik naar mevrouw Van den Hul van de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Het kan dus wel. Wat heel lang niet mogelijk leek, bleek vorige week ineens wel te lukken. Al vaker vroegen wij hier om compensatie bij vertraging, om extra geld voor achterstanden en voor de meest kwetsbare jongeren en om een oplossing voor de onderzoekers die door corona in de klem zijn gekomen. Wat ontzettend mooi dat dat nu allemaal is gelukt. Maar helaas zijn we er daarmee natuurlijk niet, want alles valt of staat met de beschikbaarheid van een goede docent. Hoe gaan scholen dit oplossen, terwijl er al voor corona onvoldoende gekwalificeerd personeel was en dit bovendien incidenteel geld is? Wat vindt de Minister ervan dat scholen zich dan genoodzaakt zien om uit te wijken naar commerciële bureaus, zoals wij inmiddels al horen? Is dit niet juist hét moment om de bestaande problemen structureel op te lossen?

Voorzitter. We ontvangen helaas alweer signalen dat beslissingen op bestuurlijk niveau worden genomen, tegen de werkdruksystematiek in. Kan de Minister hier de garantie geven dat de werkdrukmiddelensystematiek inderdaad gevolgd gaat worden en dat het geld daadwerkelijk wordt ingezet om achterstanden te helpen inlopen en niet om bestaande gaten te vullen?

Voorzitter. Dan de kansenongelijkheid, want we weten dat deze crisis ongelijkheid vergroot. Hoe doet de Minister recht aan de ongelijke mate waarin kinderen vertraging opliepen en de ongelijke verdeling van het lerarentekort? Hoe voorkomen we «one size fits all»?

Al eerder vroeg ik samen met Lisa Westerveld om ervoor te zorgen dat tolken Nederlandse Gebarentaal daadwerkelijk toegang krijgen tot lessen. Toch krijgen wij nog steeds signalen dat er wekelijks meldingen binnenkomen dat schrijftolken of tolken NGT geen toegang krijgen tot de les. Kan de Minister ervoor zorgen dat tolken altijd toegang krijgen en er duidelijke richtlijnen komen, ook voor de inhaalprogramma's? En hoe zorgt de Minister ervoor dat ook thuiszitters baat hebben bij het nationaal programma?

Dan de onderadvisering. Wat doet de Minister om de groep kinderen die door het afgelasten van de eindtoets vorig jaar een lager schooladvies kregen, op het juiste niveau te krijgen en hen vooral niet uit het oog te verliezen? Deze groep is best heel groot. Normaal had zo'n 12% een hoger advies door de toets. Wat doen we nu voor hen?

Dan over gelijke kansen voor leerlingen in het vso. Ook de heer Van Meenen had het daar al over. Veel scholieren halen hun diploma gedurende twee jaar. Zij ondervinden dus langer hinder van de coronamaatregelen. Kan voor hen de duimregeling dan niet twee jaar gelden, vraag ik de Minister. Hoe zit het met de bijspijkerprogramma's voor examenkandidaten in het vso? Hadden die nu al niet van start moeten gaan voor een realistische kans voor degenen die kampen met forse achterstanden? Nog een zorg: moeten vso-scholen straks toekomstige eersteklassers weigeren, alleen omdat hun gebouwen nog te vol zitten met examenkandidaten die trager doorstromen naar het vervolgonderwijs? Dit is een zorg die wij uit de sector krijgen. Is de Minister bereid hierover in gesprek te gaan?

Dan het vavo. Dat valt zoals vaker net tussen wal en schip, terwijl juist daar de klappen worden opgevangen, zelfs nog van vorig jaar. Welk perspectief biedt de Minister hun?

Dan door naar het mbo en het h.o., te beginnen bij de compensatie. Heel fijn dat die er nu komt, maar ik heb nog wel een vraag. Waarom nou juist enkel compenseren voor studenten door halvering van het collegegeld volgend jaar? Dit jaar zijn er ook vertragingen opgelopen. Ook bachelorstudenten die na hun bachelor niet doorstuderen, vallen met dit plan van compensatie zoals het er nu ligt helemaal buiten de boot. Zij krijgen noch korting op het collegegeld, noch compensatie. Als studenten besluiten om na hun bachelor te gaan werken of reizen of als zij om een andere reden besluiten om niet door te studeren, zouden zij dan ook niet compensatie moeten krijgen?

Heel fijn dat er nu geld vrij wordt gemaakt voor onderzoekers. Inderdaad vroegen we vorig jaar met GroenLinks al om die grote gaten te dichten. Toen vond het kabinet dat te vroeg. Nu is er gelukkig wel een mogelijkheid. Ik heb nog wel een aantal vragen. Van de in totaal 600 miljoen die hiervoor nodig is, staat nog 244 miljoen open. Nu maakt het kabinet 162 miljoen euro vrij. Wordt verwacht dat instellingen nog verder elders gaan bezuinigen om dit gat te dichten? Ik krijg graag een toelichting van de Minister. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit geld ook echt terechtkomt bij de onderzoekers?

Naar het mentaal welzijn werd al eerder verwezen, onder anderen door de heer Van der Molen. Investeren in geestelijke gezondheid van jongeren is geen kwestie van luxe, maar pure noodzaak. Studenten worden keihard getroffen. We lezen dat waar nodig de zorgstructuur binnen de instelling zal worden verbeterd. Hoe ziet dat eruit? Hoe worden studenten betrokken? We horen nu al lang dat de Minister werkt aan creatieve extra ruimte voor zelfstudie, zoals theaters en bioscopen, en nu ook weer. Graag een toelichting van de Minister hoe zij denkt dat het dit keer wél uit de verf komt. Hoe kijkt de Minister in dit verband naar de suggestie van de LSVb om veiligheidsregio's te vragen externe studielocaties in te richten waar studenten op postcode kunnen worden toegelaten, om zo reisbewegingen te beperken? Zeker voor kwetsbare studenten zou dit wellicht uitkomst kunnen bieden.

Dan de stagetekorten. Het is heel goed dat er meer wordt ingezet op het verkleinen van de stagetekorten, maar is deze aanpak bestendig, ook voor de middellange en langere termijn, ook rekening houdend met de verwachte boeggolf de komende jaren? Hoe worden studenten betrokken bij de invulling hiervan? Wordt er ook gekeken naar manieren waarop het servicedocument aangepast kan worden om meer flexibiliteit te geven omtrent stages, zonder uiteraard afbreuk te doen aan de onderwijskwaliteit?

De internationale studenten moeten nog steeds aan de 56 urennorm voldoen, maar door lagere werkgelegenheid is dat voor veel studenten erg lastig. Het is onze vrees dat straks alleen internationale studenten met rijke ouders kunnen blijven en andere internationale studenten terug moeten. Zou er een moratorium op die norm kunnen komen? Hoe komt de Minister studenten met een minder dikke portemonnee tegemoet?

Tot slot de meest kwetsbare kinderen en jongeren. Er gaat 84 miljoen extra naar gemeenten, maar het is onduidelijk hoeveel daarvan naar bijvoorbeeld jeugdzorg gaat. Verdwijnt dit geld niet in de grote gaten die veel gemeenten op de begroting hebben? Hoe wordt er dan toch extra inzet bereikt? Hoe wordt het veld bovendien betrokken bij deze plannen?

Voorzitter. Dit nationaal programma staat los van het Deltaplan Jeugd, dat nog wordt ontwikkeld. Onze vraag is hoe ervoor wordt gezorgd dat die twee geen losstaande plannen zijn, maar elkaar juist versterken en aanvullen. Juist voor kinderen in onveilige thuissituaties is dat zo ongelofelijk belangrijk.

Tot zover, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Geen vragen. Dan gaan we door naar de heer Bruins namens de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Het is heel mooi om te zien dat er voor het gehele onderwijs zo veel geld vrijkomt, van pr.o. tot PhD. 8,5 miljard kan echt een boost voor het onderwijs worden. Maar mijn fractie hoopt wel dat het geld niet enkel gebruikt wordt als gips om de gebroken botten, maar dat het gebruikt gaat worden als calcium om de botten van het onderwijs sterker te maken voor de toekomst.

Daar wringt het ook. Hoe kunnen we zo veel incidenteel geld goed inzetten zodat het een structurele uitwerking heeft? Hoe zien de Ministers dit? Hoe moeten scholen omgaan met deze spagaat? Hoe kunnen scholen fundamenteel investeren in leraren en leerlingen en tegelijkertijd omgaan met die tijdelijkheid en onzekerheid?

Voorzitter. Mijn fractie denkt dat er in het nationaal programma een belangrijke rol weggelegd is voor de huidige studenten in het hoger onderwijs om bij te springen in het p.o. en vo. In juni hebben de Ministers al afspraken gemaakt met de VSNU en de VH. Studenten van lerarenopleidingen en pedagogische studies kunnen aan de slag in het onderwijs. Kunnen we dat vandaag niet breder trekken? Veel meer studenten overwegen het onderwijs in te gaan. Veel van die studenten zijn op dit moment op zoek naar een bijbaan. Koppel die studenten aan het primair en voortgezet onderwijs. Is de Minister bereid om in gesprek te gaan met Studenten Helpen Scholieren, VSNU en VH om een integraal plan voor het v.o. en po te maken? We zien dat studenten sneller voor het onderwijs kiezen als ze er al even aan geroken en gesnuffeld hebben. Het is dus winst voor leraren, studenten en leerlingen, op korte en lange termijn.

Voorzitter. Van de zomer heeft Minister Koolmees 1,4 miljard euro uitgetrokken voor het zogeheten aanvullend sociaal pakket. Dit geld is onder andere bedoeld voor leer-werkplekken, omscholing en begeleiding naar nieuw werk. Deze Ministers schrijven dat de personeelstekorten in het onderwijs een beperkende factor zijn bij het inlopen van achterstanden. Is er geen koppeling te maken tussen het sociaal pakket van Minister Koolmees en het nationaal programma van deze Ministers? Kunnen de Ministers hiervoor de handen ineen slaan met de Minister van SZW en komen tot een gezamenlijk plan om tekort- en overschotsectoren bij elkaar te brengen?

Voorzitter. Ik ben enthousiast over dit nationaal programma, maar, zoals collega's ook al zeiden, ik vrees dat consultants, organisaties voor schaduwonderwijs en ontwikkelaars van allerlei lesmethoden er minstens zo enthousiast van worden. Scholen krijgen een flinke som geld. Ik maak me daar zorgen om. Hoe kan voorkomen worden dat scholen worden belobbyd door consultancybureaus die geld ruiken? Hoe kan het Ministerie scholen ondersteunen in het doelmatig uitgeven van het geld?

In de schriftelijke antwoorden spreken de Ministers over effectieve interventies. Maar dat klinkt nog best vaag. Hoe komen die tot stand? En welke ruimte is er daarbij voor de pedagogische en levensbeschouwelijke kleur, het profiel, van de scholen? Kan er een plek komen, bijvoorbeeld de Kennisrotonde van NRO, waar deze positieve ervaringen gedeeld worden, zo vraag ik de Ministers.

Dan het mbo en het hoger onderwijs. Er liggen goede regelingen, verlenging van de ov-kaart, halvering van het collegegeld, extra studiebegeleiding, maar veel achterstanden bij deze studenten betreffen juist de praktijklessen en de praktijkstages. Dat los je natuurlijk niet op met twaalf maanden extra treinreizen. Ik lees in de brief dat de SBB en de hogescholen extra middelen krijgen om het stageoffensief gestalte te geven, maar «gestalte geven» klinkt ook nog zo vaag. Welke concrete stappen wil de Minister met deze extra middelen zetten? Welke concrete stappen hoopt ze dat de SBB en de hogescholen gaan zetten met deze extra middelen?

Voorzitter. Om af te sluiten: het is prachtig en nodig dat dit kabinet massief investeert in het onderwijs, maar laten we niet vergeten dat iedere school en ieder kind iets anders nodig heeft. Laten we als Kamer opnieuw het vertrouwen uitspreken in al dat onderwijspersoneel dat dag in, dag uit het beste voorheeft met de jonge generatie, want uiteindelijk staan zij het dichtst bij de leerling en kunnen zij het beste inschatten wat er nodig is. Bij de ene leerling is dat een heleboel extra onderwijs, bij de andere leerling is dat gewoon wat liefdevolle aandacht en een aai over de bol. Dat kost helemaal niets.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Het woord is aan de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. We spreken vandaag over de besteding van een flink bedrag dat eenmalig beschikbaar komt. Dat doet meteen denken aan het begrotingsdebat van anderhalf jaar geleden waarin we de discussie voerden over de noodzaak van structurele investeringen boven eenmalige middelen. Calcium boven gips, om met mijn voorganger te spreken. 8,5 miljard over tweeënhalf jaar klinkt niet alleen veel, maar dat is natuurlijk ook veel. Laten we dat niet vergeten. Maar tegelijkertijd is het pakket dat nu op tafel ligt grotendeels een eenmalige besteding. Erkent de Minister dat er structurele investeringen nodig zijn om bijvoorbeeld structureel iets te doen aan het lerarentekort en de werkdruk? De vraag is natuurlijk ook hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat het geld dat nu besteed wordt, dat misschien onbedoeld een structureel karakter krijgt, er niet toe leidt dat bijvoorbeeld het personeel na tweeënhalf jaar weer op straat komt te staan. Speelt de Minister daar nog een rol in, of laat hij de scholen daarin helemaal vrij?

Voorzitter. Voor corona stelde de AOb vast dat er structureel 4 miljard per jaar nodig is. Dat hadden we beter gisteren dan vandaag kunnen regelen. Laten we er als woordvoerders onderwijs gezamenlijk voor waken dat bij de formatietafel straks niet wordt gezegd: we hebben zojuist al 8,5 miljard uitgegeven aan onderwijs, dus dat kan nu wel wat minder. Ik denk dat daarin een taak voor ons allemaal ligt.

Nu we het over structurele oplossingen hebben: de Gelderlander publiceerde deze week een artikel waarin stond dat het duurzaam maken van schoolgebouwen niet alleen een beter milieu oplevert, maar ook heel veel geld bespaart. Het bespaart zodanig veel geld dat scholen er soms een extra leerkracht van kunnen bekostigen. In hoeverre kijkt de Minister naar dit soort oplossingen?

Voorzitter. Het geld dat met dit pakket wel structureel wordt neergelegd ter compensatie van het hoge studentenaantal in het hoger onderwijs, namelijk 645 miljoen euro, komt eigenlijk niet in de buurt van de bedragen die volgens WOinActie nodig zijn, namelijk 1,5 miljard. De vraag is hoe die 645 miljoen tot stand is gekomen.

Dank voor de uitgebreide beantwoording van de vragen die we hadden. De vraag die rest, is of de Minister in beeld heeft of er studentengroepen zijn die mogelijk tussen wal en schip belanden, tussen de tegemoetkomingsregeling van het schooljaar 2020–2021 en dit nationale programma.

Dan de inzet op bijlessen in de vakantie. Dat roept een vraag op over de duurzame inzetbaarheid van personeel en de mogelijke overbelasting en afnemende motivatie bij leerlingen. De werkdruk was namelijk voor de coronacrisis ook al torenhoog. Ik kan me goed voorstellen dat veel leraren helemaal niet zitten te springen om deze zomer ook weer vol te gooien. Dat, in combinatie met de eenmalige zak geld, maakt dat talloze bureaus – dit hebben we eerder gememoreerd – zich aan de schoolpoort zullen melden om een graantje mee te pikken. Hoe gaat de Minister voorkomen dat er onnodig geld wordt uitgegeven door externe inhuur? Graag een reactie.

Voorzitter. We moeten er ook rekening mee houden dat het voor leerlingen een weinig aantrekkelijk perspectief is dat ze straks wellicht met zachte hand richting bijles in weekenden en vakanties worden geduwd. Hoe gaat de Minister borgen dat leerlingen daar niet massaal gedemotiveerd door raken? Waarom probeert de Minister niet wat meer los te komen van de toetscultuur, waarin soms een hele smalle focus ligt op achterstanden, gemeten in tienden, die vervolgens met bijlessen zouden moeten worden ingelopen? Het manifest Leve het Onderwijs! biedt goed houvast om af te stappen van de te strenge toetscultuur.

Voorzitter. Over het speciaal onderwijs is al wat gezegd. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat de zogenaamde menukaart met de bewezen effectieve interventies ook bewezen effectief is voor leerlingen in het speciaal onderwijs? Volgens LBVSO gedijen vso-leerlingen niet alleen bij buitenschoolse scholen en zomerscholen voor het inhalen van de opgelopen achterstanden. Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Welke mogelijkheden ziet de Minister om, indien gewenst, de optie neer te zetten om langer te mogen deelnemen aan het speciaal onderwijs, ongeacht leeftijd? Welke mogelijkheden ziet de Minister om extra begeleiding te organiseren in de leer- en werktrajecten? Graag een reactie.

Voorzitter. We lezen ook dat de middelbare scholen geld kunnen inzetten op brede brugklassen. Maar hoe groot acht de Minister de kans dat meer middelbare scholen dit daadwerkelijk gaan doen dan nu het geval is? Hoe gaan we dat in de gaten houden? Hoe maken we de stap van stimuleren naar daadwerkelijke realisatie? De Partij voor de Dieren roept schoolbesturen daarom op om echt werk te maken van deze brede brugklassen. Wellicht kan de Minister daar ook nog een bijdrage aan leveren. Het brengt mij terug bij de oproep waarmee ik begon: hiervoor zijn structurele oplossingen nodig. Dat is een politieke keuze.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het is heel fijn dat er een fors steunpakket ligt voor het onderwijs. We zijn ook heel blij dat er niet alleen gekeken wordt naar leerachterstanden, maar dat ook sociaal-emotionele gevolgen worden meegenomen, want we weten allemaal dat die heel erg groot zijn.

Voorzitter. GroenLinks heeft een aantal vragen over het onderwijsplan. Mijn eerste vraag is: waarom is gekozen voor een periode van tweeënhalf jaar? Want dat lijkt een relatief korte periode als je ziet wat er in die tijd allemaal moet gebeuren. Waarom is niet gekozen voor een structurele investering? Want met incidenteel geld kun je natuurlijk geen mensen aannemen, tenzij je ze na tweeënhalf jaar weer de deur wijst. Is een langere termijn ook niet verstandiger om leerachterstanden beter weg te kunnen werken? Want dat kan natuurlijk niet zomaar in heel korte tijd. Is die tweeënhalf jaar gebaseerd op onderwijskundige overwegingen of zijn er andere redenen? Graag een reactie van de Minister.

Dan het probleem waar we niet omheen kunnen: het lerarentekort. Want er wordt enorm veel van de scholen gevraagd in dit plan. Veel daarvan vraagt om extra handen, maar waar komen die vandaan? Want alleen goede docenten kunnen achterstanden helpen wegwerken. Zien de Ministers ook het risico dat het geld gaat wegsijpelen naar commerciële bijlesbureaus in plaats van dat het naar de scholen gaat, omdat zij geen leraren kunnen vinden? Ik wil hier wel aan toevoegen dat ook wij al de eerste mails van verschillende commerciële bureaus in onze inbox hebben gekregen. Er zullen ongetwijfeld hele goede bedoelingen achter zitten, maar ik denk dat het niet de bedoeling is van ons allemaal dat onderwijsgeld weggaat naar de commerciële sector.

Voorzitter. Wij vragen ons ook af of er voldoende rekening mee wordt gehouden dat we nog in een crisis zitten, want scholen en leraren moeten voor de zomer al compleet in beeld hebben gebracht hoe het met de achterstanden zit, maar dit zijn natuurlijk dezelfde leraren die nu fysiek en nog digitaal lesgeven. Dat is een enorme klus.

Voorzitter. Het is mooi om te zien dat in het onderwijsplan een aantal ideeën worden omarmd waar we al lang voor pleiten, zoals de brede brugklassen. Scholen worden er nadrukkelijk op gewezen om die in te richten, maar gaan ze dat ook doen? Is dit niet te vrijblijvend?

Voorzitter. Wij misten in het plan aandacht voor kinderen die op een andere manier onderwijs volgen dan via de school. Dit geld gaat rechtstreeks naar scholen toe en dat is heel goed, maar wat betekent dat voor thuiszitters? Er zijn ook kinderen die soms helemaal geen onderwijs volgen. Hoe kunnen zij ook gebruikmaken van ondersteuningsprogramma's? Wat is er geregeld voor kinderen met een kwetsbare gezondheid of voor kinderen met familie met een kwetsbare gezondheid? Die kinderen zitten soms al een jaar lang in vrijwillige quarantaine. Zijn die voldoende in beeld?

Dan het vso. Daarover hebben collega's gelukkig ook al vragen gesteld. In het plan staat dat verwacht wordt dat de verblijfsduur in het pr.o. en vso langer wordt. Het budget van samenwerkingsverbanden wordt opgehoogd, maar wordt dan ook de leeftijdsgrens van deze leerlingen opgehoogd?

Dan de herkansingen. Wij krijgen een suggestie van Ouders & Onderwijs. Zij vroegen zich af of de herkansing misschien bijvoorbeeld in de vorm van een resultaatverbeteringstoets zou kunnen plaatsvinden.

Dan een vraag over mentaal welzijn. Gemeenten krijgen hiervoor extra geld; ook wordt het jeugdplan van het kabinet genoemd. Kan de Minister vertellen hoe de samenwerking tussen de twee plannen eruitziet en wat gemeenten met dit geld gaan doen? Is dit bijvoorbeeld ook bedoeld om wachtlijsten in de jeugdzorg aan te pakken?

Voorzitter, dan hoger onderwijs en mbo. Dat deze crisis enorm nadelige effecten heeft op de geestelijke gezondheid van studenten, is ons inmiddels allemaal wel duidelijk. Studenten hebben perspectief nodig. Er liggen een aantal moties. Gisteren is het daar in het debat ook al over gegaan. Ik heb een aantal aanvullende vragen. Voor de vraag over korting op het collegegeld sluit ik me graag aan bij collega's.

De voorzitter:

We wachten even tot de bel is afgelopen. Ik vrees dat deze bel vandaag nog wel vaker gaat klinken. Gaat u verder.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat denk ik ook.

Ik zei net: ik sluit me aan bij collega's die vragen hebben gesteld over korting op het collegegeld. Moeten we niet wat meer doen om studenten die alles op alles hebben gezet om nominaal af te studeren, te helpen? GroenLinks zou ook graag zien dat de tienjaartermijn waarbinnen studenten een diploma moeten halen om de oude studiebeurs om te zetten in een gift, wordt verlengd. Ik keek op de website van DUO en ik zag dat dat mogelijk is op aanvraag. Zou die standaard kunnen worden toegekend?

Studeren is meer dan alleen colleges bijwonen en tentamens maken in grote zalen. Het is ook jezelf ontwikkelen door bijvoorbeeld lid te zijn van een studie- of studentenvereniging of een sportvereniging. Studenten doen er allerlei zaken naast. Dat is ontzettend belangrijk, maar dat is in deze tijd wel heel erg moeilijk. Ik wil de Minister vragen of zij een beeld heeft van het effect van de maatregelen op de ontwikkeling van studenten door activiteiten naast de studie. Is dat in beeld gebracht? Zouden we studenten en studentenorganisaties daar nog meer mee kunnen helpen?

Voorzitter. Met mijn achtergrond zal het niemand verbazen dat ik het ook even over de rol van de medezeggenschap wil hebben. Zij worden een aantal keer genoemd in de brief, zowel voor het funderend onderwijs als het vervolgonderwijs. Het is natuurlijk heel belangrijk dat studenten, leerlingen, medewerkers en docenten echt inspraak hebben om te zorgen dat het geld dat hier wordt vrijgemaakt, echt bij hen terechtkomt. Ik wil concreet aan de Minister vragen of zij, aanvullend op de bevoegdheden die er nu al zijn, hierover afspraken wil maken met de instellingen. Ik zou ook aan de Minister van hoger onderwijs willen vragen of ze in gesprek wil gaan met de instellingen over de aanstellingen van medewerkers, want we weten dat het aantal tijdelijke contracten nog best wel groot is en niet kleiner lijkt te worden. Ik zou haar willen vragen of ze daarover in gesprek zou willen gaan.

Voorzitter. De crisis treft ook internationale studenten, die studiefinanciering kunnen krijgen. Daarvoor moeten ze wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Een daarvan is de 56 urennorm. Ze moeten 56 uur werken. Daaraan is in deze tijd, waarin heel veel bijbaantjes wegvallen, natuurlijk heel moeilijk te voldoen. Ik vroeg me daarom af of die regeling kan worden opgeschort.

Voorzitter. Dan over de middelen voor devices in het mbo. Daar is eerder geld voor uitgetrokken. Mbo-studenten wisten niet altijd dat ze ondersteuning konden krijgen bij de aanvraag van bijvoorbeeld een laptop. Is dat voldoende in beeld? Zijn er nog aanvullende acties om studenten erop te wijzen dat ze hier aanspraak op kunnen maken?

Mijn collega Niels van den Berge heeft al meerdere keren gevraagd om meer stageplekken te creëren voor mbo-studenten. Het is goed dat de regering nu de subsidie op praktijkleerbanen in het mbo verhoogt, maar ongeveer de helft van het stagetekort in het mbo is in de publieke sector. Mijn fractie is benieuwd of de overheid nog meer verantwoordelijkheid kan nemen om de stagetekorten ook in de publieke sector op te lossen. Graag een reactie van de Minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Dan is tot slot het woord aan de heer Futselaar van de SP.

De heer Futselaar (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik vervang mijn collega Peter Kwint, die vanochtend constateerde dat zijn dochter enige coronasymptomen vertoonde en die daarom preventief is thuisgebleven. We hopen allemaal op vals alarm, maar het is ook wel een beetje tekenend voor de tijd waarin wij leven, met name voor de grote onzekerheid. De waarheid is dat we weinig kunnen doen aan de onzekerheid in het onderwijs in de komende tijd. We weten niet waar we over een maand, over drie maanden staan of over zes maanden staan. Met die onzekerheid volgt automatisch ook dat het behelpen blijft in sommige gevallen. Dat zal gewoon de praktijk zijn. In mijn fractie geldt dat als we moeten behelpen, we mij sturen.

Dan over het programma. Laten we gewoon positief zijn. Het is goed dat er een groot en omvangrijk plan ligt. Het was beter geweest als het er eerder had gelegen, ook voor de uitwerking, maar het is goed dat het er ligt. We naderen nu ook wel – daarom is het onvermijdelijk – met rasse schreden het moment dat leerlingen al bijna een jaar lang gehinderd worden in hun onderwijs. Ik kies mijn woorden zorgvuldig, omdat door sommige mensen, maar natuurlijk niet in deze commissie, geroepen wordt dat kinderen al een jaar lang geen onderwijs krijgen. Dat doet volstrekt geen recht aan alle pogingen die worden gedaan om op allerlei manieren onderwijs te geven. Maar dat er iets aan de hand is, is natuurlijk evident.

De SP ondersteunt ook dat het geld in overleg met onderwijsteams zal worden uitgegeven. Dat is belangrijk. Het zijn de docenten en de schoolleiders die uiteindelijk met hun poten in de klei staan, die dagelijks zien welke leerlingen zich nog wel redelijk redden achter een scherm en welke leerlingen langzaam aan het wegkwijnen zijn. Wel horen wij nu al de eerste zorgwekkende berichten van docenten die zeggen: onze directie heeft aangegeven dat ze het teamoverleg toch meer als een soort advies ziet. Dat klinkt toch alsof het de verkeerde kant op gaat. Kan de Minister keihard toezeggen dat het een absolute voorwaarde is voor geld dat een plan wordt opgesteld met instemming van de docenten die het moeten gaan uitvoeren?

Dan een heel erg praktisch probleem. Op dit moment worden de planningen gemaakt en wordt de personele formatie vastgelegd voor de komende tijd, terwijl er nog vrij veel onzekerheid is in de praktijk. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat scholen, zeker in het eerste jaar, misschien wel moeite gaan hebben met het uitgeven van het geld, en misschien zelfs wel hun reserves tijdelijk zien stijgen, waar verscherpt toezicht op is. Hoe gaan we daar in de praktijk mee om?

Het doet ons ook deugd dat geld wordt uitgegeven aan wetenschappelijk bewezen interventies. Over dat onderwerp hebben we in het verleden bij de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen nog wel enigszins discussie over gehad, zoals de Minister zich misschien herinnert. Wij zien het als een stap in de goede richting. Wij maken ons wel wat zorgen over de mogelijkheid om beargumenteerd af te wijken van die regel. Hoe moeten we dat precies voor ons zien? Wat voor argument kan er dan zijn om te kiezen voor een plan dat wetenschappelijke grond ontbeert?

Voorzitter. Er is al heel veel gezegd, maar de beste garantie tegen onderwijsachterstanden is een basis die op orde is. Het onderwijs kent gewoon structurele problemen, die uiteindelijk ook structurele oplossingen nodig zullen hebben, los van dit pakket. Het heeft geen zin om uitgebreid stil te staan bij alles wat we eerder hadden kunnen doen om te zorgen dat het voor elkaar was, maar dat is uiteindelijk natuurlijk wel zo. Als de Kamer bijvoorbeeld niet had ingegrepen, was de financiering van zomerscholen afgelopen, waren brede scholen een deel van hun financiering kwijtgeraakt en zo zijn er nog wel wat voorbeelden.

We zijn dus blij dat er geld is voor zomerscholen en voor buitenschoolse bijles onafhankelijk van de portemonnee van de ouders, maar daar hebben we ook nog wel wat vragen over. Dit gaat allemaal de komende tweeënhalf jaar worden ingezet om achterstanden weg te werken. Wordt er ook rekening mee gehouden dat kinderen niet overladen worden in de praktijk? Hoeveel extra ruimte gaan ze nog buiten schooltijd hebben om kennis in zich op te nemen als ze al de hele week druk zijn geweest? Dat is ook gewoon een praktisch probleem.

Meerdere collega's hebben eraan gerefereerd: hoe voorkomen we dat ons geld weglekt naar particuliere bureaus? Kunnen we ervan uitgaan dat zij niet ineens een zak geld voorgeschoteld krijgen en opduiken? Welke waarborgen bouwen we daarvoor in?

Voorzitter. Er wordt een zware rol gelegd bij de schoolteams. Die keuze steunt de SP. Daar moet het gebeuren. Maar wat betekent het voor de plannen als scholen dan plotseling weer dicht moeten; de onzekerheid waarover we het al hebben gehad? Dat hopen we niet, maar het kabinet zegt: we nemen een risico door bijvoorbeeld de kappers weer open te doen. Dat is gewoon de realiteit waarin we leven. Wat betekent het voor de looptijd van de plannen als we in de praktijk toch weer een stap terug moeten zetten met het onderwijs?

Wat voor ruimte wordt er geboden wanneer scholen plannen hebben met een langere looptijd dan die tweeënhalf jaar? Mag dat? Mag je docenten beter gaan betalen om zo het lerarentekort aan te pakken wanneer je school veel leerlingen met een achterstand heeft?

We zijn blij dat er ook voor het hoger onderwijs en het mbo een pakket ligt. We zijn ook blij dat er rijkelijk geput is uit oude SP-voorstellen, bijvoorbeeld een halvering van het collegegeld. Wij geloven als socialisten in gemeenschapsbezit, dus gebruik die ideeën vooral, alhoewel liever een jaar eerder. Wij moedigen het dus aan, maar we constateren wel een beetje dat het voor sommige studenten nu bijna onduidelijk begint te worden waar ze precies recht op hebben in de lappendeken van regelingen. Kan dat niet iets eenvoudiger op te lossen zijn, met een overzicht of iets dergelijks? Sommige mensen beginnen het overzicht te verliezen.

Als het toch gaat over de compensatie van afstudeerders in het afgelopen jaar: het blijft voor ons vreemd dat op universiteiten masterstudenten recht hebben op compensatie maar bachelorstudenten niet, terwijl een bachelor toch een voldragen opleiding is, in ieder geval in theorie.

Verschillende middelen voor regelingen in mbo, hbo en wo worden via de lumpsum aan de instellingen uitgekeerd. Welke rol heeft de medezeggenschap daar dan nog in, juist omdat die in het funderend onderwijs zo'n belangrijke rol krijgt?

Tot slot, voorzitter: thuiszitters. Daar heeft mevrouw Westerveld ook al wat over gezegd. Het moet voor ouders van thuiszitters toch wel heel erg wrang zijn om te zien dat er nu zo veel geld beschikbaar is voor kinderen die het afgelopen jaar af en toe thuis hebben moeten zitten, zodat zij zich toch wel een beetje genegeerd voelen. Wat is de Minister van plan om ervoor te zorgen dat deze kinderen en hun ouders ook meeprofiteren van de plannen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn geen vragen meer. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Zoals ik al had aangekondigd, knippen we dit debat op in twee delen. Ik schors nu en dan zien we elkaar terug om 12.45 uur, weer in deze zaal.

De vergadering wordt van 11.16 uur tot 12.47 uur geschorst.

De voorzitter:

Wij gaan verder met het notaoverleg over het Nationaal Programma Onderwijs. Ik geef de Minister het woord.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de leden voor hun bijdragen in eerste termijn.

Vorige week hebben wij het ongekend grote pakket van 8,5 miljard voor het onderwijs aangekondigd. Dat was natuurlijk een mooie aankondiging voor het onderwijs, maar – en ik denk dat ik ook namens collega Slob spreek – ik moet eerlijk zeggen dat het ook ongelofelijk belangrijk is dat het vo en het mbo weer voor een deel opengaan. Toen dit bekend werd, merkte je ook de zucht van verlichting bij heel veel studenten, zo van: o, we mogen weer; al is het maar één dag, maar die ene dag mogen we weer naar school. Wie had dat ooit gedacht, dat jonge mensen ernaar zouden snakken om weer naar school te gaan.

Voorzitter. Een aantal leden vroeg hoe het nou gaat met de opening van het hoger onderwijs. Volgens mij is daar gisteren in het debat een hele hoop over gewisseld. Er zijn een paar moties over aangenomen. Volgens mij is voor iedereen helder dat heropening van het hoger onderwijs boven op de stapel ligt. Dat heeft voor het kabinet een heel grote prioriteit, en volgens mij zijn heel veel studenten er blij mee als dat ook nog in combinatie met een terras zou gaan. Daar wordt met volle kracht aan gewerkt: hoe kunnen we ook studenten, uiteraard nog met inachtneming van een aantal beperkingen, toch weer zo snel mogelijk die ene dag naar de hogeschool of de universiteit laten gaan? Er zijn natuurlijk wel een aantal uitzonderingen. Ik zeg er ook bij dat we hieraan ondertussen gewoon heel hard werken. Inmiddels zijn er, geloof ik, acht pilots waarbij we bekijken hoe sneltesten en zelftesten kunnen helpen om meer ruimte te geven aan het mbo en het hoger onderwijs. Die lopen goed. Dat geeft perspectief op opening van meer. Daar wordt op dit moment met man en macht aan gewerkt. Er wordt ook gewerkt aan voldoende testcapaciteit daarvoor. Met de collega's van VWS, werkgevers en de hogeronderwijsinstellingen werken we er gewoon heel hard aan om dat heel snel op te schalen en daar heel snel van te leren.

Wij hebben de taken verdeeld: collega Slob zal het dadelijk vooral over het primair en het voortgezet onderwijs hebben en ik zal me beperken tot het mbo en het hoger onderwijs en dus met name spreken over studenten.

Inmiddels weten we allemaal hoe ongelofelijk groot de impact van corona is op studenten. Ik spreek bijna dagelijks met studenten. Dat kan tegenwoordig heel goed door even in te breken in een onlinecollege. Dat doe ik heel legaal, hoor; er wordt niet gehackt! Dat kondigen we keurig van tevoren aan. Het is heel fijn om op die manier studenten dagelijks te spreken. Dan hoor ik ook de verhalen over toenemende eenzaamheid en van studenten die het echt steeds moeilijker krijgen. Dat zit hem met name in het missen van het sociaal contact, het missen van de interactie op de instelling en in het vormende aspect in het hoger onderwijs. Ik zal daar straks naar aanleiding van de gestelde vragen wat meer over zeggen.

Voorzitter. Het kabinet had natuurlijk alle reden om dit ongekende pakket van 8,5 miljard plus 645 miljoen structureel uit te trekken voor het onderwijs, want we vinden met z'n allen dat de coronacrisis voor geen enkele leerling, geen enkele jongere, mag leiden tot minder kansen. We moeten echt naast die generatie gaan staan om haar te steunen en ervoor te zorgen dat zij ook na deze coronacrisis gewoon alle kansen krijgt die zij verdient. Ik wil hier toch nog maar eens een compliment maken aan alle leerlingen, studenten en docenten die er de afgelopen tijd wel het beste van hebben gemaakt en die ongelofelijk hard gewerkt hebben om ook gewoon goed onderwijs te leveren, al was het online. Maar ik kijk ook met bewondering naar de veerkracht van veel jonge mensen, die het toch maar doen op deze manier.

Voorzitter. Het plan op het gebied van mbo en hoger onderwijs kent vier hoofdlijnen. Het gaat over studenten, over instellingen en docenten, over de voorbereiding op de arbeidsmarkt en over jonge onderzoekers. Ik wil ze ook in die volgorde behandelen.

Allereerst studenten. Het kabinet vindt het van groot belang om studenten financieel te ontlasten. Dat geeft financiële ontlasting en een beetje lucht, maar compenseert ook voor mogelijke vertraging. Het geeft ook wat lucht in een tijd waarin bijbanen toch vaak wat schaarser zijn. Het gaat daarbij om een pakket van maatregelen. Iedereen die nu studeert, krijgt volgend jaar dus de halvering van college- of lesgeld. Studenten die dreigen hun recht op een basisbeurs of een aanvullende beurs te verliezen, krijgen een tegemoetkoming. En het studentenreisproduct wordt verlengd met twaalf maanden.

Er zijn heel veel vragen gesteld over hoe het zit met studenten die dit jaar afstuderen. Laat me daarin heel helder zijn: ook al die studenten krijgen een compensatie, maar die hadden we al geregeld. Eerder heb ik gezegd: iedereen die vorig jaar met vertraging afstudeerde, dus in dit studiejaar, kreeg een compensatie. We hebben die regeling uiteindelijk doorgetrokken tot eind van dit studiejaar. Wij kunnen niet zien wat de reden is voor de vertraging bij afstuderen. Daarom krijgt iedereen die dit jaar afstudeert compensatie. Die ziet er wel iets anders uit dan de halvering van het collegegeld, maar de regeling zoals we die eerst hadden voor mensen die later afstuderen in het eerste kwartaal, geldt nu voor alle studenten die dit jaar afstuderen. Er zit dus wel enig verschil in. We hebben twee regimes, namelijk studenten die dit jaar afstuderen en studenten die daarna afstuderen, maar alle studenten krijgen compensatie.

De voorzitter:

Daar zijn vragen over. Eerst mevrouw Van den Hul en daarna de heer Futselaar.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Het zou zomaar kunnen dat wij dezelfde vraag willen stellen. Mevrouw Westerveld weet dat zeker, hoor ik buiten de microfoon. Deze vraag gaat over de bachelors. De Minister zegt dat het voor iedereen geldt, maar als wij de stukken goed lezen, geldt het niet voor de bachelors. Kan de Minister ons daar nog in geruststellen?

Minister Van Engelshoven:

Het klopt: dat geldt niet voor mensen in de bachelors. We zijn bezig met een enorm omvangrijk pakket met enorme uitvoeringsvraagstukken bij DUO. Dat blijft altijd een pakket waarin je het zo goed mogelijk voor zo veel mogelijk studenten regelt. We zien dat het gros van de studenten in het wo met een master afstudeert. Daarom hebben we gezegd – ik heb het al eerder in een debat gezegd; die discussie hebben we gehad – dat het geldt voor de studenten die met een master afstuderen. Voor studenten die dit jaar hun bachelor halen, geldt dat inderdaad niet.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik vind dit toch geen geruststellende argumentatielijn van de Minister, want er zijn natuurlijk ook bachelors die niet doorstuderen en die niet voor hun master gaan. Dat is ook heel legitiem, want iedereen heeft daar een eigen pad in. Sommige bachelors weten ook nog niet of ze daarna nog doorgaan voor hun master. Sommige bachelors pauzeren even een jaar. Ik kan me dat ook heel goed voorstellen na wat studenten het afgelopen jaar allemaal hebben moeten verstouwen. Is de Minister het niet met ons eens dat er door het zo inrichten van de regeling wel degelijk ongewenste kansenongelijkheid bestaat tussen die twee groepen studenten?

Minister Van Engelshoven:

Wij proberen met een ongelofelijk groot pakket ongelofelijk veel mensen tegemoet te komen. Als u op zoek gaat of er ergens een groep is waarvoor dat nog niet helemaal geregeld is, zult u die altijd vinden. We hebben heel goed gekeken – dat hebben we in een eerder debat gewisseld – waar het logisch is... Ik moet balanceren tussen zo veel mogelijk voor zo veel mogelijk mensen doen en zorgen dat we het zo doen dat ik ook nog kan blijven uitvoeren. Als we het zo inrichten dat ik straks voor een enorm uitvoeringsprobleem kom te staan, is niemand geholpen. In die balans hebben we hiervoor gekozen. De meeste studenten – dat is het over-, overgrote deel van de studenten in het hoger onderwijs – studeren af met een master. Dus we hebben gezegd: daarvoor nemen we de master als ijkpunt. Volgend jaar: alle studenten gehalveerd. Maar dit jaar hebben we het afstuderen genoemd als je je master haalt.

De voorzitter:

Heeft de heer Futselaar dezelfde vraag of een andere?

De heer Futselaar (SP):

Een vervolg op deze vraag.

De voorzitter:

Een vervolg, oké.

De heer Futselaar (SP):

Het gaat hier om de wo-bachelors. Het is goed om dat te benadrukken, want de meeste bachelors worden op het hoger beroepsonderwijs afgegeven en die vallen wel onder een compensatieregeling. Maar toch, het is wel heel wrang. De wo-bachelor is een zelfstandige opleiding. Zo is die ooit ontworpen in het bachelor-masterstelsel. Dat werkt ook in de praktijk, want er zit bijvoorbeeld een harde knip. Als je alleen voor de wo-bachelor gaat, en dat is gewoon een serieuze groep, dan krijg je natuurlijk ook volgend jaar geen halvering van het collegegeld, want je studeert niet verder daarmee. Ik heb wel enig begrip voor het uitvoeringsargument, maar ik vind, ja, «de meesten vallen hieronder», toch wel ... Weet je, we maken geen wetgeving voor de meeste mensen. Wij maken wetgeving, als het goed is, voor iedereen. Ik begrijp wel dat er een uitvoeringsvraagstuk is, maar dat doen we ook niet met bijvoorbeeld ondernemers, om te zeggen: de grootste klappen vallen bij de horeca, dus laat de retail maar zitten. Zo gaan we daar ook niet mee om.

Minister Van Engelshoven:

Deze vergelijking van de heer Futselaar gaat natuurlijk heel erg mank. We kijken wel degelijk naar alle sectoren, maar we weten ook dat regelingen nooit in dezelfde mate voor alle ondernemers gelden en dat er altijd categorieën zijn. U moet zich realiseren dat wij met al deze regelingen een ongelofelijke wissel trekken op de uitvoering. We hebben echt gekeken hoe we ervoor zorgen dat we zo veel mogelijk studenten op een goede manier tegemoet kunnen komen. Wij zien dat in het wo echt het gros van de studenten de master doet. Om het geheel uitvoerbaar te houden, hebben we die keuze gemaakt. Zijn er argumenten tegenin te brengen, omdat de bachelor ook een volwaardige opleiding is? Zéker. Daarom zeg ik ook: dit is ook balanceren tussen hoe we het goed kunnen doen voor het overgrote deel van de mensen en ervoor zorgen dat we het wel kunnen blijven uitvoeren. Besturen vraagt ook af en toe om een keuze te maken. Soms betekent dit dat je niet alles kunt doen.

De heer Futselaar (SP):

Maar dan ga ik ook flauw doen, want als het echt een uitvoeringskwestie is, dan zou ik zeggen: zeg maar hoeveel het kost om het wel uitvoerbaar te maken. Dit hoeft niet in een week te gebeuren. We hebben het hier over een compensatieregeling voor afstuderen. Er kan best wat tijd overheen gaan om het uit te voeren. Zeg maar wat DUO nodig heeft. Dan gaan wij wel bedenken of wij het dat wel of niet waard vinden.

Minister Van Engelshoven:

Soms is het ook niet alleen «wat DUO nodig heeft». Soms zit je ook gewoon aan de grenzen van je uitvoering. Ik had een stille hoop dat de Kamer af en toe gevoelig zou worden voor de vraag ... Het is niet: gooi een bak geld in een uitvoeringsorganisatie en het komt allemaal goed. Wij vragen hier van een uitvoeringsorganisatie om nu in heel veel dingen maximaal te stretchen en niet alleen een compensatieregeling te bedenken, maar ook om op heel veel plekken individuele studenten tegemoet te komen met coulance. Het houdt ergens een keer op. We komen hier alle studenten voor het volgende jaar tegemoet en voor dit jaar het overgrote deel van de studenten die dit jaar afstuderen. De kleine groep – het is een hele kleine groep – die alleen de wo-bachelor doet en de bachelor afrondt – iedere student heeft liever een diploma dan compensatie – heeft ook nog gewoon de kans om later de master te doen. Dat doet niets af aan hun kansen. Hopelijk, als ze zeggen «ik stel dat uit, ik ga eerst werken en doe later die master», doen ze dat ook in een jaar dat er weer volledig fysiek onderwijs is.

De voorzitter:

De heer Van Raan en dan de heer Wiersma.

De heer Van Raan (PvdD):

Voortbordurend op wat de heer Futselaar en mevrouw Van den Hul ook zeiden. Het is wel een punt. De Minister zegt: het zit ’m in de uitvoering en we hebben keuzes gemaakt. Dat is allemaal te begrijpen. Het is ook te respecteren. Ik heb twee vragen. Eén. Wij begrijpen kennelijk niet waarom die keuze gemaakt is, omdat het verschil bijvoorbeeld met hbo-bachelors, technisch gezien, niet zo groot lijkt te zijn qua uitvoering. Dat is vraag een. Vraag twee is of de Minister bereid is om te denken in termen van: misschien kan het nu niet, maar is er wel de mogelijkheid om een tegoed te creëren of iets dergelijks. Is de Minister bereid om daarnaar te kijken?

Minister Van Engelshoven:

Dat lijkt mij voor de uitvoering nog veel complexer. We hebben hier vorig jaar de regeling besproken. Daar was toen ook steun voor in uw Kamer. Die hebben we doorgetrokken. De groep waarvan we hier vorig jaar hebben gezegd dat die uitstel kreeg, hebben we intussen nog veel groter gemaakt. We hebben gezegd: iedereen, ook in dit jaar, krijgt het. We hebben de regeling die er was dus juist veel groter gemaakt, en die regeling had al deze vormgeving. Dan is het heel ingewikkeld om te zeggen dat je die regeling weer iets anders gaat inrichten. En als we met terugwerkende kracht allerlei tegoeden voor individuen gaan creëren, gaan we de uitvoering wel heel erg belasten. Ik kan op dit moment echt niet overzien wat er dan gebeurt.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat laatste snap ik heel goed, dus ik vraag ook niet om die beslissing nu te nemen. En nogmaals, ik wil ook niks afdoen aan het feit dat de groepen zijn uitgebreid en dat er een enorme inspanning gedaan is. De enige vraag is: wat is daar nog mogelijk? Als ik de Minister goed beluister, zegt ze: daar is eigenlijk op dit moment gewoon niets mogelijk; we hebben alles geprobeerd. Dat wil ik even bevestigd hebben.

Minister Van Engelshoven:

Nou ja ...

De heer Van Raan (PvdD):

Dan kunnen we er even over nadenken of dat inderdaad het geval is.

Minister Van Engelshoven:

Wij stretchen op dit moment wel heel maximaal in wat we in de uitvoering aankunnen.

Voorzitter. Er waren ook wat ...

De voorzitter:

Excuus. Voordat u verdergaat heeft de heer Wiersma ook nog een vraag.

De heer Wiersma (VVD):

Ja, ik zie nog een haakje, of een bruggetje naar iets waar de Minister zo op komt. Ik ben even benieuwd. Ik heb ook met studenten zitten zoeken of we hier nog iets op zouden kunnen verzinnen. Maar één probleem is volgens mij dat we überhaupt nu niet kunnen weten hoe groot die groep is. Dat is al ingewikkeld. Daarom vroeg ik ook of we voor die halvering van het collegegeld zouden kunnen onderzoeken of je daarin een soort keuze kunnen bieden, zodat mensen ook kunnen kiezen om die voor dit jaar te gebruiken. Daar los je dit probleem ook mee op. Ik kan me voorstellen dat dat even zoeken is en dat het ingewikkeld is, maar zou de Minister daar nog naar kunnen kijken? Want deze groep in beeld brengen is volgens mij heel ingewikkeld en daarmee wordt het lastig uitvoerbaar. Daarom zoek ik even in een andere hoek.

Minister Van Engelshoven:

We moeten ons realiseren dat wij het in totaal hebben over ruim 1 miljoen studenten die klant zijn bij DUO en voor wie we wat moeten regelen. Uw vraag, en dat zou mijn volgende punt zijn geweest, was: zouden we daar een soort keuzemenu in kunnen bieden? Nee, dat kunnen we niet. Want stel dat we iedere student die keuze gaan bieden; ik wil me niet voorstellen wat er dan bij DUO gebeurt aan de telefoon of in systemen. Dat kunnen we dus niet doen, juist omdat we de keuze hebben gemaakt dat we voor nagenoeg alle studenten wat willen doen. We willen volgend jaar voor alle studenten wat doen. Dan moet je het ook wel zo doen dat je het op een redelijk eenvoudige manier voor alle mensen kan doen. Dus nee, we kunnen niks met terugwerkende kracht doen en we kunnen ook die keuze niet bieden. De complexiteit zou dan te groot zijn.

De heer Wiersma vroeg ook nog wat er geldt voor de eerstejaars van volgend jaar. We hebben nu de eerstejaars in het hoger onderwijs uitgezonderd, omdat ik goede hoop heb dat we volgend jaar gewoon weer een nagenoeg vol studiejaar kunnen hebben, met veel minder beperkingen dan nu. Dan zou de rationale achter die redenering dus ook wegvallen. Eerstejaarsstudenten vallen nu dus niet onder die maatregelen. Ik moet wel een voorbehoud maken ten aanzien van het mbo, want waarschijnlijk kunnen we bij het mbo dat onderscheid in de systemen niet maken. Ook daar lopen we weer tegen grenzen aan, die je nou eenmaal hebt.

De heer Futselaar zei dat het op dit moment soms even zoeken is voor studenten, in de zin van «wat geldt er nou voor mij?» Dat begrijp ik heel goed. We zullen – dat moeten we op de website van DUO doen – gewoon helder moeten maken wat voor wie geldt: waar heb je recht op en wat geldt er in jouw situatie? Daar moeten we een helder visual, een helder schema voor maken, zodat iedereen eenvoudig kan begrijpen «dit geldt in mijn situatie».

Voorzitter. Dat wat betreft het collegegeld. Daarnaast hebben we in het pakket compensatie voor het mbo, de hogescholen en de universiteiten, die we komend jaar al volledig en structureel tegemoetkomen voor de veel grotere studentenaantallen. Dat doen we met maar liefst 645 miljoen. Ik zeg er ook maar bij dat dit straks bij de Voorjaarsnota en de formatie betekent dat het basispad in het onderwijs met die 645 miljoen verhoogd is. Normaal zou dit nog geregeld moeten worden. We hebben het ook een jaar naar voren gehaald. Normaal compenseert men immers later voor stijgende aantallen, maar nu hebben we het naar voren gehaald. De heer Van Raan vroeg: hoe komt dat bedrag tot stand? Dat is een volledige compensatie voor de stijging van de studentenaantallen in de ramingen. Wij hopen – ik verwacht dat ook en ik zal daar ook met de instellingen over spreken – dat zij zorgen dat er met die middelen ook extra docenten komen om ervoor te zorgen dat de studenten goed begeleid worden, dat kleinschalig onderwijs plaats kan vinden en dat voor heel veel personeel dat nu een tijdelijk contract heeft het contract hopelijk verlengd wordt. Dit gaat wel echt om structureel geld. U kunt in de financiële tabel zien dat er ook een opslag op de bekostiging voor de komende twee jaar komt voor extra begeleiding voor studentenwelzijn.

Een heleboel van u vroegen: hoe zit het met de betrokkenheid van studenten bij de manier waarop het geld wordt ingezet? Daarvoor geldt instemmingsrecht bij de begroting. Instellingen krijgen een opslag op hun bekostiging. Er moet per instelling worden bekeken hoe dat geld precies wordt ingezet. Ik vergelijk het maar met de kwaliteitsafspraken. Ook daar moest je per instelling met de medezeggenschap bekijken: wat is nou voor deze opleiding de beste manier om de begeleiding vorm te geven? Het gaat niet alleen om begeleiding van studenten bij hun studie. Het gaat de komende tijd juist ook om sociaal-emotionele begeleiding; de begeleiding van studenten in hun persoonlijke vorming. Daar moet echt aandacht voor zijn en daar geven we instellingen de ruimte voor. Ik vind het heel belangrijk dat samen met studenten en docenten wordt bekeken: wat is bij deze opleiding, in deze instelling, nou de beste inzet?

Zo zal ook bij de overgang van studenten naar het vervolgonderwijs soms meer studie- en studentbegeleiding nodig zijn om bijvoorbeeld studenten die vanuit het mbo doorstromen goed te begeleiden, want ook zij hebben het afgelopen jaar zeker in hun ontwikkeling zaken gemist. Ook voor studenten die vanuit het vo doorstromen naar het hoger onderwijs komt er dus een opslag om zo aandacht te kunnen besteden aan begeleiding. We hopen hiermee ook een mouw te kunnen passen aan de enorme werkdruk in het hoger onderwijs, waar ongelofelijk hard gewerkt is om in deze tijd het onderwijs zo goed mogelijk vorm te geven.

Het derde onderdeel van het pakket zijn de maatregelen die we nemen om een mouw te passen aan het groeiende tekort aan stages en leerwerkplekken in vooral het mbo maar ook in het hbo. Dat tekort is een groot probleem en is ook wel de hoofdoorzaak van vertraging. Stages en leerwerkplekken zijn ongelofelijk belangrijk om praktijkervaring op te doen en het diploma waardevol te houden. Om een mooi voorbeeld te noemen, ik sprak deze week een studente logopedie. Deze studenten ervaren nu enorme beperkingen in het oefenen met echte cliënten. De studente zei: ik kan mijn vakken wel halen, maar ik wil straks toch de ruimte nemen, en dus wat langer studeren, om ook die praktijkervaring op te doen. Dat vind ik heel legitiem. Dat is heel goed.

We verlengen de stageaanpak die we met de SBB hadden voor het mbo en die breiden we uit naar het hbo. Ik geloof dat de heer Van Meenen vroeg om ook de werkgevers daarbij te betrekken. Natuurlijk zullen we dat doen. Met VNO-NCW en MKB-Nederland zullen we kijken hoe we dat op een goede manier kunnen aanpakken. Ook in het hbo zullen we zorgen dat men leert van de aanpak in het mbo. Daarnaast zullen we de vergoeding voor leer-werkbanen verhogen naar het maximum van € 2.700. Dat is toch een incentive voor bedrijven om leer-werkbanen te blijven aanbieden.

De heer Wiersma vroeg in dat kader: kan er niet een soort fonds komen om bedrijven nog meer te ondersteunen, opdat er leer-werkbanen zijn? Zo'n fonds is eigenlijk de verantwoordelijkheid van de sociale partners, maar dat zei u ook. We zien in zorg en welzijn dat het er al is, in de tekortsectoren dus. Ik vind het een interessante gedachte om met name in andere tekortsectoren met werkgevers het gesprek aan te gaan om te zien of dat extra soelaas kan bieden. We hebben in eerdere crises gezien dat als sociale partners er samen voor gaan staan dat er genoeg plekken zijn, ook in sectoren waar het nu misschien ingewikkeld is, maar waar straks de vraag naar arbeidskrachten weer groot is... Dat is een interessante gedachte, die ik ook zal oppakken en bespreken.

De heer Wiersma (VVD):

Superfijn, dank. Mijn angstbeeld, en dat zal de Minister ook hebben, is de situatie in 2009–2010, toen we zagen dat het aantal opleidingsplekken heel erg daalde. Specifiek in sectoren als de horeca, retail en recreatie is het O&O-fonds dat de Minister noemt, niet altijd beschikbaar. Daar is het net iets ingewikkelder om dat net als in de zorg voor elkaar te krijgen, terwijl ondernemers daar zo meteen graag handjes hebben en ook mensen willen opleiden. Maar nu kunnen ze dat echt niet. Anders zitten ze dadelijk met loon dat ze twee of drie jaar moeten betalen. We weten allemaal dat ze enorme schulden hebben en dat het de vraag is of ze die überhaupt kunnen terugbetalen. Kunnen we kijken of we voor dat soort sectoren iets kunnen bedenken in de vorm van financiële steun? De NOW loopt op een gegeven moment ook af. Hier wil je misschien een boost blijven geven. Ik ben blij dat de Minister zegt: ik ga het bekijken. Ik zou wel benieuwd zijn op welke termijn de Minister ideeën daarover, uitwerkingen, scenario's naar de Kamer kan sturen.

Minister Van Engelshoven:

Daar kan ik op dit moment geen termijn op plakken die zinvol is. U krijgt van ons geregeld een soort update van hoe het met de stages en de leer-werkbanen staat. Bij de update zullen we dit meenemen.

Voorzitter. Het vierde deel van dit pakket is de tegemoetkoming voor onderzoekers. We trekken 162 miljoen extra uit om 20.000 arbeidscontracten van wetenschappers te kunnen verlengen. Dat zijn 20.000 wetenschappers die daarmee hun onderzoek kunnen afmaken. Vaak hebben ze ook nog een onderzoekstaak, zeg ik erbij. Ze zijn dus ook in het onderwijs actief. De verwevenheid van onderzoek en onderwijs blijven we immers heel belangrijk vinden. Mevrouw Van den Hul vroeg: er was toch meer nodig? Dat klopt, maar we hebben een aantal dingen gedaan. Partijen hebben in een cao afspraken gemaakt en de NWO heeft al eerder een tegemoetkoming gegeven. Er zijn ook andere oplossingen gevonden. We hebben hier met de sector gekeken: wat is er nu nog nodig? Daar kwam dit uit. Sommige dingen konden in de tijd verschoven worden. Met de eerste financiële inspanning is al een hoop opgevangen, maar met het veld heb ik afgestemd dat met deze ruim 162 miljoen er voldoende is om de problematiek op te vangen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voor de zekerheid: betekent deze beantwoording van de Minister dat het probleem met een derde van het bedrag dat nog openstond, volgens de berekening in de bijlage bij de stukken die de Minister heeft gestuurd, is opgelost? Betekent dat expliciet dat er niet bezuinigd hoeft te worden door de instellingen of dat minder onderzoekers deze optie geboden kan worden? Kan de Minister dat garanderen?

Minister Van Engelshoven:

Zonder trucjes te doen zoals «hoe hard is uw garantie», we hebben aan het veld gevraagd wat nu nodig is om de problematiek op te lossen. U zegt dat de problematiek die op tafel lag, aanvankelijk groter was. Dat klopt. Maar er zijn ook andere oplossingen gevonden, bijvoorbeeld doordat een deel van het nieuwe onderzoek bij NWO is vertraagd, zodat er geschoven kon worden met middelen. Ga er maar vanuit dat wij goed met het veld hebben gecheckt of we met deze bedragen de problematiek kunnen oplossen, zonder dat dat moet leiden tot bezuinigingen bij de instellingen. Daarop was het antwoord bevestigend. We hebben echt gezamenlijk met het veld gekeken wat hier nodig is.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik hecht eraan om toch nog even te benadrukken dat dit geen trucje was van mij. Dit is wat er staat op bladzijde 24 van de beantwoording, die ik er nog even bij heb gepakt. Daar staat de rekensom dat het in totaal gaat om een kostenpost van 600 miljoen en dat de kennisinstellingen voor ongeveer de helft zelf mitigerende oplossingen hebben gevonden. Voor de andere helft is in totaal 26 miljoen vrijgemaakt door NWO, 10 miljoen via Impuls 2020 en via een extra beleidsregel bij OCW 20 miljoen. Voor de resterende 244 miljoen heeft het kennisveld een beroep gedaan op het kabinet. En nu lezen we dat het kabinet met 162 miljoen komt. 162 miljoen is niet 244 miljoen. In de bovenstaande uitleg staan al die mitigerende maatregelen.

De reden dat ik hiernaar vraag is niet dat ik lullig probeer te doen, of trucjes, maar dat de positie van die onderzoekers mij heel erg aan het hart gaat. Die is al een tijd heel wankel. Een boel onderzoekers richten zich tot mij, en waarschijnlijk ook tot andere collega's hier. Het is niet alleen belangrijk voor die onderzoekers, maar ook voor ons, dat dat onderzoek door kan gaan. Daarom vraag ik hier toch door, want het is duidelijk op bladzijde 24 benoemd; 244 is niet 162. Dat verschil is waar ik op doel.

Minister Van Engelshoven:

De positie van die onderzoekers gaat mij net zozeer aan het hart. Ik heb er niet voor niks de afgelopen jaren keer op keer op gehamerd dat ik vind dat contracten beter moeten. We hebben in overleg met het veld gekeken wat er nu nodig is om de problematiek aan te pakken. Hiermee kan het veld uit de voeten om een voldoende oplossing te vinden voor die 20.000 wetenschappers, en dat is niet niks. Als men mij dan iets vraagt over het probleem, dan reageer ik misschien een beetje geprikkeld over die garantie. Als u zegt dat u misschien nog ergens een onderzoeker gaat vinden, dat kan natuurlijk altijd gebeuren. Een garantie van 100% bij een problematiek van deze omvang bestaat nooit. Maar wij hebben heel goed gekeken, met het veld, met NWO, met de instellingen, wat we hier nodig hebben en daar zijn deze bedragen uit voortgekomen.

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul, kort.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Heel kort. Ik vind het toch nog steeds geen bevredigend antwoord. Ik baseer me niet op dingen van buiten maar op de rekensom van de Minister zelf die dus niet sluit. 244 is niet 162. De beantwoording van de Minister vind ik niet overtuigend. Ik doe dit echt niet om op alle slakken zout te leggen, maar ik lees wat hier staat en ik vind de beantwoording nog steeds onduidelijk, dus ik overweeg op dit punt een motie.

Minister Van Engelshoven:

Ik zeg tegen mevrouw Van den Hul dat wij hier met NWO en met de instellingen naar hebben gekeken. In een eerdere fase zijn door NWO een aantal mitigerende maatregelen genomen. Er zijn ook een aantal dingen gebeurd in de cao. We zien ook dat nieuw onderzoek soms niet wordt opgestart onder de huidige omstandigheden. Wat wij hebben gedaan, is aan NWO en de instellingen vragen wat zij nodig hebben om die problematiek nu op te lossen. Daar komen deze bedragen uit. Dan kunt u zeggen dat u dat niet gelooft, maar ...

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nogmaals, ik wil dit wel even rechtzetten, want dit wordt nu heel persoonlijk. Ik zeg niet dat ik het niet geloof. Ik verwijs naar bladzijde 24 van de beantwoording van de Minister. Ik hecht eraan om dat even recht te zetten. Ik zit hier niet om dingen te verzinnen, maar ik verwijs naar de onduidelijke beantwoording vanuit het Ministerie.

Minister Van Engelshoven:

Kijk, mevrouw Van den Hul, het is ook zo dat door de tijd sommige dingen niet zijn op te lossen met extra middelen maar anderszins worden opgelost. Ik zeg dat wij met mensen hebben gekeken wat hier nodig is. Dan kunt u zeggen dat u dadelijk met een motie meer geld gaat vragen, maar dat lost niks op, want dan vraagt u geld voor een probleem dat niet opgelost moet worden. Nogmaals, wij hebben met betrokkenen gekeken naar wat hier nodig is. Ik heb er nog apart een gesprek over gehad met de Jonge Academie, de KNAW en NWO. Daarbij is gekeken naar wat ik nu in het pakket heb. Kunt u daarmee uit de voeten, kunnen we daarmee voldoende het probleem oplossen? Zij waren meer dan aangenaam verrast over de hoogte van het bedrag en de mate waarin het probleem daarmee kon worden opgelost.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Van Engelshoven:

Dan kom ik even terug op de stageplekken. Mevrouw Westerveld vroeg naar de rol van de publieke sector. Die discussie heb ik ook eerder met uw collega Van den Berge gehad. U zegt terecht dat er veel stageplekken bij de publieke sector zijn. Heel veel daarvan zitten bij gemeenten, provincies en waterschappen. Samen met de SBB hebben we overige overheden ook aangeschreven om te vragen om hun stinkende best te doen om stageplaatsen te verzorgen. We kunnen het niet afdwingen, dat begrijpt u ook heel goed, maar we doen al die inspanningen. We zien helaas ook nog dat het aantal stageplaatsen in 2020 bij de rijksoverheid minder is dan in 2019. Ik blijf ook binnen het Rijk iedereen aansporen om dat weer op peil te brengen. De rijksoverheid heeft ook een voorbeeldrol te vervullen in zo veel mogelijk thuis werken, dus u snapt ook dat het soms ingewikkeld wordt om veel stagiairs te begeleiden.

De heer Van der Molen sprak over de gemiddelde studievertraging, die wordt geschat op een halfjaar. Hij vroeg wat we gaan doen om die verder te voorkomen. We gaan inderdaad inzetten op die stages, want we zien dat de vertraging vooral zit in stages en praktijkleren. Bij het mbo en het hoger onderwijs waren de instellingen gesloten, maar we hadden gelukkig wel uitzonderingen om praktijklessen waar nodig te blijven geven. Daar komt nu gelukkig meer ruimte voor in het mbo. Er komt ook meer financiële ruimte in het mbo en het hoger onderwijs om studenten op een goede manier te begeleiden. Daarmee hopen wij vertraging tegen te gaan.

De heer Van Meenen vroeg of studenten op een goede manier worden betrokken. Mevrouw Westerveld vroeg dat ook. Ik heb net uitgelegd dat de medezeggenschap hier inderdaad een belangrijke rol in krijgt.

Door een aantal van u werd gezegd dat studenten indringend op zoek zijn naar ruimte om elkaar te zien en te ontmoeten. Er werd gevraagd wat er gedaan kan worden met studentenverenigingen. Gelukkig kan men weer sporten. De heer Van der Molen zei dat dit tot en met 26 is, maar het is tot en met 27.

In het deltaplan voor de jeugd dat door de Staatssecretaris voor VWS is gepresenteerd, is ook de afspraak opgenomen dat met de gemeenten gekeken wordt waar jongeren ruimte kunnen krijgen om elkaar te ontmoeten. Dat geldt natuurlijk ook voor studenten. Kan dat een bibliotheek zijn? Kan dat een studentenvereniging zijn? Daar moet echt lokaal naar gekeken worden, want het hangt ervan af van hoe je dat lokaal op een goede manier kunt organiseren. In dat plan is het heel belangrijk om te bekijken of studenten elkaar kunnen blijven zien; dat is heel belangrijk voor hun ontwikkeling. Ik neem het studentenwelzijn er even bij. In die zin is het heel goed dat veel studenten juist nu extracurriculaire activiteiten ondernemen, niet alleen omdat ze daar heel veel mensen mee helpen, maar ook omdat dat heel goed is voor hun eigen welzijn.

De heer Wiersma heeft eerder gevraagd of dat in het studieprogramma gehonoreerd kan worden. Daar zijn we mee aan de slag gegaan. We zijn op dit moment bezig om uw motie vorm te geven, maar daar zitten nog wel wat haken en ogen aan. Hoe honoreer je dat precies? Ik zal uw Kamer zo snel mogelijk informeren als we daar stappen in zetten. De intentie is om het te doen, maar het heeft nog best wat haken en ogen, omdat er een grote baaierd is aan activiteiten en aan studies waarin ze dan wel moeten passen. We werken daaraan.

De heer Wiersma (VVD):

Dat is mooi. Ik zie dat de koepels dat ook doen, met hart voor studenten, bijvoorbeeld. Ik zie dat daar een goede beweging is.

Ik heb nog een vraag over die studie- en studentenverenigingen. We zien een beetje ellende in slow motion. We hoopten dat de introductietijd in augustus door kon gaan, maar dat kon toen niet. Toen zeiden we: misschien kunnen we nog wat doen in december of in de loop van het jaar, maar dat kon ook niet. Voor je het weet zitten we weer bij de nieuwe introductietijd. Is de Minister bereid om te kijken of je tot een paar scenario's zou kunnen komen voor die herstelfase, als er weer meer kan, zodat er dan meteen dingen klaarstaan om die studenten- en studieverenigingen een boost of een kickstart te geven?

Minister Van Engelshoven:

Het is uiteindelijk altijd aan verenigingen zelf om dat te organiseren. Die zijn ook mans genoeg om dat zonder het Ministerie te doen. Waar ik nu concreet aan denk en wat ik met de instellingen en de steden wil bespreken, is het volgende. We hopen dat er straks in augustus weer een mooie introductie kan plaatsvinden. Kunnen we dan zorgen dat ook de mensen van vorig jaar daar een plek in krijgen? Dat lijkt mij heel belangrijk. Je moet die mensen toch ook een volle start in hun stad, in hun vereniging gunnen. Als we daarbij een handje moeten helpen, gaan we dat bespreken, in alle redelijkheid.

Mevrouw Van den Hul vroeg net als de LSVb naar de postcode. Kun je ook studeren op de plek waar je woont in plaats van op de plek waar je studeert? Twee kanttekeningen daarbij. Als je in Utrecht woont en in Amsterdam studeert, kun je je heel goed voorstellen dat je heel graag in de bibliotheek in Utrecht zou willen studeren. Doordat de Universiteit Utrecht ook te maken heeft met grote beperkingen, wordt het ook wel ingewikkeld, als ze dan hun eigen studenten niet kunnen toelaten. Om die reden is in het deltaplan voor de jeugd afgesproken om met de lokale overheden te kijken wat er in een gemeente beschikbaar kan worden gesteld aan plekken om te studeren. Dat kan een lokale bibliotheek zijn of een theaterzaal of anderszins. Binnen de marges die er op dit moment zijn, wordt er lokaal zo goed mogelijk naar gekeken om daar een mouw aan te passen.

De heer Van Meenen vroeg naar de zachte knip tussen bachelor en master. Gaan we daarmee door? Hij vroeg ook hoeveel mensen daar gebruik van hebben gemaakt. Dat waren er ongeveer 3.000 in het afgelopen jaar. Die mogelijkheid wordt in het servicedocument gegeven. We gaan er binnenkort over praten of dat voor het komende jaar in het servicedocument moet blijven staan. Voor de goede orde, van de zachte knip in de doorstroming van mbo naar hbo hebben ongeveer 1.200 mensen gebruikgemaakt.

De heer Van der Molen vroeg naar de jeugdwerkloosheid.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, heeft de heer Van Meenen een vraag.

De heer Van Meenen (D66):

Misschien heb ik het niet helemaal goed begrepen, maar ik maakte uit het antwoord van de Minister op dat nog niet duidelijk is of die wel of niet verlengd gaat worden. Er gaat over gepraat worden. Heb ik het zo goed begrepen of moet ik begrijpen dat die verlengd gaat worden?

Minister Van Engelshoven:

Mijn inzet is om dat wel te doen. Daar zagen we vorig jaar reden toe en ik zie daar dit jaar ook alle reden toe. Het staat in het servicedocument en ik zie in ieder geval geen reden om dat eruit te halen.

Dan het punt van de jeugdwerkloosheid. De heer Van der Molen vroeg mij hoelang mensen begeleid kunnen worden. De regeling gaat uit van twee jaar. Je hoopt natuurlijk dat mensen sneller goed begeleid kunnen worden, in een jaar, maar daar is inderdaad de ruimte voor. Onderdeel van dit pakket is ook dat we dat doortrekken.

De heer Bruins vroeg of niet handige combinaties gemaakt kunnen worden met het pakket van Sociale Zaken voor het begeleiden van werk naar werk. In dat sociaal pakket zit ook al meer handen in de klas. Wat het UWV doet en wat we in die regionale aanpak doen, is gewoon mensen zo goed mogelijk begeleiden van een sector waar een baan wordt verloren naar een sector waar veel vraag is naar mensen. Dus ja, die samenwerking wordt gezocht.

Dan nog een vraag van mevrouw Westerveld over de devices in het mbo. Daar zijn extra middelen voor. Ik merk inderdaad ook in het overleg met JOB dat dat soms niet goed bekend is bij studenten. Ik ga samen met JOB kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat alle studenten heel goed op de hoogte zijn van die mogelijkheden. We hebben daar nu juist nog extra mogelijkheden voor gecreëerd.

Mevrouw Westerveld vroeg ook aandacht voor het structureel aanstellen van mensen, wat nodig is. Voor mbo en hoger onderwijs hebben we daar inderdaad die 645 structureel voor.

Mevrouw Westerveld en ook mevrouw Van den Hul vroegen naar de internationale studenten en de 56 urennorm. Die is niet zozeer opgeschort als wel dat DUO daar coulance toepast voor studenten. Voor internationale studenten die al hier studeerden, begrijpen wij heel goed dat het op dit moment lang niet voor iedereen mogelijk is om aan die norm te blijven voldoen. Daar wordt gewoon coulant mee omgegaan. Ik zeg er wel bij dat dat met name geldt voor studenten die hier al studeerden. Als we zouden zeggen dat we die norm niet toepassen voor nieuwe internationale studenten, zouden we een hele categorie internationale studenten bijna gaan uitnodigen, van «je kunt nu op een veel makkelijkere manier in Nederland studiefinanciering krijgen», en dat is ook weer niet de bedoeling.

Voorzitter. Ik heb heel veel van de vragen inmiddels gehad. Mevrouw Westerveld vroeg nog naar opschorting van de diplomaeis van tien jaar. Ja, er zijn vertragingen, maar ik zie geen noodzaak om die hele tienjaarstermijn nu te gaan verruimen of op te schorten. Tien jaar is een forse termijn om je studie te kunnen halen. Het is wel zo dat we op dit moment eigenlijk op alle terreinen coulance toepassen. Mocht er nou iemand zijn die door corona dit jaar net over die tien jaar heen gaat, wordt daar gewoon bij DUO coulance toegepast. We doen hier echt maatwerk en geen generieke regeling, want daar zie ik op dit moment echt geen aanleiding voor.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn vraag was eigenlijk of DUO dat niet standaard kan doen als die aanvraag wordt gedaan, als een student aanklopt en zegt dat het niet lukt om binnen die tien jaar af te studeren. Dan kun je dus al via de website van DUO een aanvraag indienen en dan wordt die beoordeeld. Ik zou eigenlijk hier graag de toezegging willen hebben dat als een student vertraging heeft vanwege corona dat gewoon standaard wordt toegekend. Het gaat maar om een heel kleine groep, maar het helpt deze studenten wel enorm.

Minister Van Engelshoven:

U voegt daar wel iets heel belangrijks aan toe: als het vanwege corona is. Maar er zijn misschien ook studenten die om hele andere redenen over die tien jaren heen gaan. Ik wijs erop dat DUO op dit moment individuele gevallen op een goede manier tegemoetkomt. Ik kijk af en toe mee met mensen die al die telefoontjes afhandelen en constateer dat daar echt gewoon heel coulant mee wordt omgegaan. Maar om te zeggen dat we het standaard doen? Daarmee zou je nou net weer de deur te ver open kunnen zetten voor mensen bij wie het niet vanwege corona is. En of het vanwege corona is, moet je toch altijd even checken.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Nou ja, in ieder geval helpt corona niet mee. Ik maak dit punt, omdat we allemaal weten dat heel veel jongeren gewoon mentale problemen hebben. Daarbij is natuurlijk ook niet één iets aan te wijzen, maar financiële problemen spelen wel degelijk een rol. Dan vind ik dat we best wel wat coulanter zouden mogen zijn ten opzichte van deze groep, om gewoon zorgen van tafel te nemen en te zeggen: als je nu net niet binnen die tienjaarstermijn dreigt te vallen, dan maken we hier een uitzondering voor.

Minister Van Engelshoven:

Volgens mij doen wij precies wat mevrouw Westerveld vraagt, namelijk heel coulant zijn voor mensen die vanwege corona buiten die tienjaarstermijn vallen. Maar als zij mij vraagt of dat bij een aanvraag niet automatisch kan gebeuren, dan zeg ik: nee, want we kijken hier echt naar maatwerk. Er zijn soms ook andere dingen aan de hand. Daar moeten we gewoon ook reëel in zijn.

De heer Wiersma stelde een vraag over betalen per studiepunt. We hebben het dan over het experiment met flexstuderen. Dat is sinds 1 januari 2021 weer opengesteld voor nieuwe instellingen die deelnemen. Daar kunnen nu ook deeltijd- en duale opleidingen aan meedoen. Binnenkort deel ik een onderzoek van Berenschot met u over de effecten van smalle en brede invoering van flexstuderen op de organisatie, de administratie en de financiën van een instelling. Dat onderzoek levert wel interessante inzichten op. Dat krijgt u binnenkort van mij. In het najaar van dit jaar doen we dan de eindevaluatie van flexstuderen. Wat mij betreft, gaan we dan zo snel mogelijk werken aan een wettelijke invoering daarvan. U krijgt binnenkort van mij het rapport over wat dat ook in financiële zin betekent. Dat verwacht ik binnen nu en twee weken. Maar hier wordt echt heel hard aan gewerkt.

De voorzitter:

De heer Wiersma, heel kort alstublieft.

De heer Wiersma (VVD):

Ja, dat kan. Wat de Minister vertelt, wisten we ongeveer. Het gaat mij erom dat dit studenten misschien ook in deze tijd zou kunnen helpen. Eerder zei de Minister: in de uitvoering is dat ingewikkeld voor instellingen. Omdat dit toch nog wel eventjes duurt, vraag ik haar om te kijken wat er met enige goodwill wel zou kunnen om dit toch een bepaalde manier mogelijk te maken voor studenten voor wie dat echt een uitkomst is en die op dit moment buiten dat experiment vallen. Ik weet dat het niet meteen zou kunnen, maar ik vraag haar wel om een inspanning om met de instellingen te bekijken welke opties wel mogelijk zouden zijn. Want die wet duurt natuurlijk nog een paar jaar. Dat weten we allebei. Is de Minister bereid om dat nog eens te bekijken?

Minister Van Engelshoven:

Wij hebben hier herhaaldelijk de discussie gehad. Wij hadden een aantal instellingen die dat deden. We hebben het experiment uitgebreid. Ik zeg tegen de heer Wiersma dat er ook grenzen zijn aan wat we nu weer opnieuw aan instellingen kunnen vragen. Instellingen hebben het afgelopen jaar met man en macht gewerkt om zich zo veel mogelijk aan te passen aan de behoefte van studenten. Er is heel veel gebeurd. Er doen al veel instellingen mee aan het experiment met flexstuderen. Als hij zegt dat ik de instellingen moet vragen om dat experiment met flexstuderen naar voren te halen, waarvan we weten dat dat grote effecten heeft op de administratieve druk en de werklast bij de instellingen, dan denk ik: laten we er ook een beetje voor zorgen dat het allemaal te doen blijft. Iedereen werkt heel hard om aan de noden en de wensen van studenten tegemoet te komen. Hier wordt heel hard aan gewerkt. Hier gaan we het komend jaar stappen zetten. Maar ik kan hier nu niet tussentijds nog weer een extra stap zetten.

Voorzitter. De heer Wiersma vroeg ook, als ik zijn vraag goed begrijp: gaan we de goede kanten van de digitalisering wel behouden? We hadden het versnellingsplan digitalisering in het hoger onderwijs. Dat is in het afgelopen jaar wel heel erg versneld. Met SURF en met andere partners kijken we hoe we datgene wat we hebben geleerd, verder kunnen verbeteren, en hoe we toe kunnen werken naar hele mooie vormen van hybride onderwijs, waardoor we houden wat heel goed digitaal kan en wat ook vaak als prettig wordt ervaren, terwijl we de ruimte die we daardoor vrijspelen, gebruiken voor meer intensieve en kleinschalige begeleiding van studenten. Dat is eigenlijk de koers waarop we nu varen. Daar hoor ik ook wel enthousiasme over van studenten.

Dan de heer Van der Molen. We hebben ingezet op flexibilisering in de lerarenopleiding. Daar hebben we afspraken over gemaakt. Hij vroeg: is het nu niet tijd om daar snel vaart mee te maken? Ja, dat is het. Daarom gaan we ook al vanaf komend studiejaar kijken of we daar kunnen gaan werken met EVC-erkenning en we studenten snel een assessment kunnen aanbieden. Het is overigens mooi om te zien dat de pabo's dit jaar met 30% groeien. Ik vind dat een heel hoopvol aantal. En voor het eerst groeien ook de lerarenopleidingen weer.

Voorzitter, tot slot. De heer Van Meenen had een vraag over het onderwijs-OMT. Ook de heer Bruins vroeg hoe we allerlei wetenschappelijk inzicht en wetenschappelijke kennis kunnen gebruiken in deze programma's. Voor het mbo en het hoger onderwijs kan ik zeggen dat we in overleg met de MBO Raad, de Vereniging Hogescholen en de VSNU een multidisciplinaire onderzoekslijn zijn gestart om de effecten van maatregelen tussentijds en na afloop te evalueren, en ervoor te zorgen dat instellingen ook van elkaar leren en kennis delen. We zijn enigszins terughoudend in het oprichten van weer nieuwe gremia en organisaties, omdat we hier bijvoorbeeld bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek al een organisatie hadden voor het delen en vergaren van kennis op het gebied van het hoger onderwijs. Datzelfde zeg ik dus ook tegen de heer Bruins. De kennisrotonde die hij noemde is echt voor de snelle vragen, maar ook via die routes zorgen we dat er voor mbo en hoger onderwijs wel kennis wordt gedeeld en er van elkaar wordt geleerd.

Voorzitter, dan heb ik volgens mij de vragen op mijn terrein gehad.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn twee vragen. Allereerst de heer Van Meenen en dan de heer Van Raan.

De heer Van Meenen (D66):

Ik kom nog even terug op de betrokkenheid van studenten bij de besteding van de middelen voor studentenwelzijn. De Minister zei dat de studenten via de medezeggenschap instemming hebben op de begroting. Dat klopt natuurlijk niet helemaal; het is instemming op de hoofdlijnen van de begroting. Valt dit daar wel of niet binnen? Ik denk van niet. Is er nog een mogelijkheid om, net als bijvoorbeeld bij de kwaliteitsmiddelen, een expliciete instemming aan studenten te geven op de besteding van deze middelen? Ziet de Minister daar mogelijkheden voor?

Minister Van Engelshoven:

Ja, en ik hoop dat ik de heer Van Meenen ook af en toe mag aanspreken. We praten hierover met de koepels en met de studentenbonden. Langs alle kanten is deze wens ook uitgesproken. Natuurlijk, als het gaat om studentenwelzijn is dat ook heel logisch. Dan kun je erover discussiëren of dit valt binnen de hoofdlijnen van de begroting, maar iedereen weet dat we goede ervaringen hebben met hoe het is gegaan met de kwaliteitsafspraken. Als ik hun vraag om het een beetje op een vergelijkbare manier te doen bij de inzet van middelen voor studentenwelzijn, door daar de medezeggenschap dus op een goede manier bij te betrekken, krijg ik van iedereen een ja. Dan denk ik: laten we elkaar nou niet vermoeien met het formeel vastleggen hiervan. Als iedereen uitspreekt dat als wens te hebben, kunnen we heel veel energie stoppen in het alles nog een keer vastleggen, maar dan ga ik er gewoon van uit dat iedereen het doet.

De voorzitter:

De heer Van Raan heeft nog een vraag.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik weet niet of de heer Van Meenen eerst nog een vervolgvraag heeft.

De heer Van Meenen (D66):

Daar zat ik ook nog even over na te denken. Ik laat het even gaan.

De voorzitter:

Fijn dat u elkaar het woord geeft. Dan hoef ik niks meer te doen. Meneer Van Meenen, wilt u uw microfoon even uitzetten? Dan is nu het woord aan de heer Van Raan. Of heeft u geen vraag meer?

De heer Van Raan (PvdD):

Jawel.

De voorzitter:

Oké.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik had nog een vraag gesteld over een gevaarlijk onderwerp: is duidelijk in kaart te brengen, is duidelijk in kaart gebracht of moet nog in kaart gebracht worden welke groepen eventueel vergeten zijn? De heer Futselaar wees al op een groep, namelijk de wo-bachelors. Daar had ik een vraag over gesteld. Ik begrijp echt wel het risico dat, als je een groep benoemt die vergeten is, er meteen vragen over geld achteraan komen. Maar het gaat erom of er groepen zijn die expliciet niet in beeld zijn.

Minister Van Engelshoven:

Dan vraag ik: vergeten in welke zin? Iedereen is volgens mij vooral bezig om ervoor te zorgen dat studenten zo min mogelijk vertraging oplopen, dat iedereen een zo goed mogelijk diploma haalt en dat studenten zo snel mogelijk de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Iedereen heeft liever een diploma dan compensatie voor vertraging. Voor iedereen die nu studeert, is er volgend jaar een halvering van het collegegeld. We doen dat niet bij het instellingscollegegeld; daarvoor geldt gewoon de korting van € 1.000. In de wet stellen we een minimum vast voor het instellingscollegegeld. Ik kan iets doen met dat minimum, maar ik kan niet zeggen: halveren. Dat is namelijk aan de instellingen.

We monitoren continu. We houden met de studentenorganisaties en de instellingen de vinger aan de pols en kijken of er ergens nog echt iets misgaat. Daar zijn we voortdurend alert op. Voor dit moment hebben we er alles aan gedaan om iedereen zo goed mogelijk tegemoet te komen, ofwel met een coulanceregeling, ofwel met een compensatie. Maar denk vooral aan de inspanning om ervoor te zorgen dat mensen door kunnen met hun studie.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan Minister Slob.

Minister Slob:

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Mijn gedachten gingen even terug naar precies een maand geleden. Toen zaten we hier ook met de woordvoerders funderend onderwijs. Toen spraken we met elkaar over de stand van zaken in het onderwijs, over corona en over het sluiten en gedeeltelijk sluiten van de scholen. We kwamen met elkaar tot de conclusie – u onderschreef wat ik een paar dagen daarvoor in een brief aan u had geschreven – dat het echt niet mogelijk is om alle vertragingen op te vangen die opgelopen worden in dit cursusjaar en dat we daar gewoon meer tijd voor nodig hebben. Ik heb dat toen «een dure plicht» genoemd.

Wat betreft de teruggang, de beperkingen die er zijn en het feit dat er vertragingen opgelopen worden – het is best een divers beeld; er zitten 2,5 miljoen leerlingen in het funderend onderwijs – moeten we echt alles op alles zetten om deze leerlingen, hun scholen, hun docenten, hun schoolleiders, hun ouders en noem iedereen maar op die erbij betrokken is, te ondersteunen. We moeten proberen om ervoor te zorgen dat het ook op een wat langere termijn kan worden weggewerkt. U heeft dat toen onderschreven. U heeft toen een motie ingediend, waarin u dat nog een keer nadrukkelijk uitsprak. Die motie, de motie-Bruins, is door iedereen ondertekend. Er waren tien ondertekenaars, onder wie ook de heer Beertema, zeg ik er maar even bij, denkend aan de eerste woorden van zijn inleiding. U gaf in die motie aan dat u vond dat wij voor 1 maart met dat plan moesten komen voor meerjarige financiering. We hebben u volgens mij niet teleurgesteld. We zijn ruimschoots op tijd naar u toe gekomen. Dat was niet makkelijk. Er is ongelofelijk hard gewerkt door heel veel mensen, niet alleen door onze ambtenaren maar ook daarbuiten, om ervoor te zorgen dat dit plan op deze wijze kon worden vormgegeven. Er zijn nog heel veel dingen die uitgewerkt moeten worden, maar daar kom ik straks nog op terug, ook naar aanleiding van vragen van u. Maar ik maak even van de gelegenheid gebruik om de mensen die daar haast dag en nacht aan hebben gewerkt, de weekenden door, hartelijk voor te danken. Dat plan ligt er nu.

De heer Beertema vroeg: is dat dan een cadeautje voor de verkiezingen? Als dat de bedoeling was geweest, hadden we nog even gewacht, tot net voor 1 maart. Dan heb je een nog veel groter effect. Dat zit er natuurlijk niet achter. Er is maar één ding aan de orde, namelijk dat corona zo veel gevolgen heeft, ook voor het onderwijs. We vinden dat we met elkaar hard moeten werken om degenen die daar last van hebben, soms veel last, te ondersteunen en om ervoor te zorgen dat dat op een goede manier gebeurt. Dat is dit programma. Ik noemde één motie, maar volgens mij noemde de heer Van der Molen ook de motie-Jetten/Heerma. Er zijn ook nog andere moties geweest. Zullen we maar gewoon tegen elkaar zeggen dat we gezamenlijk eigenaar zijn van dit plan? We hebben het met elkaar gewild en we hebben ons er met elkaar voor ingezet. Nu moeten we elkaar natuurlijk ook scherp houden als het gaat om de uitvoering daarvan.

Het zijn mooie bedragen. 8,5 miljard is haast een duizelingwekkend bedrag. Het is ongekend in aard en omvang, zoals ik ook heb gezegd bij de presentatie. Dat komt ook door deze ongekende tijd. Als deze tijd er niet was geweest, was dit natuurlijk nooit op deze wijze gebeurd. Het is ook nog nooit eerder vertoond, maar nu is het nodig en kon het gelukkig. Dat wil niet zeggen dat we in de tijd daarvoor niets gedaan hebben. Ik hecht eraan om daar heel kort iets over te zeggen. U weet dat het kabinet in deze kabinetsperiode, even los van corona, 0,5 miljard incidenteel en 1,5 miljard structureel heeft geïnvesteerd in onderwijs. Ter vergelijking: het vorige kabinet heeft – ik weet dat de tijd toen anders was – zo'n 400 miljoen structureel kunnen investeren. Dat was voor een deel nadat er met de Kamer afspraken over waren gemaakt. Ook oppositiepartijen waren daarbij betrokken. Voordat dit programma kwam, hebben we ook nog eens 1,5 miljard incidenteel geïnvesteerd in een coronagerelateerde aanpak, maar dat was niet voldoende. Daar komt nu nog eens 8,5 miljard bij.

Daar hoort ook nog de compensatie voor de raming bij; mijn collega heeft daar net uitvoerig over gesproken. Daar zijn we zo ontzettend blij mee. U weet dat, als er niet gecompenseerd wordt, het met de verdeelsleutel over alle sectoren op de onderwijsbegroting wordt teruggevonden. Dat betekent gewoon dat er bezuinigd moet worden. Dan geef je met de ene hand geld, terwijl je het met de andere hand weer kwijt bent. Daar schiet je per saldo niks mee op. Omdat de studenten meerjarig zitten, is het structureel. Dat is heel fijn. Dat is al eerder gebeurd, want in totaal is er zo'n 1,3 miljard structureel naar onderwijs toe gegaan. Dat zijn ongekende aantallen in deze kabinetsperiode. Nogmaals, voor een deel zijn we er gezamenlijk eigenaar van. Er is dus geen sprake van borstklopperij, maar ik ben wel ontzettend blij dat het nu dus wel kon, om de woorden van mevrouw Van den Hul even op een andere manier toe te passen. Het is iets breder dan alleen maar dit pakket.

Velen van u hebben vragen gesteld over de scope van dit programma. Het gaat om tweeënhalf jaar. Het is incidenteel geld, even los van het structurele bedrag. Als het niet gekomen was, zou dat gevolgen hebben gehad voor het funderend onderwijs, waar veel leerlingen in zitten. Die krijgen qua omslag vaak een behoorlijk bedrag voor de kiezen als er bezuinigd moet worden. U weet dat we een gat op de begroting hadden door het vorige kabinet. Dat is op die manier voor een deel opgevangen. Helaas hebben we dat zo moeten opvangen.

We zijn demissionair; het is goed om dat nog een keer uit te spreken. Dan is het al helemaal bijzonder dat je zoiets kan doen. Maar goed, de tijd is bijzonder. Tweeënhalf jaar betekent iets voor een deel van de investeringen waar we nu geld voor beschikbaar stellen en waarvan we zeggen: dat is er echt voor die periode. Daar moeten mensen niet aan gaan twijfelen, maar als ze naar uw bijdrages hebben geluisterd, zullen ze dat niet doen, want zo goed als alle partijen zijn hier aanwezig. Maar dan gaan we al ruimschoots de volgende periode in. Wanneer straks een nieuw kabinet geformeerd wordt – ik heb dat zelf ook ooit een keer aan de hoofdtafel meegemaakt – is het eerste wat je vraagt: wat is het basispad, wat zijn de kaders? In dat basispad, dat een doorkijkje geeft naar de jaren daarna, worden alle investeringen doorgerekend die daarvóór zijn gedaan door het vorige kabinet.

Wat we nu doen, gaat dus mee in het basispad. Dat betekent dat de ruimte voor een nieuw kabinet gewoon kleiner wordt. Als we dit langer hadden gedaan – u mag best weten dat dat wel in de gesprekken aan de orde is geweest – of als we er structureel geld van hadden gemaakt, dan had dat de ruimte voor een volgend kabinet helemaal weggeslagen. Dat was niet verantwoord. Ook het Ministerie van Financiën – ik begrijp dat heel goed – wees erop dat er grenzen zijn aan wat een demissionair kabinet kan doen. Dit is eigenlijk al over de grens heen, maar ik beluister u goed en hoor dat u dit acceptabel vindt. U zegt: het gaat om investeringen. Als je bijvoorbeeld in mensen moet gaan investeren, is incidenteel geld altijd lastig. Ik kom daar straks nog even apart op terug. We snappen dat heel goed, maar weet: als je tweeënhalf jaar vooruit kunt gaan kijken, dan kun je ook kijken naar hoe je personeelsbestand zich ontwikkelt. In sommige gebieden is er zelfs een leerlingendaling en dan moet er soms zelfs personeel uit. Kortom, er is ook vergrijzing en op allerlei manieren ... Dat is een klus en ik wil die niet kleiner maken dan die is, maar dit is uiteindelijk wel wat er beschikbaar is gekomen. Als je dan zou moeten kiezen tussen «doe het dan maar niet, want het is ingewikkeld» of dit, dan denk ik dat u dezelfde keuze als wij gemaakt zou hebben.

We denken ook dat tweeënhalf jaar een hele goede mooie periode is om de opgelopen vertragingen weg te werken. We zullen dat uiteraard nauwgezet gaan volgen. Misschien zijn er nieuwe interventies nodig. Ik denk dat de heer Futselaar namelijk terecht heeft aangegeven hoeveel onzekerheid er is. Toen we dit besluit namen, wisten we bijvoorbeeld nog niet dat het vo en het mbo, gelukkig, weer wat verder open zouden gaan. Maar ja, wat gaat er de komende tijd gebeuren? We weten het gewoon niet. We hebben geen glazen bol waarin we kunnen kijken. We mogen vertrouwen hebben. U weet wat de inzet van het kabinet is, ook als het gaat om de prioritering van waar we ruimte aan willen bieden. Maar we weten het uiteindelijk gewoon niet. Dat zullen we dus moeten blijven volgen, ook in de uitwerking van dit programma. Dan zal het soms misschien meevallen en soms zal het misschien tegenvallen, maar vervolgens zullen we op basis daarvan weer onze keuzes moeten maken. Maar dit is uiteindelijk dus de scope. We zijn er echt wel heel blij mee dat dat op deze manier afgesproken kon worden en ook naar buiten kon worden gebracht, namelijk op een tijdig moment zodat iedereen weet waar hij de komende tijd aan toe is, al moet er nog wel heel veel uitgewerkt worden.

De eerste periode is de periode tot aan de zomer, waarin we de huidige pakketten doortrekken. Die zijn allemaal onderuitgeput, ook de pakketten waarin geld beschikbaar werd gesteld voor mensen. Dat is heel hoopvol, want dat betekent dat er dus ook mensen gevonden worden en dat het geld ook ingezet kan worden. Maar ze waren uitgeput en daarom hebben we doorgetrokken! Dat biedt de scholen de ruimte om in de komende maanden hard aan de slag te gaan met hun plannen om maatwerk te leveren. Dan kunnen we vervolgens ook voor de twee schooljaren daarna met elkaar aan de slag. Zo hebben we het met elkaar bedacht en zo heeft u dat ook in de brief teruggevonden. Maar u vindt dat nog uitgebreider terug in de bijlage bij de brief, want daarin wordt redelijk gedetailleerd aangegeven op welke wijze we het willen invullen.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik begreep van uw collega inderdaad dat die 645 voor onderwijs in het basispad zit. Maar ik hoorde u ook net de bedragen noemen die nu vallen, bijvoorbeeld die 8,5 miljard. Die hebben ook een relatie met het basispad, maar ik vroeg me even af wat die relatie precies is, aangezien het maar voor tweeënhalf jaar geldt.

Minister Slob:

Het geld dat je uitgeeft, zijn bestedingen die in dit geval natuurlijk ook meerjarig gelden. Er zit inderdaad incidenteel geld tussen, maar er zit ook structureel geld tussen. In de ramingen is er de afgelopen periode ook al eerder structureel geld beschikbaar gesteld. Al het geld dat je extra beschikbaar stelt, heeft gewoon ook consequenties voor de beschikbare ruimte. U weet dat we het incidentele geld allemaal, om het zo maar te zeggen, op de stapel leggen van de staatsschuld. Die groeit daardoor verder en dat moet natuurlijk een keer terugbetaald worden. Het begint nu al behoorlijke hoogtes aan te nemen en ook daar zal een nieuw kabinet zich naartoe moeten vervoegen door in de keuzes die ze maken daarover na te denken. Hoe het ook zij, links of rechtsom, dit is uiteindelijk het geld dat we beschikbaar hebben gesteld met een behoorlijk lange scope. En dat is, zeg maar, anders dan in normale situaties gewoon zou zijn.

De heer Van Raan (PvdD):

De vraag was eigenlijk eenvoudiger dan het antwoord luidde. Laat ik het daarom anders formuleren: met hoeveel neemt het basispad toe als gevolg van die 8,5? Is dat volledig 8,5? We weten al dat die 645 daar los van staat. Dat zit erin en dat snap ik, maar hoeveel zit er van die 8,5 in het basispad?

Minister Slob:

Dat zijn de berekeningen die natuurlijk straks moeten worden gemaakt op basis van alles wat er uitgegeven is. Maar het is niet gratis en dat is mijn boodschap. Het legt een claim op het volgende kabinet. Zo moet u mijn boodschap verstaan, maar hoe groot die claim is, zal de doorrekening uit moeten wijzen. Maar ik vond het in zekere zin ook best wel ontroerend dat met name partijen die niet in de coalitie zitten, duidelijk zeiden: er moet ook wel structureel geleverd gaan worden. Dat is ook hoopvol voor eventuele keuzes die misschien in de komende jaren weer gemaakt zullen gaan worden, want er liggen inderdaad heel veel grote opgaves voor het onderwijs. We hebben er deze periode al heel veel aan kunnen doen, maar we zijn daar natuurlijk nog lang niet mee klaar.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik snap dat wij dat nu niet krijgen en dat de Minister zegt: dat weet ik nog niet, want dat moeten we nog gaan berekenen. Maar wanneer zou dat ongeveer naar ons toe kunnen komen?

Minister Slob:

Dat is het moment waarop er een nieuwe kabinet geformeerd gaat worden. Daar wordt het CPB bij betrokken en dan komen dergelijke financiële plaatjes op tafel en volgens mij worden die ook altijd wel openbaar en onderdeel van het debat. Bij het huidige regeerakkoord zit ook een financiële bijlage waarin je dat precies terugziet.

Voorzitter. Het is dus belangrijk dat er goed doorgewerkt gaat worden. Dat zal veel vragen van alle betrokkenen en daar is iedereen zich ook van bewust. Wat ik zelf ook weer hartverwarmend vond, speelde niet alleen in de sector van mijn collega, maar ook in mijn sector. Dat is dat er bij de partijen die daar een verantwoordelijkheid in dragen en er bij alle scholen die daarachter zitten, heel veel enthousiasme was om daarmee aan het werk te gaan. Er zijn natuurlijk ook nog heel veel vragen en ook wel zorgen of het gaat lukken, maar desondanks was er een enorme drive, omdat dit ook gewoon kansen biedt om datgene te doen wat we met elkaar noodzakelijk vinden.

Er zal maatwerk moeten worden geleverd en dat betekent dat er per kind en per leerling zal moeten worden gekeken wat deze persoon nodig heeft, ook voor de verdere ontwikkeling van waar hij of zij op dit moment staat. Zo kijkt een school ook naar kinderen en leerlingen. Men zal dat ook in schoolverband moeten doen. U heeft ook vragen gesteld over de methodiek waarmee we het geld gaan verdelen. Het is inderdaad de inzet om dat via de werkdrukmethode te doen, een methode waarmee we in het p.o. heel goede ervaringen hebben opgedaan. In het vo kennen we dat nog niet, maar daar zullen we ook iets dergelijks gaan ontwerpen. Wat de kern daarachter uiteindelijk is, is dat we vinden dat degenen die in de praktijk moeten werken met de kinderen, een nauwe betrokkenheid moeten hebben bij de keuzes die gemaakt worden. Sterker nog, die moeten ook instemmen met de plannen die gemaakt worden. Dat doet overigens geen gram af aan de verantwoordelijkheid die bestuurders dragen, want u weet dat bestuurders zich altijd moeten verantwoorden; kijk ook hoe de inspectie haar onderzoeken doet naar de kwaliteit van een school. Dus ook zij horen daarbij. Maar ook ouders horen erbij. Leerlingen horen erbij. Het is belangrijk om te proberen tot gedragen keuzes te komen.

We gaan ze daarin ondersteunen en dat zal best een stevig ondersteuningsprogramma worden, want dan hoeven ze niet alles zelf uit te vinden. We kunnen ze zo ook heel veel werk uit handen nemen. Het is verder ook belangrijk dat er uiteindelijk keuzes worden gemaakt die effectief zijn als het gaat om de problematiek waar we voor staan. Dat wordt nog wel een spannende, zeg ik in uw richting, ook naar aanleiding van vragen die u stelde. De heer Beertema stelde daar als eerste vragen over en ik zeg hem dat de opvattingen over wat effectief is, soms ook wel wat tegenstrijdig zijn. Dat geldt niet als het om de heer Beertema gaat, maar denk ook maar eens aan de discussie die we daarover soms in de Kamer voeren. We willen daar ook nadrukkelijk de wetenschap bij betrekken, want dat is echt belangrijk. Met de mensen in zo'n onderwijs-OMT, of hoe ze zich ook noemen, hebben we overigens nauwe contacten, want ze zijn ook in andere hoedanigheden in het onderwijs actief. Dat heeft natuurlijk een enorme toegevoegde waarde, ook als het gaat om kennis die we kunnen gebruiken. De bedoeling is dat we de effectieve methodes, die soms ook heel specifiek richting leerjaren of groepen zullen gaan, uiteindelijk op een rijtje gaan zetten.

Het streven is om dat in april al klaar te hebben. Dus daar wordt al hard aan gewerkt. Er is ook al veel beschikbaar, ook uit internationaal onderzoek. Dan is het de bedoeling dat dat ook wel de keuzes zijn. Dat zal een breed palet zijn dat men in kan gaan zetten zodat men, ook met het oog op de leerlingen, kan gaan kijken, wat voor een bepaalde leerling effectief is. Wat kan deze leerling helpen? Dan weet je ook dat een oplossing voor de een nog niet automatisch een oplossing voor de ander is. Dat vraagt nog om uitwerking en we zullen u uiteraard op de hoogte houden van de voortgang, want ik denk dat daar veel interesse voor zal zijn. Het spreekt voor zich dat we daar uiteraard ook de opvattingen actief bij zullen betrekken die daarover in het onderwijs zelf leven. Maar we willen voorkomen dat het een heel vrijblijvend iets gaat worden, want het gaat om veel geld. Dat geld moet inderdaad effectief worden besteed. Het zal nog een hele klus zijn, ook als het gaat om het volgen en het monitoren daarvan. Maar daarover hebben we afspraken gemaakt, ook in het kabinet. We hebben namelijk afgesproken dat dit wel de wijze is waarop we gaan werken. Ik heb goede hoop dat we daar ook wel ver in zullen gaan komen.

De medezeggenschapsraden zijn ...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er ...

Minister Slob:

Als ik even deze zin mag afmaken, voorzitter.

... er een onderdeel van. Dat was nog een vraag van mevrouw Westerveld. Ze hebben ook instemmingsrecht, want we vinden het gewoon echt belangrijk dat het ook van onder af gedragen wordt. U weet dat er ondersteuningsprogramma's zijn, ook voor de medezeggenschapsraden. Als blijkt dat het nodig is om die ook nog even wat uit te breiden, heel specifiek voor deze taak, dan zullen we dat zeker niet laten.

De heer Beertema (PVV):

Nog even over de frequentie van de rapportages aan de Kamer. Gaat u daar nog iets over zeggen?

Minister Slob:

Ik wilde daar nog iets over gaan zeggen, maar ik kan dat nu wel gelijk doen. Ik heb goed naar u geluisterd. We waren inderdaad van plan om dat in ieder geval jaarlijks te doen, ook op basis van de rapportages van de scholen. Daar kom ik overigens straks nog even apart op terug. Maar u horende en omdat we dit ook wel strakker willen volgen, ga ik mee in uw compromis om twee keer per jaar een voortgangsrapportage op te stellen. De ene zal iets uitgebreider zijn dan de andere, maar dan kunnen we het ieder geval op de voet volgen. Dat staat dan nog even los van de rapportages van de inspectie, want die krijgt daar ook een rol in. Maar daar kom ik straks even apart op terug.

De heer Van Meenen heeft terecht aandacht gevraagd voor scholen met een uitdagende leerlingenpopulatie. Ik blijf dat, zoals u weet, toch altijd op die manier verwoorden, ook nog denkend aan onze vorige IGO, die het altijd zo mooi zo noemde. Daar gaan we ook bij de verdeling van de middelen rekening mee houden. Dat moet nog wel iets verder uitgewerkt worden, maar de kans is groot dat we aansluiten bij de methodiek die we nu al hanteren bij de onderwijsachterstandsmiddelen, want daarvan krijgen deze scholen ook al een substantieel hoger bedrag.

We gaan ook rekening houden met de extra ondersteuning die nodig is voor scholen die zwak of zeer zwak zijn. Zoals u weet zijn we al met een x-aantal scholen bezig met een programma. Ik dacht dat ik u dat net voor of net na de zomer had gerapporteerd. Het zit ook in de huidige begroting. We kunnen dat nu breder gaan opzetten. Ook dat is weer belangrijk, want je weet – dat hebben we in deze periode al een aantal keer tegen mekaar gezegd – dat dat in deze periode vaak dubbel zo kwetsbaar is. Daar moeten we dus ook extra aandacht voor hebben. Dat ook die scholen met duidelijke doelen moeten werken en ook gerichte programma's moeten maken, is onderdeel van de wijze waarop we van hen vragen om hun werk te gaan doen.

De heer Van der Molen vroeg naar de vroegschoolse educatie. Voorschoolse opvang is hier uiteraard ook een onderdeel van, want daar begint het eigenlijk. Je weet gewoon dat er minder aandacht is geweest voor jonge kinderen en peuters dan anders. Het risico dat ze met taalachterstanden doorstromen naar het primair onderwijs, is gewoon echt groter. Dus ook daar willen we in investeren. Dat is een ook een van de redenen dat de gemeentes hierbij betrokken zijn. Die zijn overigens sowieso betrokken bij het onderwijsachterstandenbeleid, want die krijgen zoals u weet ook altijd geld. Een deel gaat naar de scholen en een deel gaat naar de gemeentes. Ze maken ook gezamenlijke plannen. Op die wijze zullen we de gemeentes er ook nu weer bij betrekken.

Ze krijgen daar dus wat geld voor. Het zijn overigens niet de grootste bedragen gezien het totale aantal middelen, maar het is voor hen ook wel fijn om op die manier bij te kunnen dragen en ook verbindend te kunnen zijn aan scholen. Dat zien we overigens met name in de grote steden al op een hele mooie manier gebeuren. Het is niet de bedoeling dat er gaten in de begroting mee worden gedicht. Ik zeg dat toch maar even heel nadrukkelijk, want ik dacht dat mevrouw Westerveld vroeg naar de jeugdzorg. Het biedt wel mogelijkheden om ook jeugdzorg in te zetten voor het sociaal-emotionele deel van de plannen. Het is niet alleen de bedoeling dat we cognitief gaan proberen om leerachterstanden, vertragingen of hoe je het maar noemen wilt, weg te werken, want ook sociaal-emotioneel en executief is er wat aan de hand. Dat zijn de drie onderdelen waaraan aandacht moet worden besteed. Ik ben heel blij dat de gemeentes hier actief bij zijn betrokken. De afgelopen maanden hebben we ook echt gezien dat zij een belangrijke rol kunnen vervullen. Ze kunnen bijvoorbeeld de bibliotheken en de kinderopvang erbij betrekken. Er kunnen op die manier goede verbindingen worden gelegd en dat is belangrijk.

Er is formeel geen samenhang met het deltaplan jeugd. Dat plan van uit mijn hoofd 200 miljoen is inmiddels twee weken geleden gepresenteerd en biedt ook mogelijkheden om voor jongeren dingen te doen die belangrijk zijn in deze coronatijd. Dan is het ook gewoon fijn dat gemeentes ook verbindingen kunnen leggen met wat ze op dat vlak doen, want dan zijn het niet allemaal aparte dingen. Het kan elkaar juist op een enorme manier versterken als ook daar de samenhang wordt gezocht.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Het is ontzettend goed dat die samenwerking kan worden gezocht, maar het is ook belangrijk dat dat echt gebeurt. We hebben natuurlijk wel vaker gezien, ook hier, dat juist die samenwerking tussen onderwijs en zorg soms toch wel een uitdaging is. We hebben straks het VAO Huiselijk geweld en kindermishandeling. In dat debat hebben we juist ook besproken dat er dingen beter kunnen in de keten van en de uitwisseling tussen onderwijs en bijvoorbeeld Veilig Thuis, de Jeugdbescherming en de jeugdzorg. Men doet het vaak met de beste bedoelingen, hè. Daar wil ik echt niks aan afdoen. Is er op ministerieel niveau ook uitwisseling over die twee deltaplannen en het nationale programma?

Minister Slob:

Volgens mij zijn die deltaplannen jeugd sowieso ook namens ons verstuurd. De Staatssecretaris van VWS is de eerste ondertekenaar, maar het is mede namens ons verstuurd. SZW is verder ook bij betrokken. Wij zijn er op die manier dus bij betrokken, maar weet dat ik zeker ook de laatste maanden de vertegenwoordigers van de VNG, die de onderwijswethouders vertegenwoordigen, en de wethouders onderwijs van de grote steden persoonlijk betrek bij de bredere overleggen die ik met het onderwijs heb. Die zijn er dus bij aangehaakt. Dat vinden ze zelf ook belangrijk, omdat ze niet ergens op de tweede rij willen zitten. Dan ontgaat ze namelijk eigenlijk alles en kunnen ze er niet goed bij aanhaken. Wij hechten daar zeer aan en zij zullen zich ook moeten verantwoorden voor de wijze waarop ze geld gaan uitgeven. Voor zover u daar een toezegging voor nodig hebt: we houden dat echt in de gaten, omdat het belangrijk is.

Caribisch Nederland doet natuurlijk ook mee met deze plannen.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, heeft mevrouw Westerveld een vraag op het vorige punt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Zoals een aantal mensen weet, ben ik ook woordvoerder jeugdzorg. Je ziet daar inderdaad best wel veel dingen vastlopen. Dit overleg is te kort om daar stil bij te staan, maar een van de dilemma's is natuurlijk dat er steeds meer kinderen in de jeugdhulp instromen. Ik ben heel blij, hoor, dat er nu verschillende plannen liggen om ervoor te zorgen dat kinderen geholpen worden, maar je zult natuurlijk eigenlijk moeten voorkomen dat kinderen jeugdhulp nodig hebben. Dat kan niet altijd; dat weet ik ook wel. We kunnen ook niet alles van het onderwijs vragen, maar een van de punten die je toch wel vaak hoort, is dat het goed zou zijn dat leerkrachten in hun opleiding vaardigheden meekrijgen om problemen in de klas bespreekbaar te maken. Dat zijn zaken die later ellende kunnen voorkomen. Ik vraag de Minister of daar aandacht voor is, zonder dat ik pretendeer dat we alles maar weer op het bordje van het onderwijs moeten schuiven.

Minister Slob:

Hoe je structureel ervoor kunt zorgen dat dingen die eventueel als een tekort worden gezien, ingevuld kunnen worden, is natuurlijk wat meer een metapunt. Dat is een vraag die we breder kunnen stellen, want het speelt niet alleen bij deze specifieke toepassing. We zullen daar aandacht voor moeten hebben en ervoor moeten zorgen dat we na, zeg, tweeënhalf jaar weer overgaan tot de orde van de dag. We kunnen inderdaad ook winst boeken met betrekking tot een agenda die soms maar heel stroef voortgang vond. Daar liggen nu wel kansen en dan geldt in slecht Nederlands: never waste a good crisis. Daar is dus zeker aandacht voor. Weet verder dat ik me er ook zelf sterk voor heb gemaakt, want ik vond het ontzettend belangrijk dat dit niet alleen maar een cognitief verhaal zou worden. Sterker nog, je moet gewoon bij sociaal-emotioneel beginnen. Dat is de basis en dat weet iedere docent. Als leerlingen een tijd niet op school zijn geweest – ik hoop dat dat maandag ook op heel veel vo-scholen gaat gebeuren – is niet je eerste vraag: weten jullie nog bij welke pagina we gebleven zijn? Dan vraag je hoe het met de kinderen gaat, hoe je ze kan helpen en hoe ze dingen beleefd hebben. Op het moment dat je daar goed in investeert, kun je de volgende stappen gaan zetten. Daar kunnen docenten vaak al heel veel aan doen. Daar hebben ze ook nog extra ondersteuning bij nodig en die hulp kunnen ze soms ook van buitenaf inroepen. Daar is nu ook geld voor beschikbaar. Het is inderdaad belangrijk dat daar aandacht aan wordt besteed in de lerarenopleiding.

Voorzitter. Caribisch Nederland doet mee. De niet-Nederlandse scholen in het buitenland ...

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld wil hier eerst nog op reageren.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik zei net «een korte vraag», maar het lokt toch weer een vraag uit. Misschien komt de Minister er straks nog op terug, maar we hebben het nu dus ook over eenzaamheid onder kinderen en dat kinderen andere kinderen nodig hebben. Er is daardoor vooral een heel groot probleem bij kinderen die langdurig niet naar school gaan, bijvoorbeeld gehandicapte kinderen. Wij weten dat veel gehandicapte kinderen enorm eenzaam zijn. Hoe komt dat? Omdat ze geen vriendjes en vriendinnetjes hebben en omdat ze vaak niet naar school gaan. Ik snap het als de Minister antwoordt dat hij daar straks op ingaat, want er zijn natuurlijk ook vragen gesteld over thuiszitters. Maar ik zou nu graag de focus willen leggen op deze groep.

Minister Slob:

Ik kan het wel even naar voren trekken, want ik weet dat u zo meteen weg moet. Het zou vervelend zijn als die vraag beantwoord wordt wanneer u er niet bij bent.

Natuurlijk hebben we oog voor deze leerlingen. Daar hebben we met elkaar zelfs al afspraken over gemaakt, volgens mij mede naar aanleiding van moties die ik als een aansporing heb beschouwd om door te gaan op het pad dat we ingeslagen waren. We kijken dus of we deze crisis, deze pandemie, kunnen gebruiken om de leerlingen die thuiszitten ondanks dat ze leerplichtig zijn, meer in de onderwijsontwikkeling te krijgen, waar zij recht op hebben en die zij ook graag willen. We willen daarvoor ook weer verbindingen met scholen leggen en kijken of je misschien deels thuis en deels op school onderwijs kan volgen. Misschien kan het ook op een andere plek, niet zijnde een school, waar wel iets onder de verantwoordelijkheid van de school gebeurt. U kent de discussie. Nou, u kent de discussie. Daar gaan we ook onverminderd mee door. De jongeren zelf zijn daar ook bij betrokken om erin mee te denken; denk bijvoorbeeld aan JongPIT. Ere wie ere toekomt, want u was degene die de motie heeft ingediend die is aangenomen. Gisteren heb ik u de jaarlijkse verzuimbrief gestuurd, waarin u ziet dat het ons is gelukt om ongeveer de helft van de leerlingen die leerplichtig zijn en thuiszaten, weer terug te krijgen naar school. Dat is gelijk de uitvoering van de motie-Van Meenen/Beertema, die daarom had gevraagd aan het einde van de kabinetsperiode. Ik heb het dan wel over de leerplichtige leerlingen, hè? Er is ook nog een groep die niet leerplichtig is en die ook thuiszit, waar we ook aandacht voor hebben. Maar van de leerplichtige leerlingen met meer dan drie maanden verzuim is de helft weer teruggeleid naar school. Daar ben ik echt heel blij mee. Alles wat nog thuiszit, is nog te veel, dus daar moeten we aan werken.

U heeft een motie ingediend bij de sectorakkoorden voor het vo, waarin u zei: we willen die twee keer 20 miljoen ook inzetten om plannen te ontwikkelen voor kinderen die thuiszitten en niet op een school zijn ingeschreven. Ik heb u gisteren gemeld dat dat wat ons betreft akkoord is en dat we het in de VO-Raad verder af gaan wikkelen, zodat daar ook plannen voor gemaakt kunnen worden. Daar kan dat geld dan bij gebruikt worden. Twee keer 20 miljoen is best een mooi bedrag. Men kan dat ook preventief gebruiken om het te voorkomen, want iedere keer komen er weer nieuwe kinderen bij die onder «absoluut verzuim» gaan vallen, maar het geld mag ook uitgegeven worden aan degenen die niet ingeschreven staan. Ook op die manier schakelen we dus met elkaar. Dank dat u ons daarin scherp houdt. Andersom doen we dat soms ook bij u, want dit mag nooit van ons netvlies af gaan. We moeten het er inderdaad steeds bij blijven betrekken.

Ook over kinderen met een kwetsbare gezondheid zijn afspraken gemaakt: maatwerk leveren, in gesprek gaan met de school, afspraken maken. Het is ook al een paar keer gebeurd dat wij zelf signalen krijgen van situaties waarin het niet goed gaat. Als u ze krijgt, geef ze dan ook gewoon door. Wij nemen contact op met de school en kijken of we ze kunnen helpen. Het is soms niet eens tegenzin, maar dat men gewoon niet zo goed weet hoe men het moet doen. Daar kunnen we soms ook ondersteuning bij bieden. Daar blijven we met elkaar onverminderd mee doorgaan.

Voorzitter. Dan voor de derde keer de vraag over niet-Nederlandse scholen in het buitenland. Die zaten niet in deze plannen, ook omdat het heel ingewikkeld is om een inschatting te maken wat daar de gevolgen zijn voor die kinderen, omdat dat ook per land verschillend kan zijn. Er zijn landen waar niet zo veel aan de hand is en landen waar heel veel aan de hand is. Ik kan de heer Van Meenen wel beloven dat we dit wel meenemen bij de uitwerkingen. Als er hele concrete situaties naar ons toe komen van Nederlandse kinderen die in situaties zitten waardoor zij heel veel schade hebben ondervonden, gaan we kijken hoe we daar een bijdrage aan kunnen leveren.

Het vavo is volop in beeld geweest. Ik begreep het beeld niet helemaal dat zij tussen wal en schip zouden vallen, misschien alleen al niet omdat ik me de afgelopen dagen nog heel sterk gemaakt heb om ervoor te zorgen dat de vavoleerlingen ontheffing van de avondklok krijgen vanaf volgende week. Die is weer verlengd en zij moeten soms in de avonduren hun lessen volgen om zich voor te bereiden op de examens. Dat gaat volgende week dus in; bij dezen weet u dat, voor zover nog niet bekend. Ook bij alle examenregelingen is het vavo betrokken. Misschien zullen we in de communicatie, om het zo te noemen, het woord «vavo» wat vaker moeten laten vallen. We zien wel dat er dit jaar een wat mindere instroom is geweest. Dat heeft natuurlijk alles te maken met wat er de afgelopen periode is gebeurd. In het plan dat we nu hebben, ook met betrekking tot leerlingen die vertraging in hun studie hebben en misschien toch naar het mbo willen, denk ik dat de vavoroute een hele mooie toegevoegde waarde kan zijn om hen toch ook voortgang te laten hebben. Dat betekent niet dat ze alles wat ze al een keer hebben gehad, nog een keer moeten doen. Het vavo is dus in beeld. Het is ook bij alle tafels betrokken en aangesloten. We hebben er contact mee, dus ik hoop niet dat u bezorgd bent. Als u andere signalen hebt, geef ze alstublieft door.

Voorzitter. Een hele belangrijke kwestie is natuurlijk wel: waar halen we de mensen vandaan? Een aantal van u heeft daarnaar gevraagd. Dat is sowieso een vraag waar we al drieënhalf jaar met elkaar mee bezig zijn. We hebben de vorige keer ook besproken dat we daar best behoorlijke voortgang hebben geboekt, maar we zijn er nog steeds niet. We zien dat er enorm veel instroom in de pabo's is. Die komen er allemaal aan. Dat is echt spectaculair. We zien de zijinstroom. Als je ziet hoe die aantallen waren aan het begin van deze periode, konden die bij wijze net niet op één hand. Nu is het spectaculair, maar er is dan ook de opdracht om ze vast te houden. Dat is ook nog een vraagstuk. We zien dat er heel veel ondersteunend personeel bij gekomen is in het primair onderwijs; ook wel meer docenten, maar vooral ook heel veel ondersteunend personeel. Nou weten we dat de werkdrukmiddelen daar een hele belangrijke rol in hebben gespeeld. Wij hebben in ons plan volgens mij letterlijk opgeschreven dat we rekening moeten houden met het lerarentekort als een beperkende factor. Kortom, we zijn ook heel reëel. Maar je hebt dan twee opties: doe je het wel of doe je het niet? We kunnen nu zeggen: het wordt waarschijnlijk toch niks, omdat ze er niet zijn, dus doen we het maar niet. Dat is voor ons echt geen optie. We weten dat het een lastige is en toch gaan we ervoor. Die drive zie ik ook in het onderwijs. Je ziet dat men eerst begint bij de eigen docenten, om te kijken wat daar nog voor mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld of er nog meer uur gewerkt zou kunnen worden, hoewel dat bij sommigen absoluut niet aan de orde is. Dat is gewoon toch een vraag die weer op tafel ligt, ook voor een wat afzienbare termijn met betrekking tot het hele specifieke doel dat we nu hebben.

Een tweede is dat we, voortbordurend op wat er de afgelopen jaren is gebeurd, echt zorgen dat er meer ondersteunend personeel gaat komen, zodat de docenten zich veel meer kunnen concentreren op wat hun kerntaak is: lesgeven. Als daar ook nog een bepaalde focus in wordt aangebracht op het wegwerken van de leervertragingen, dan kan ze dat ongelofelijk helpen. We zullen dus vol aan bak moeten met elkaar. Daar is iedereen zich van bewust. We zullen dat ook volgen. Ik ben niet zonder hoop. Ik zie dat er veel belangstelling voor het onderwijs is ontstaan, ook in de afgelopen periode. De laatste keer was er een toename van zowel voltijd als deeltijd pabo's van ... Wat was het? Was het 30%, Ingrid?

Minister Van Engelshoven:

Ja.

Minister Slob:

Dat is niet te geloven gewoon. Ik had een paar jaar geleden echt niet geloofd dat er zo veel toename zou zijn van mensen die zeggen: onderwijs is iets voor mij. Dat zijn ook mensen die in de afgelopen maanden hebben gezien hoe prachtig het vak is, soms ook omdat ze hun eigen kinderen onderwijs mochten geven en dachten: enige scholing zou voor mij niet verkeerd zijn. Soms zien mensen het gewoon als een uitdaging om daaraan te beginnen. Ik heb in mijn eigen omgeving echt van die voorbeelden gehoord. Maar die zijn er gewoon. Dus laten we hier de schouders onder zetten. Dan zullen we misschien wel tegen beperkingen aanlopen de komende tijd. We gaan de scholen daarin ondersteunen en helpen. Ik denk wel dat dat de drive is die we moeten hebben.

Dan ligt inderdaad op de loer dat allerlei commerciële partijen het misschien gaan overnemen. Laten we gewoon van tevoren uitspreken dat dat een risico is, zonder dat we daarmee alle commerciële partijen afschrijven als dubieuze club. Dat is natuurlijk ook niet zo. Daar zitten ook partijen bij die soms hele specifieke expertise hebben die scholen niet zelf in huis kunnen halen, maar waar ze misschien wel gebruik van kunnen maken, misschien ook in de komende tijd. Scholen zullen gewoon de plannen moeten maken. De plannen moeten leidend zijn en dan moet er gekeken worden naar wat de scholen nodig hebben. Dat gebeurt op basis van wat hun eigen mogelijkheden zijn met hun docenten en ondersteunend personeel enzovoorts enzovoorts. Men kijkt ook heel gericht of een bijdrage van derden aan effectieve interventies opportuun is en niet zorgt voor het verder laten groeien van een tak van sport waar we eigenlijk van zeggen: daar zouden we wel wat takjes van af willen snoeien. Zo heb ik de afgelopen week mijn eigen wilgen geknot en ik kan u vertellen dat dat ruig werk is.

Voor hoe scholen daarmee moeten omgaan, zou ik willen wijzen op wat ik maar even de Eva Naaijkens-methode noem. U kent haar. Zij is schoolleider in Amsterdam. Ze heeft ook prachtige boeken geschreven, waarvan ik denk dat die in deze tijd heel goed bruikbaar zijn, ook bij het opvangen van leervertragingen. Ik ben bij Eva Naaijkens op school geweest. Zij had een hele simpele methode. Zij zei: «Ik ben de schoolleider, dus bij mij komen al die aanbiedingen binnen en ik gooi ze direct in de prullenbak. Ik laat ze niet naar mijn docenten toe gaan.» Hier is dus het belang van goede schoolleiders, waarvan er gelukkig heel veel zijn, weer cruciaal, ook bij het zorgen dat je je eigen docenten en mensen in goede posities zet. Je probeert die wereld daarbuiten als het nodig is toe te laten, maar als het niet nodig is, dan houd je die op grote afstand van je eigen docenten. Dan zijn we er nog steeds niet, want het is best ingewikkeld, maar dit is wel hoe we daarmee met elkaar aan het werk zullen gaan. We zullen dat uiteraard blijven volgen. Dat hoort ook bij die monitoring. We hebben in Amsterdam de afgelopen maanden mooie dingen gezien, ook met de ondersteuning die we hebben gegeven. Die lijkt voor een deel op wat nu in heel Nederland gaan doen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Wij hebben al eerder met elkaar gesproken over dat die vertraging die kinderen oplopen, ongelijk is verdeeld, net als het lerarentekort ongelijk is verdeeld, omdat sommige scholen en sommige kinderen op die scholen extra hard zijn getroffen. Ik vroeg in de eerste termijn hoe dat er precies uit gaat zien. Volgens mij vroeg de heer Van Meenen daar ook naar. En hoe gaat dat verder geconcretiseerd worden? Hoe wordt dat gemonitord? Zou de Minister daar nog iets meer op in kunnen zoomen?

Minister Slob:

Ja. Ik doet dat in aansluiting op wat ik ook al tegen de heer Van Meenen zei. Hij legde daar ook al terecht de vinger op. De scholen die de extra uitdagende leerlingpopulatie hebben, krijgen extra aandacht en extra financiële middelen. Daarnaast is er aandacht voor zwakke en zeer zwakke scholen. Dat hoeven niet direct dezelfde scholen te zijn, want er zijn scholen met een uitdagende leerlingpopulatie die excellent zijn. Maar die krijgen ook extra aandacht. Dat is direct ook een vraag van de heer Futselaar. Daar kunnen ze soms moeilijk aan docenten komen. Zo'n arbeidsmarkttoelage zou inderdaad voor die scholen van toepassing kunnen zijn. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat al het geld dat we nu voor de leerlingen willen gebruiken, in salarissen gaat zitten, maar dit is wel een groep waarvan wij zeggen: als dat kan helpen om docenten te krijgen, zoals dat in Amsterdam ook is gebeurd, dan is dat wel een optie die bespreekbaar is. Dan zal die ook meegenomen moeten worden in het pakket van interventies die effectief zijn, want die scholen hebben dat heel erg hard nodig. De Gelijke Kansen Alliantie wordt ook nadrukkelijk betrokken bij de uitwerking van deze plannen. Zoals u weet, is die inmiddels uitgebreid. Er zijn veel meer gemeentes bij gekomen. Daar zit ontzettend veel expertise, juist om deze scholen te helpen in deze moeilijke tijd om hun zware taak uit te oefenen. Overigens is dat een taak waar je ook heel veel plezier aan kunt beleven, want het is prachtig om deze kinderen te zien opbloeien wanneer daar de goeie aandacht voor is.

Voorzitter. Ik ga over op de vraag over het aanbod in de zomerperiode. Wij vragen wel van alle scholen dat zij met een aanbod gaan komen, en niet op een manier zoals we dat de afgelopen jaren vaak deden. Dat was overigens best een heel mooi aanbod. Toen zat er heel veel sport en cultuur en zo in, wat op zich niet erg is, maar we willen dat de zomerperiode wordt gebruikt en dat scholen daarvoor opengaan. Ze kunnen dat eventueel samen met andere scholen opzetten voor leerlingen die dat willen of dat nodig hebben. Dat is geen verplichting en dat kunnen we niet verplichten. Dat geldt ook voor de docenten. Maar het moet wel dat het aanbod er ligt. Daar moeten ze de komende weken aan gaan werken. Dat vinden wij erg belangrijk.

De heer Van Meenen had de vraag: moeten we niet een aparte cao afsluiten voor docenten die in zo'n zomerprogramma mee willen doen? Nogmaals, dat is een vrijwillige keuze. We kunnen ze niet verplichten vanuit hun cao's. Ik weet niet of er een aparte cao nodig is, maar ik denk dat u wel gelijk heeft dat het belangrijk is dat er misschien van bovenaf even wat guidance komt: waar moet je dan ongeveer aan denken? Anders krijg je misschien ook weer een heel gedoe of trekt de een ze bij de ander weg. Ik beloof de heer Van Meenen dat ik de sociale partners zal vragen of zij met elkaar hier afspraken over zouden kunnen maken, of in ieder geval richting zouden kunnen geven aan het onderwijs over wat dan ongeveer de bedragen zijn waar docenten op kunnen rekenen. Zij krijgen daar natuurlijk extra voor betaald.

De heer Van Meenen (D66):

Ja, heel goed. Ik wil even het misverstand wegnemen. Ik heb dat zelf ook meteen gecorrigeerd. Natuurlijk vraag ik niet om een geheel nieuwe cao, maar gewoon om een klein paragraafje erbij of iets in die geest. Dat is heel goed. Dank u zeer.

Minister Slob:

Zo heb ik het ook opgevat. Het hoeft niet een aparte cao te zijn.

De heer Van Meenen (D66):

Nee nee nee. Dat lijk mij niet verstandig.

De heer Wiersma (VVD):

Die vraag had ik ook al. Het staat niet feitelijk vast wat voor vergoeding je krijgt als je doorwerkt. Het lijkt mij wel verstandig dat dat duidelijker wordt gemaakt, om het succesvol te laten zijn. Ik ben dus blij met het antwoord.

Ik had daarvoor ook een vraag over de zomerschool. Uit de feitelijke vragen blijkt wel dat het aanbieden van zo'n zomerschool niet vrijblijvend is. Als een school dat niet wil, wat voor consequenties zijn daar dan aan verbonden? Wat betekent dat dan? En de belangrijkste vraag is: waar kunnen die leerlingen dan wel terecht? Hoe wordt dat georganiseerd?

Minister Slob:

Dit is inderdaad gewoon een verplichting. Die afspraak hebben we ook gemaakt met het onderwijsveld. Wij vragen van scholen om met een aanbod te komen. Dat mag ook samen met andere scholen. De scholen begrijpen dat. Die hebben dat ook aanvaard. Zij gaan daarmee aan het werk. Ik kom straks nog even terug op hoe we het gaan monitoren en op wat we doen als we dingen zien die niet gaan zoals we willen. Dat zal ongetwijfeld gebeuren, want een leven zonder dat er iets fout gaat, klopt niet helemaal, in ieder geval niet in dit aardse bestaan. Maar men moet het gewoon gaan doen en dat mag ook samen met anderen. Ik denk dat het reëel is om dat te vragen.

Voorzitter. De vragen over de brede brugklassen, het kansrijk advies en de capaciteitstoets neem ik straks met u door.

De heer Van Raan (PvdD):

We waren bezig met het blokje docenten in de zomer. Wij hadden daarover een vraag gesteld. Zij zijn al een beetje overbelast. Ze hebben het al heel druk en nu vragen we ze om nog een keer in de zomer actief te worden. Tegelijkertijd zien we ook het risico van externe bureaus. Hoe weegt de Minister dat risico? Ik neem aan dat hij dat ook ziet.

Minister Slob:

Dat is ook de reden waarom we het niet verplichten vanuit de cao's. Vakantie is vakantie. Maar aan de andere kant zijn er nu al zomerscholen. Ik was afgelopen zomer in Rotterdam. Ik geloof dat ik u dat al een keer eerder heb verteld. Ik was erg onder de indruk van wat daar rondliep. Daar liepen gewoon docenten rond. Die deden dat overigens helemaal vrijwillig. Misschien kregen ze alleen een reiskostenvergoeding. Er was een docent bij die in Utrecht werkte, maar die nu in Rotterdam aan het werk was en dat fantastisch vond. Ik denk dat er meer zullen zijn. Heel veel docenten zullen hun schoolgebouw niet pas op de allereerste dag waarop de vakantie afgelopen is, betreden. Zij doen dat meestal al een week van tevoren en soms lopen ze er al twee weken van tevoren rond. Dat is de drive van heel veel docenten. Ik ga er dus van uit dat er van de docenten die regulier werken, ook docenten zullen zijn die dit fijn vinden en die dit ook gaan doen. Maar ik vergat te zeggen dat we uiteraard ook hulptroepen in gaan schakelen. Daar horen studenten bij. Die studenten willen dat ook heel graag, want dit is voor hen een uitgelezen kans om te werken, ervaring op te doen en ook nog wat geld te verdienen. Dat laatste is een mooie bijvangst, maar hopelijk is het niet de eerste drive. Op die wijze gaan we proberen om dit vorm te geven.

We hebben al eerder gesproken over brede brugklassen en het kansrijk advies. Ik heb u daarover informatie verstrekt. Het is heel erg belangrijk om dat op een goede manier in te vullen. We hebben al gezien dat het aantal brede brugklassen aan het groeien is. Ik denk dat dat met name komt door de coronatijd. Ik ben ervan overtuigd dat de wijze waarop we het geld beschikbaar gaan stellen, een extra impuls zal zijn. Het is heel belangrijk dat leerlingen op die manier worden opgevangen en dat ze niet direct een fuik in zwemmen waar ze later niet meer uit kunnen komen, om het maar even in die termen te zeggen.

De heer Van Meenen vroeg naar de capaciteitstoets en naar hoe we die gaan uitwerken. Dat is nog onderwerp van gesprek. We gaan met het onderwijs zelf kijken wat de beste manier is. Dat is inderdaad een check om te kijken of alle leerlingen goed zitten. We hebben gezien dat een deel van de leerlingen dit jaar niet op het niveau is terechtgekomen waar zij terecht hadden kunnen komen. Dat is misschien maar een beperkt deel, maar iedere leerling is er een te veel. Als we dat niet corrigeren, dan draag je dat heel lang met je mee en dat willen we niet. Dat is de wijze waarop we dit gaan uitvoeren.

Het vso is volledig bij alles betrokken. De heer Van der Molen zei dat de vorige middelen niet allemaal door het vso zijn gebruikt. Daar hebben we het al een keer eerder over gehad. Het is nog steeds een substantieel deel, maar het klopt dat ze wat achterbleven bij de andere scholen. Dat had ook te maken met het feit dat die middelen zo ingericht waren dat ze na schooltijd moesten worden ingezet. Dat is voor een deel van deze leerlingen gewoon heel lastig, bijvoorbeeld als het gaat om het leerlingenvervoer. Dat is nu niet meer het geval. Die barrière is weg, want het geld mag nu ook tijdens schooltijd worden ingezet. Het is wat ons betreft belangrijk dat dat op een goede manier gebeurt en daar zullen we ze ook bij ondersteunen.

Leerlingen mogen langer in het onderwijs blijven. U weet dat het nu tot 18 of 20 is. Dat staat nog even los van het feit dat we soms tegen situaties aanlopen waarin men dat in de praktijk niet aanbiedt en daarover gedoe is. Daar hebben we het al over gehad. Dat zeg ik tegen mevrouw Van den Hul en mevrouw Westerveld, die daar vaak vragen over hebben gesteld. Er is gewoon ruimte voor verlenging, maar dan moet er wel maatwerk geleverd worden. Die rek zit in de regelingen. Ik denk dat het belangrijk is dat we dat doen.

Voorzitter. Dan nog een vraag over inzet en expertise van buiten waar een levensbeschouwelijk aspect aan vastzit. Als het effectief is, dan kan het bij wijze van spreken van alle kanten komen. Ik kan me voorstellen dat er met name op het sociaal-emotionele vlak soms raakvlakken zijn met de identiteit van een school. Maar nogmaals, het moeten wel effectieve interventies zijn. Dan kan iedereen daaraan meedoen.

Dan de tolken. Dat hebben we in principe geregeld, ook naar aanleiding van eerdere debatten hierover en moties die zijn aangenomen en uitgevoerd. Als zich toch nog situaties voordoen – de werkelijkheid is niet altijd optimaal – laat men dan contact opnemen met Siméa. Sowieso mag het ook aan ons worden doorgegeven. Maar Siméa is hierbij betrokken en kan gericht kijken wat er aan de hand is. De klaslokaaldeuren staan gewoon open voor deze mensen. Dat mag eigenlijk geen vraag zijn, maar als er toch een vraag is, laten we dan alsjeblieft proberen om zo snel mogelijk daarop in te grijpen.

Voorzitter. Dan de monitoring. Ik heb net al iets gezegd in de richting van de heer Beertema over de aanpassing die mede op zijn verzoek zal plaatsvinden. We zullen twee keer met een voortgangsrapportage komen. We zitten natuurlijk wel een beetje met een spanningsveld. We willen allemaal dat het goed wordt uitgevoerd, dat we het volgen en dat we data, informatie, hebben over hoe het in de praktijk gaat. Maar we willen de scholen ook niet onnodig onder een bureaucratische last gebukt laten gaan. Kortgeleden heeft u zelfs nog een motie aangenomen om de verantwoording voor een van de subsidieregelingen die we nu doortrekken, op het laagste niveau neer te zetten. Zoals u weet, hebben we die motie uitgevoerd.

We zullen de komende tijd naar wijsheid moeten zoeken. We zijn daar ook mee bezig. Dit is iets wat we nog verder gaan uitwerken. We gaan kijken hoe we dat op een effectieve manier kunnen doen, hoe we het kunnen volgen en hoe we ervoor kunnen zorgen dat er momenten zijn waarop we kunnen bijsturen en eventueel kunnen ingrijpen als scholen echt niet doen wat we met elkaar hebben afgesproken. Maar we willen daarbij niet het onmogelijke van scholen vragen. Geef ons nog even de tijd hiervoor. We zullen u daar uiteraard over informeren. De inspectie blijft overigens ook gewoon aan boord en zal met name kijken naar effectieve en doelmatige besteding van de middelen, want dat is ook een onderdeel van de inspectietaak. We voegen de wetenschap erbij voor effectieve interventies. De maatschappelijke begeleidingscommissie is er om een breder beeld te hebben van wat er gebeurt, ook om de scholen heen, en of dat eventueel nog effect heeft op de programma's die we met elkaar gemaakt hebben. We willen een paar onafhankelijke ogen hebben die meekijken en ons ook in de uitvoering en eventueel de bijsturing scherp houden. Ik dank de heer Beertema voor het aanreiken van één naam. Die kunnen we goed gebruiken, dus we zullen daar rekening mee houden, zeg ik met een knipoog.

De heer Beertema (PVV):

Ik geloof dat ik die zin dan nog een keer moet uitspreken.

Minister Slob:

Ik geloof dat die wel helder was.

De heer Beertema (PVV):

Oké.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik geloof dat ik het voorgaande even heb gemist, maar dat zal zich vast nog verhelderen.

Ik had een vraag over het volgen en monitoren. In het bijzonder vroeg ik naar kinderen die vorig jaar te maken hebben gehad met het wegvallen van de Cito, de eindtoets. Ik zei het al eerder: normaal gesproken gaat gemiddeld ongeveer 12% omhoog naar aanleiding van de Cito. Wat gebeurt er nu binnen dit programma om juist die groep kinderen te volgen? Welke maatregelen worden genomen om hun alsnog een eerlijke kans te geven?

Minister Slob:

Daar heb ik net antwoord op gegeven. Dat ging ook over de capaciteitstoets. We gaan heel specifiek kijken naar brugklasleerlingen. Dan gaat het om de generatie van vorig jaar, die nu in de brugklas zit. Zitten zij op de goede plek? En als dat niet het geval is, wat is er dan nodig om ervoor te zorgen dat ze wel op de plek zitten waar hun onderwijsontwikkeling het beste tot haar recht komt? Het is onderdeel van de plannen om daar aandacht voor te hebben. Het is misschien niet een hele grote groep, maar iedere leerling is er een. We willen dat op deze manier gewoon niet.

Voorzitter. Er zijn nog een aantal aanvullende vragen gesteld. De heer Van der Molen heeft vragen gesteld over ventilatie. Hij is er nu niet, maar er zal ongetwijfeld meegeluisterd worden. De eerste regeling die open is gesteld, is nu al bijna helemaal opgesoupeerd, dus er zit een goede voortgang in. Ik geloof dat er al voor zo'n 90% van de middelen een aanvraag is ingediend. Het klopt dat er af en toe signalen komen, soms van scholen en soms van gemeentes, met de vraag: «Wat doen jullie nu? Je vraagt 70% en 30%. Waarom krijgen we niet alles vergoed?». U weet wat de achterliggende reden is van de regeling en dat we zelfs al verder gaan dan hoe de regelingen normaal zijn. Sowieso ga ik in mijn rol al heel ver door dit onderwerp enigszins naar mij toe te trekken, wat dit is eigenlijk helemaal geen onderdeel van wat er vanuit ons Ministerie gebeurt. Maar dat doen we met alle liefde in deze tijd, omdat we beseffen hoe belangrijk het is.

Het ibo loopt nu en is bijna afgerond. Daarna gaan we met die andere 260 miljoen de volgende fase in. Er wordt nu gekeken op welke wijze we dat geld zo goed mogelijk kunnen inzetten. U weet dat de normen niet anders zijn geworden dan voor corona, maar dit biedt scholen de gelegenheid om, als er bij hen echt achterstallig onderhoud was, met deze subsidies wat geld te krijgen om dat uit te voeren. Het wordt gelukkig ook weer wat mooier weer, dus dat scheelt als het gaat om ventileren.

Voorzitter. Met betrekking tot de examens zijn er nog vragen gesteld over de duimregeling en het vso. Als leerlingen met deelcertificaten in het vso nu de laatste certificaten gaan halen om hun diploma te halen, dan geldt voor hen onverkort de duimregeling. Maar er is wel één kanttekening die voor alle leerlingen geldt: het mogen geen kernvakken zijn. Zij mogen zelfs de duim leggen op een vak waar zij vorig jaar examen in hebben gedaan. Voor deze leerlingen is dat op die manier geregeld.

Ik snap de vraag of je dat niet ook al voor volgend jaar zou moeten doen, heel goed. Maar de zak/slaagregeling geldt gewoon voor dit jaar. Ik denk dat we in zijn algemeenheid moeten afspreken dat we blijven volgen wat er in de komende maanden gaat gebeuren, ook voor de generatie die volgend jaar opgaat voor het examen. Dat zullen we moeten bezien op dat moment. Dat vraagt echt een politiek besluit. Dat kan ik echt niet nu gaan doen, in mijn demissionaire tijd. Sowieso ligt die zak/slaagregeling er nu niet. We zullen dan moeten bezien of het ook voor de generatie die uit de coronatijd komt – laten we hopen dat dat de situatie is – nodig is om de duim op iets te leggen. Maar als je het doet, moet je het echt voor iedereen doen. Je kunt niet zeggen: we doen het alleen maar voor één groepje en voor de rest niet. Dat is een politieke keuze die t.z.t. gemaakt moet worden. Ik begrijp het, maar die kan niet nu al ingevuld worden.

De heer Van Meenen (D66):

Het is terecht dat de Minister zegt dat ook leerlingen die nu hun examen willen afronden en die vorig jaar iets gemist hebben, de duimregeling kunnen gebruiken. Maar er zijn ook leerlingen die nu examen afleggen in een aantal certificaten en die volgend jaar hun diploma willen halen. Dat was hun plan. Door de omstandigheden waarin ze zitten, halen ze wellicht een slecht cijfer of halen ze een bepaald certificaat niet. Dan zou het toch een logische consequentie zijn dat je volgend jaar alsnog de duim kan leggen op een resultaat van dit jaar? Dat moeten we toch nú beslissen? Volgend jaar is de wereld weer anders. Hopelijk is er geen corona meer, maar die schade is er nu wel.

Minister Slob:

Ik ben niet met u van mening dat je dat nu moet beslissen. Maar ik vind deze wisseling over wat er aan de hand is en wat er eventueel zou moeten gebeuren wel legitiem. Die begrijp ik. Wij beslissen nu dat de duim mag worden gelegd op een certificaat dat vorig jaar is behaald. Op het moment dat je de zak/slaagregeling maakt, moet je die gewoon aanpassen. Als de zak/slaagregeling volgend jaar wordt gemaakt, is de wereld anders. Maar we weten allemaal dat dit een programma is voor tweeënhalf jaar, dat doorloopt in de jaren hierna. Bij het vaststellen van de zak/slaagregeling zul je met elkaar moeten beoordelen wat je nog nodig vindt voor deze leerlingen, en misschien ook breder. Je wilt rekening houden met de wijze waarop je dat doet. Een deel van u zal daar overigens ook bij zijn, als ik kijk naar de hoge plek op de kandidatenlijst, maar dat zal de kiezer uiteindelijk moeten bepalen. Dat is een politiek besluit dat dan genomen moet worden.

De heer Van Meenen (D66):

Ik begrijp het, maar ik denk dat we dat beter nu kunnen vaststellen als Kamer. Ik zal de Kamer er zo meteen naar vragen om dat nu wel te doen. Ik maak me af en toe wel zorgen over het geheugen van de Kamer – overigens ook over mijn eigen geheugen, maar dat is iets anders. Is de Minister het met mij eens dat dit ook zou moeten gelden voor degenen die nu via vavo deelcertificaten halen? Ik weet niet of deze Minister of die van OCW deze vraag kan beantwoorden.

Minister Slob:

De vavo-leerlingen vallen onverkort onder de afspraken die we rond de examens hebben gemaakt. Het is echt gelijke monniken, gelijke kappen. Wij kunnen geen onderscheid gaan maken tussen leerlingen, dus gelden de gemaakte afspraken. Dat was soms ook een beperking in wat we konden doen. Dat weet u en heeft u ook in onze brief kunnen lezen, waarin we de dilemma's waar we voor stonden hebben verwoord. Dus ook de vavoleerlingen kunnen gebruikmaken van deze regeling. Wat ik net zei over de duimregeling, geldt natuurlijk ook gewoon voor hen. Het is misschien goed om dat nog uit te spreken. Mevrouw Van den Hul vroeg hier ook naar. Ik heb ook een paar persoonlijke berichten gehad, ook van vavoleerlingen, waaruit bleek dat zij soms niet doorhadden dat zij onder deze regelingen vallen. We moeten dat hardop uitspreken, wat ik bij dezen dan ook heb gedaan.

Dan betrokkenheid van de docenten bij de examens. We hebben afgesproken dat we dit nog nadrukkelijker onder de aandacht van de scholen zullen brengen. Het is belangrijk om een goede, rustige omgeving met vertrouwde gezichten voor een leerling te creëren, met name voor de leerlingen die dat heel specifiek nodig hebben. Dat doet geen gram af aan de rol die de examinator heeft, die daar overigens ook voor getraind is. De docent kan erbij betrokken worden, maar wel met inachtneming van de bevoegdheden die een examinator heeft. De docent kan een heel fijne toevoeging zijn voor een leerling op het moment dat hij vragen kan herhalen en kan, kortom, een leerling proberen op zijn gemak te stellen. Dat is voor sommige leerlingen heel belangrijk voor het behalen van een goed resultaat.

De heer Van Meenen (D66):

Heel kort. Wil de Minister dat ook onder de aandacht brengen van het CvTE? De examinatoren worden immers door het CvTE op pad gestuurd. Ik heb begrepen dat het vorig jaar veelvuldig voorgekomen is dat de examinator dat alsnog in de weg stond, ook al wist de eigen docent wel wat er mocht. We moeten niet hebben dat het daar ter plekke gaat wringen, lijkt mij.

Minister Slob:

Ik zeg u toe dat ik dat nadrukkelijk onder de aandacht van het CvTE zal brengen. Het is inderdaad goed om dat nog een keer te doen. Het CvTE is al zoveel jaren bezig met staatsexamens. Door de toevoeging van de vso-examens en alles wat er de afgelopen jaren is gebeurd, drukt er een enorm zware last op hen. Ik heb veel respect voor hoe men zijn werk doet en voor hoe men zich maximaal probeert te stretchen om dingen mogelijk te maken waarvan we soms denken dat die niet mogelijk zijn, terwijl het dan toch soms nog wel kan.

Voorzitter. Dan heb ik volgens mij de vragen gehad die aan mij gesteld waren. Mocht er nog iets zijn, dan hoor ik dat graag.

De voorzitter:

Er is nog iets.

Minister Slob:

Er zijn zo veel vragen gesteld. Er kan er best even eentje tussendoor gevallen zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Tijdens de beantwoording was ik stemadviezen aan het doorappen. Het kan zijn dat ik daardoor af en toe heel even afgeleid was, want er gebeurt veel tegelijk vandaag. Maar volgens mij heb ik niet de door mij gevraagde geruststelling gehoord over de werkdrukmiddelensystematiek. We krijgen daar nu bezorgde berichten van leraren over, die juist eerst heel blij waren dat de werkdrukmiddelensystematiek in deze aanpak zat, maar die nu in de wandelgangen horen dat besturen alweer aan het voorsorteren zijn. Kan de Minister die zorgen wegnemen?

Minister Slob:

Ik heb daar wel wat over geantwoord, ook in de richting van de heer Futselaar, die daar ook terecht vragen over stelde. Nog even één keer klip-en-klaar. De werkdruksystematiek is er zoals u weet nog niet in het vo, maar we gaan deze gebruiken om de gelden op scholen te krijgen en om de betrokkenheid van docenten te borgen. Die betrokkenheid moet ook breder zijn, want ouders horen daar ook bij en leerlingen moeten daar een plek in krijgen. Daarnaast is er nog instemmingsrecht van de mr. Maar we moeten ook geen gram afdoen aan de verantwoordelijkheid die een bestuur daarin draagt. Laten we dat niet te veel tegen elkaar gaan uitspelen. Het bestuur wordt aangesproken op de kwaliteit van zijn school, dus dat heeft ook een verantwoordelijkheid daarin. Daar vinden we best onze weg in. Dat hebben we bij de werkdrukmiddelen gezien en ik ben ervan overtuigd dat dit hier ook gaat lukken. Maar dat is wel de basis van onze plannen.

De heer Van Meenen (D66):

Ik had nog gevraagd naar de mogelijkheid om de vso- en vavoleerlingen een tweede herkansing te bieden.

Minister Slob:

Daarvoor verwijs ik u kortheidshalve naar de brief die het CvTE heeft gestuurd en die ik als bijlage bij de examenbrief heb gedaan. In die brief van 10 februari van het CvTE, die u op 12 februari heeft ontvangen, heeft men aangegeven dat men met het pakket dat nu is vastgesteld, echt aan de uiterste grens van de uitvoerbaarheid is terechtgekomen. Dat is ook de reden dat we uiteindelijk tot een duimregeling zijn overgegaan en niet een extra herkansing hebben gegeven. Als we een extra herkansing gaan geven, dan zal die voor alle leerlingen moeten gelden, want we kunnen geen onderscheid gaan maken. We hebben er maximaal naar gekeken of dat nog een mogelijkheid zou zijn, maar in de uitvoerbaarheid stuiten we dan op het probleem dat dat voor de vso-leerlingen en alle andere staatsexamenleerlingen niet al op heel korte termijn zou kunnen worden uitgevoerd en dat ze misschien zelfs, in het meest extreme scenario, een jaar zouden moeten wachten voordat ze hun derde herkansing zouden kunnen krijgen. Ik heb nog gekeken of het eventueel naar december zou kunnen worden verschoven, maar het kon gewoon niet. Daarom zijn we tot die duimregeling overgegaan. Voor alle leerlingen moeten dus dezelfde extra aanvullingen met betrekking tot herkansingen worden getroffen. Anders krijg je een ongelijkheid die niet te verantwoorden is en ook zal neerslaan in de waarde van het diploma en de wijze waarop het vervolgonderwijs daarnaar gaat kijken. Dat willen we natuurlijk met elkaar voorkomen.

De heer Van Meenen (D66):

Ik begrijp natuurlijk het argument van de uitvoering, maar het is uiteindelijk ook een politiek besluit of iets kan of niet. Ik doe toch nog een laatste poging. Deze discussie hebben we een jaar geleden ook gevoerd; nou, iets minder dan een jaar geleden, in de aanloop naar het vorige examen. Toen was het argument: daar is geen tijd voor, we hebben niet voldoende examinatoren et cetera. Nu zijn we eerder, eind februari. Het moet toch mogelijk zijn, om iets meer mogelijk te maken; ik heb mezelf vorig jaar zelfs als examinator aangeboden. Over zoveel leerlingen gaat het helemaal niet. De Minister zei net: het CvTE heeft elke keer weer laten zien net iets verder te kunnen stretchen dan we verwacht hadden. Zoals mijn goede grootvader altijd zei: er is geen borrelglaasje zo vol of er kan nog wel een rozenblaadje bij. En zijn borrelglaasjes waren echt vol, hoor. Die stonden helemaal bol.

De voorzitter:

Best wel groot en vol.

Minister Slob:

Ik verwijs toch wel even naar het antwoord dat mijn collega net gaf over hoe wij met uitvoeringsorganisaties moeten omgaan. Natuurlijk mogen wij van uitvoeringsorganisaties vragen dat ze echt tot het uiterste gaan om dingen mogelijk te maken, maar er is echt een keer een grens bereikt. Het is nog niet eerder vertoond dat ik een brief als deze van hen gekregen heb. Ik weet dat we ze bij wijze van spreken ondersteboven hebben gekeerd. Ik mag natuurlijk niet te veel zeggen over wat er allemaal aan overleggen plaatsvindt – al bent u daar misschien wel zeer in geïnteresseerd – maar we hebben echt het uiterste beproefd om maximaal te bekijken welke nieuwe mogelijkheden we eventueel hebben. Uiteindelijk hebben we echt wel de grens bereikt, waarbij we met de duimregeling een toevoeging hebben gedaan ten opzichte van het decemberpakket. Overigens, vorig jaar ging het alleen maar over de college-examens en niet over de centrale examens. Nu moeten beide gebeuren, met nog een extra tijdvak. Er moet nu dus echt heel veel extra gaan plaatsvinden. Ook kijkend naar de resultaten van vorig jaar zijn de vso-leerlingen er heel goed uit gekomen. Ze hebben niet eens heel veel gebruikgemaakt van al die extra herkansingen die voor ze klaarstonden. Maar zelfs bij de herkansingen die werden afgenomen, heeft het qua uitvoering nog tot december geduurd voordat dat helemaal op een ordentelijke wijze was gebeurd. Kijk naar de antwoorden op uw vragen: het is echt maatwerk; het moet zó precies. Het gebeurt ook op de locaties: er moeten soms twee mensen naar één locatie voor één leerling voor één vak. Het vraagt dus zo ongelooflijk veel in de uitvoering dat we ook echt een keer moeten respecteren dat we de grens bereikt hebben. Ik kan niet méér voor mijn rekening nemen, hoe graag ik dat misschien ook zou willen. Als je het zou doen, moet het ook breed, want je kunt niet één groep op die manier een extra herkansingmogelijkheid geven als je het de andere groep niet geeft.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van het kabinet. Wij gaan door met de tweede termijn. Ik geef het woord aan de heer Beertema van de PVV.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Ik dank beide bewindslieden hartelijk voor de uitvoerige beantwoording. Ik ben nog niet helemaal gerust op de bewezen effectiviteit. Die vleespot van Egypte van 8,5 miljard is zo gigantisch: daar wil ik de broodprofeten van het nivelleren echt bij vandaan houden. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de door de coronamaatregelen veroorzaakte onderwijscrisis in de eerste plaats een crisis is die gekenmerkt wordt door achterstanden in kennis en kunde;

van mening dat het in de gegeven situatie van achterstanden in kennis en kunde van belang is dat het Nationaal Programma zich richt op herstel daarvan door bewezen effectieve didactieken;

verzoekt de regering om onderwijsinterventies waarvan de effectiviteit niet bewezen is of niet zeer aannemelijk is, uit te sluiten van financiële toerusting in het kader van het Nationaal Programma,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 186 (35 570-VIII).

De heer Beertema (PVV):

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Van Meenen, D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Dank aan de bewindspersonen in de eerste plaats voor het realiseren van dit pakket en in de tweede plaats voor het debat dat wij met hen mogen voeren en de antwoorden. Ik heb een tweetal moties. De eerste gaat over de duimregeling.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Minister diplomakandidaten in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) de mogelijkheid biedt een vak weg te strepen bij het eindexamen waarvoor een onvoldoende is gehaald;

constaterende dat deelcertificaatkandidaten in het vso geen gebruik kunnen maken van deze duimregeling;

constaterende dat dit ook geldt voor de deelcertificaatkandidaten in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo);

verzoekt de regering deelcertificaatkandidaten in vso en vavo minimaal twee jaar toegang te geven tot de duimregeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Beertema, Van den Hul en Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 187 (35 570-VIII).

De heer Van Meenen (D66):

De tweede motie gaat over waar we het aan het eind van de eerste termijn over hadden, die twee herkansingen. Ik geef het nog niet op, dus dien ik een motie hierover in. Ik heb alles gehoord wat de Minister heeft gezegd, maar omdat ik ook niet meer heb kunnen overleggen met de mede-indieners, dien ik de motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat diplomakandidaten in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) twee herkansingen geboden wordt bij de examens;

constaterende dat deelcertificaatkandidaten in het vso en het vavo geen toegang hebben tot twee herkansingen;

overwegende dat de opgelopen achterstanden volgend jaar ook nog een rol zullen spelen;

verzoekt de regering deelcertificaatkandidaten in vso en vavo de aankomende twee jaar twee herkansingen te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Beertema, Van den Hul en Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 188 (35 570-VIII).

Dank u wel. Meneer Wiersma. Excuus, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik wou vragen of ik zo voor mag dringen, want ik moet zo naar de plenaire zaal.

De voorzitter:

Ik denk dat dat helemaal goed is. Sterker nog, als u nu het woord wilt, is dat misschien wel het beste.

De heer Wiersma (VVD):

Namens de VVD dan.

De voorzitter:

Haha, met de hartelijke groeten. Mevrouw Westerveld, brand los!

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Goed idee om een keertje te ruilen met de VVD. Dan doen we elkaars spreekteksten. Ik denk dat dat een heel komische situatie gaat opleveren.

Voorzitter. Ik heb drie moties. Fijn dat ik even voor mag, want ik heb zo dus een plenair debatje.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat studenten die onder de oude basisbeursregeling vielen binnen tien jaar hun diploma moeten halen om de lening om te zetten in een gift;

overwegende dat veel studenten studievertraging oplopen;

overwegende dat het wegvallen van bijbaantjes en stages ook zorgt voor financiële problemen;

overwegende dat studenten bij DUO een aanvraag kunnen doen voor een verlenging als ze niet binnen tien jaar kunnen afstuderen;

verzoekt de regering om deze aanvragen standaard toe te kennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Futselaar en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 189 (35 570-VIII).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dan de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs en praktijkonderwijs lastiger is om digitaal onderwijs te volgen en achterstanden in te lopen;

constaterende dat de verwachting is dat deze leerlingen langer onderwijs nodig hebben;

constaterende dat het budget van de samenwerkingsverbanden tijdelijk wordt opgehoogd;

overwegende dat er in het vso en pr.o. leeftijdsgrenzen zijn en een toelaatbaarheidsverklaring niet altijd wordt gegeven;

verzoekt de regering om de leeftijdsgrenzen te versoepelen zodat alle leerlingen in het vso en pr.o. ten minste een jaar langer mogen blijven ongeacht hun leeftijd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 190 (35 570-VIII).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb het antwoord van de Minister gehoord, maar het gaat ons niet per se om leerlingen die alleen een examen moeten halen, maar ook om andere leerlingen.

Dan nog één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nationaal Programma Onderwijs geldt voor alle leerlingen en is bedoeld om achterstanden door corona weg te werken;

constaterende dat het geld hiervoor aan scholen wordt gegeven maar niet alle kinderen staan ingeschreven bij scholen en thuiszitter zijn;

overwegende dat de groep thuiszitters niet voorkomt in het programma;

verzoekt de regering om een specifiek plan te maken in overleg met ouderorganisaties om ook thuiszitters mee te nemen in het Nationaal Plan Onderwijs, bijvoorbeeld door het nog beter inzetten van afstandsonderwijs voor deze groep, zoals ook voorgesteld in de verbeterplannen passend onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 191 (35 570-VIII).

Mevrouw Westerveld, het was mij een genoegen. Dan gaan wij door met de heer Wiersma van de VVD.

De heer Wiersma (VVD):

Voorzitter. Dank aan de bewindslieden voor de antwoorden. Ik denk dat de hele Kamer hier een stevige aanmoediging doet om met dit stevige pakket ook heel stevig aan de slag te gaan en het resultaat neer te zetten dat wij hopen en willen zien, namelijk een goede uitgangspositie voor jongeren weer zien te vinden. Daar moet veel voor gebeuren. Ik heb er ook vertrouwen in dat ze dat gaan doen. We gaan dat nog terugzien en dat vind ik ook goed. De heer Beertema kreeg de toezegging van de Minister om rapportages iets vaker te zien dan eens in het jaar. Voor mbo en hbo geldt hetzelfde, ook al heb ik dat niet van de Minister gehoord. Ook daar willen we de studievoortgang goed kunnen zien, ook als Kamer. Dank voor deze toezegging; ik ben nu al blij.

Dan heb ik nog twee moties die ik eraan wil toevoegen. De ene is om het praktijkleren te boosten. We hopen allemaal dat dat zo snel mogelijk nog meer kan plaatsvinden. De andere is om jongeren te helpen elkaar straks weer te ontmoeten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel jongeren leren in de praktijk en dat dit voor zowel jongeren als ondernemers belangrijk is;

overwegende dat het praktijkleren in de meest getroffen sectoren als horeca, recreatie en retail zwaar onder druk staat;

overwegende dat een praktijkgerichte opleiding als een leerbaan een behoorlijke investering is voor ondernemers en dat de subsidie praktijkleren in de genoemde sectoren niet in alle gevallen afdoende is om opleidingsplekken overeind te houden;

constaterende dat in de herstelfase het leren in de praktijk voor zowel jongeren als ondernemers een belangrijke bijdrage levert aan nieuw toekomstperspectief;

verzoekt de regering bij de uitwerking van de plannen binnen het Nationaal Programma Onderwijs ook het plan van een opleidingsfonds mee te nemen, waarbij ondernemers in de meest getroffen sectoren gedurende de looptijd van een leerbaan extra hulp kunnen krijgen, met als doel om het aantal praktijkplekken juist in de herstelfase aan te jagen en te borgen, en de Kamer over deze uitwerking te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiersma en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 192 (35 570-VIII).

De heer Wiersma (VVD):

Dan mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de coronacrisis grote impact heeft op het welzijn van studenten;

constaterende dat veel studenten op zoek zijn naar binding met andere studenten en hun studentenstad, en dat dit afgelopen jaar resulteerde in een recordaantal aanmeldingen bij studentenverenigingen;

constaterende dat een studie- en studentenvereniging een belangrijk onderdeel is in het leven van een student en de sociale en persoonlijke ontwikkeling;

overwegende dat het Nationaal Programma Onderwijs zich onder andere richt op de brede ontwikkeling van studenten, inclusief hun sociale ontwikkeling en mentaal welbevinden;

verzoekt de regering om in de uitwerking van de plannen rondom de brede ontwikkeling van studenten, hun sociale en persoonlijke ontwikkeling en hun mentaal welbevinden, actief de samenwerking te zoeken met studie- en studentenverenigingen;

verzoekt de regering eveneens om samen met studie- en studentenverenigingen scenario's uit te werken om bij eventuele gedeeltelijke opening van het hoger onderwijs ook te kijken naar op welke manier activiteiten van studie- en studentenverenigingen weer mogelijk zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wiersma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 193 (35 570-VIII).

Dan gaan we naar mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik heb drie korte puntjes en drie moties. Op de tolken kom ik graag apart nog even terug. Wij krijgen inderdaad signalen dat er nog ruimte is voor verbetering, maar dat zal ik bilateraal even communiceren met de Minister.

Het is heel goed dat het woord «vavo» vandaag een paar keer is gevallen. Wij krijgen vaak de vraag hoe het zit met de extra financiële ondersteuning, zeker gezien het belang ervan, omdat daar ook predikantsonderwijs plaatsvindt. Vallen zij onder de maatregelen voor het mbo of voor het wo? Daar zit veel zorg. Hoe kunnen zij ook in aanmerking komen voor de plannen? Misschien kan het kabinet daar in tweede termijn nog iets over zeggen.

En dan nog een specifieke vraag over de maatschappelijke begeleidingscommissie. Zou de Minister erop kunnen aandringen dat daar niet alleen mensen uit het onderwijs in plaatsnemen, maar ook met expertise met de jeugdbescherming, juist omdat veel kinderen nu opgroeien in een onveilig gezin, dus dat er meegekeken wordt vanuit het kruispunt van maatschappelijke begeleiding?

Dan drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat doorgaans circa 12% van leerlingen een hoger schooladvies behaalt door goede resultaten op de eindtoets;

overwegende dat een waarschijnlijk grote groep leerlingen is ondergeadviseerd als resultaat van het afgelasten van de eindtoets vanwege COVID-19 en deze onderadvisering de kansenongelijkheid nog verder vergroot;

verzoekt de regering de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over hoe deze groep leerlingen in beeld komt en blijft, welke maatregelen worden genomen zodat deze groep leerlingen alsnog de kans krijgt die zij verdienen en hoe de voortgang wordt gemonitord,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul, Westerveld en Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 194 (35 570-VIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een gat van circa 82 miljoen euro is om de vertraging van onderzoekers te dekken, hetgeen betekent dat een derde van hen geen steun ontvangt;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe zij dit gat kan dichten zonder dit ten koste te laten gaan van de onderwijskwaliteit door bezuinigingen van instellingen of contracten die niet verlengd worden waardoor kostbaar onderzoek verloren gaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul, Van Raan en Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 195 (35 570-VIII).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

En tot slot:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van oordeel dat gelijke onderwijskansen staan of vallen met de beschikbaarheid van een goede docent;

verzoekt de regering om bij de verdeling van de gelden die elke school vanaf komend schooljaar geld krijgt om leerlingen gericht te helpen, specifiek scholen met veel achterstanden, tevens recht te doen aan verschillen in de mate waarin het lerarentekort het laten inlopen van opgelopen achterstanden bemoeilijkt;

verzoekt de regering tevens de Kamer zo snel mogelijk te informeren over hoe dit nader uitgewerkt en gemonitord wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 196 (35 570-VIII).

Dank mevrouw Van den Hul. Dan de heer Bruins van de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor hun uitgebreide beantwoording. Ik heb twee moties. De eerste klinkt als volgt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onderwijssector in Nederland kampt met personeelstekorten;

overwegende dat er op de korte termijn voor de uitvoering van het Nationaal Programma Onderwijs na corona meer onderwijspersoneel nodig gaat zijn;

overwegende dat veel studenten nu moeilijk aan een bijbaan komen en veel tijd alleen doorbrengen, terwijl er op de scholen die open zijn of gaan juist handen tekort gaan zijn;

overwegende dat het inzetten van studenten – ook buiten de lerarenopleidingen en pabo's om – de mogelijkheid biedt voor studenten om in aanraking te komen met het werk als onderwijzer en dit op de lange termijn kan leiden tot meer leraren;

verzoekt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om met Studenten helpen Scholieren, VSNU, VH, de universitaire lerarenopleidingen en de pabo's tot een plan te komen om studenten die naast hun studie in het onderwijs willen werken te bereiken en te begeleiden, ondersteunen en/of helpen naar een (bij)baan in het basis- en voortgezet onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197 (35 570-VIII).

De heer Bruins (ChristenUnie):

Mijn tweede motie gaat over iets wat Minister van Engelshoven al heeft toegezegd. Ze heeft gezegd goed in gesprek te zijn met het Ministerie van SZW. Maar met deze motie kan ik het hele kabinet bereiken. Ik wil ook Minister Koolmees een steuntje in de rug geven, zodat daar een goed gesprek gaat ontstaan. Daarom voor de zekerheid deze verankering.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onderwijssector in Nederland kampt met personeelstekorten;

constaterende dat met het aanvullend sociaal pakket van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1,4 miljard euro bij arbeidsmarktregio's ligt om onder andere jeugdwerkloosheid tegen te gaan en mensen te begeleiden naar nieuw werk;

overwegende dat er op de korte termijn voor de uitvoering van het Nationaal Programma Onderwijs na corona meer onderwijspersoneel nodig gaat zijn;

verzoekt de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de handen ineen te slaan met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om te komen tot een plan hoe de gelden en het doel van het aanvullend sociaal pakket en het Nationaal Programma Onderwijs na corona elkaar kunnen versterken en bij kunnen dragen aan het verminderen van de personeelstekorten in het onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 198 (35 570-VIII).

De heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Dank voor de beantwoording en dank voor het deels wegnemen van de zorgen dat het onderwijzend personeel in de vakantie toch al vermoeid aan de slag moet, maar dat dit goed in de gaten wordt gehouden, wellicht mede dankzij de motie van collega Bruins, als die wordt aangenomen.

Ik heb nog één vraag over het structurele karakter van de 8,5 miljard, over het element «structureel» dat daarin zou zitten. Ik wil het verzoek doen om de Studiegroep Begrotingsruimte nu al te vragen naar wat dat inhoudt, omdat dit grote gevolgen heeft voor de vrije bestedingsruimte in de debatten over de formatie bijvoorbeeld, maar ook zodat het veld weet hoeveel structureel is en hoeveel niet. Dat ligt namelijk vast in de bestedingsruimte.

Ik heb daar één aanvullende motie op, een spreekt-uitmotie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de investeringen onder de vlag van het Nationaal Programma Onderwijs overwegend van incidentele aard zijn;

constaterende dat er structurele investeringen nodig zijn om het lerarentekort op te lossen, salarissen te verhogen en de werkdruk in het onderwijs blijvend te verbeteren;

constaterende dat er binnenkort zal worden onderhandeld over een nieuw regeerakkoord;

spreekt uit dat er structurele investeringen nodig zijn om het lerarentekort op te lossen, salarissen te verhogen en de werkdruk in het onderwijs blijvend te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 199 (35 570-VIII).

De heer Van Raan (PvdD):

Daar wou ik het bij laten, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Futselaar heeft een vraag.

De heer Futselaar (SP):

Nee.

De voorzitter:

O. U bent ook aan de beurt. Aan u het woord.

De heer Futselaar (SP):

Ook dat, maar ik was gewoon de indiening van de motie aan het ondersteunen.

De voorzitter:

O! Aan u het woord.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Dank aan beide Ministers voor de uitgebreide beantwoording. Ik ga nog even in op de compensatie voor wo-bachelorstudenten. Ik hoorde de heer Van Meenen net iets erg verstandigs zeggen – dat gebeurt weleens – namelijk dat uitvoeringsproblematiek ook een politiek besluit is. Ik zou de Minister willen vragen of zij het niet eens is met de scherpzinnige opmerking van de D66-fractie hierover.

In algemene zin over de vraag hoe vaak het voorkomt. Ik heb tijdens de beantwoording even rondgevraagd. Ik heb hier een casus. «Ik ben derdejaarsstudent aan de Universiteit Leiden en rond dit jaar mijn bachelor Liberal Arts and Sciences af. Volgend jaar ben ik van plan om een bestuursjaar te doen of stage te gaan lopen om werkervaring op te doen en het jaar daarop weer verder te gaan studeren. Sinds maart vorig jaar heb ik op een enkele keer na alleen online les gehad. Ik baal er erg van dat ik, ondanks het feit dat ik bijna de helft van mijn bachelor online heb gedaan, geen compensatie ontvang. Ik zie mijn komende tussenjaar als een stap in mijn ontwikkeling, niet als pretjaar.» Dit is een student die niet in de statistieken valt van «doet alleen een bachelor», want hij zal uiteindelijk zijn master gaan doen, maar dan later. Wel is het iemand die compensatie misloopt. Het probleem is dus groter, wil ik maar zeggen.

Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wo-bachelorstudenten nog steeds zijn uitgesloten van de generieke compensatieregeling voor studievertraging;

overwegende dat het wo-bachelordiploma een volwaardig diploma is en wo-bachelorstudenten mogelijk besluiten na het behalen van hun bachelordiploma niet verder te studeren;

verzoekt het kabinet ook studenten te compenseren die voor 31 augustus hun wo-bachelordiploma behalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Futselaar, Van den Hul en Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 200 (35 570-VIII).

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging ...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat – het gaat niet van uw tijd af; het komt goed – heeft de heer Wiersma een vraag over deze motie, denk ik.

De heer Futselaar (SP):

Dat is soms niet te vermijden.

De heer Wiersma (VVD):

Het is uiteraard een briljante motie, maar ik heb er toch een vraag over. Ik vroeg de Minister: kun je een keuze maken wat betreft de halvering van het collegegeld? Dat kan uitvoeringstechnisch niet. Maar in de casus die u noemt, speelt dat de halvering van het collegegeld voor sommige bachelorstudenten die een tussenjaar nemen niet voor het komende jaar heel relevant is, maar wel voor het jaar daarna. Ik kan me voorstellen dat het best nog een behapbare groep is. Ik ben wel benieuwd of de Minister in haar tweede termijn kan meenemen of ze, buiten de motie om, daar ook nog naar zou kunnen kijken. De vraag is dus of het jaar daarna misschien de halvering nog georganiseerd zou kunnen worden voor sommige studenten die voor een tussenjaar kiezen na hun bachelor.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter, ik neem aan dat ik het woord weer krijg. Ik ben het in zekere mate eens met het pleidooi van de heer Wiersma dat je afgelopen jaar moet compenseren. Daar kan ik heel ver in meegaan, want dan zou je het probleem in principe ook niet moeten hebben. Ik heb er ook wel begrip voor dat ook dat technisch ingewikkeld is. Al die instellingen hebben het collegegeld ... Dat moeten we instellingen sowieso niet laten doen, maar dat is een andere discussie. Dat moeten we gewoon centraal via DUO doen, want dan is de uitvoering veel makkelijker te corrigeren. Maar ik begrijp dat dat ingewikkeld is; daarom zoek ik andere wegen. Maar ik heb zeker sympathie voor zijn pleidooi.

De voorzitter:

De heer Bruins heeft ook nog een vraag over deze motie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Nee. Ik wil graag nog iets zeggen na de heer Futselaar.

De voorzitter:

Goed. Dan geef ik nu weer het woord aan de heer Futselaar voor zijn tweede motie.

De heer Futselaar (SP):

Maar dan wordt mij het laatste woord ontnomen, voorzitter. De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het onderwijs nog altijd kampt met een fors personeelstekort;

overwegende dat de tijdelijke extra investeringen uit het nationaal plan ertoe kunnen leiden dat particuliere bijlesaanbieders en andere commerciële instellingen een extra verdienmodel zien;

verzoekt de regering in de verdere uitwerking van het nationaal plan extra waarborgen in te bouwen om te voorkomen dat onderwijsgeld weglekt naar particuliere bureaus,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Futselaar, Kwint en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 201 (35 570-VIII).

De heer Futselaar (SP):

En de derde motie, voorzitter.

De voorzitter:

En de derde motie.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een omvangrijk programma wordt opgezet om de door de coronacrisis opgelopen onderwijsachterstanden weg te werken;

verzoekt de regering in de verdere uitwerking van het nationaal plan specifiek ruimte vrij te maken voor thuiszitters,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Futselaar, Kwint, Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 202 (35 570-VIII).

Dank u wel, meneer Futselaar. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik kreeg zojuist te horen dat de heer Van Raan graag mijn eerste motie meeondertekent. Ik heb begrepen dat dat nog kan als ik dat nu meld. Dan kan dat in de Handelingen worden meegenomen.

De voorzitter:

Zeker.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dan wordt het de motie-Bruins/Van Raan. Ik kijk even rond of er nog meer ...

De voorzitter:

De motie Bruins/Van Raan. Dat gaan wij verwerken.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Het blijft voorlopig zo.

De voorzitter:

Bedoelt u de motie over de inzet van studenten op scholen, meneer Bruins? Ja. Daar zetten we de heer Van Raan onder. Dan schors ik voor enkele ogenblikken en dan gaan we luisteren naar de antwoorden van beide bewindspersonen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de Minister het woord.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter. Een aantal moties en ook nog een vraag van de heer Wiersma. Even om ook met microfoon aan te bevestigen: we gaan de Kamer twee keer per jaar rapporteren wat betreft de hele onderwijskolom. Dan staat dat goed genoteerd.

Voorzitter. Allereerst een aantal moties. De moties die ik oversla, worden door de heer Slob van een appreciatie voorzien, maar dat spreekt voor zich. De motie op stuk nr. 189 van mevrouw Westerveld ontraad ik. DUO verlengt de diplomatermijn al waar nodig. Studenten komen vanwege corona echt niet in de problemen door die grens. Dat laten we niet gebeuren. Maar het is niet nodig om die grens generiek te verlengen.

Dan de motie op stuk nr. 192 van de heren Wiersma en Bruins, over het opleidingsfonds. Die motie kan ik oordeel Kamer geven als ik die zo mag interpreteren dat ik met het bedrijfsleven in gesprek ga over de mogelijkheden van zo'n opleidingsfonds. Sociale partners kunnen ervoor zorgen dat ondernemers daarmee worden gesteund. Ik wil er wel op wijzen dat wij op dit punt al een hele hoop doen. Het is misschien goed om dat nog even te memoreren. Naast de € 2.700 voor praktijkleren, is er ook al twee keer 10,6 miljoen uitgetrokken voor 2021 en 2022 voor een impuls voor extra stage in sectoren die met name vanwege corona in de conjunctuur geraakt zijn. Het lijkt mij een goed idee om met name met sociale partners in die sectoren te kijken of we niet alles wat zij doen en wat wij doen samen kunnen poolen om er zo veel mogelijk voor te doen. Dat lijkt mij een goede gedachte. Deze motie krijgt dus oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 193 van de heer Wiersma geef ik oordeel Kamer. Het is goed om de studentenverenigingen ... Ik doe dat zelf via de LKvV, die ik regelmatig spreek om te kijken hoe we hun ideeën kunnen betrekken bij het zorgen voor een heropstart. We hebben eerder heel mooi samengewerkt om naleving van de regels onder de aandacht van studenten te brengen. Op dat punt hebben we toen dus heel mooi kunnen samenwerken. Die samenwerking zet ik dus graag voort.

Dan de motie op stuk nr. 195 van mevrouw Van den Hul. Daar hebben we het over gehad. Ik heb er alle vertrouwen in. We hebben er met de partners – de KNAW, de NWO en De Jonge Akademie – over gesproken. De 162 miljoen voor 2021–2022 – daar hebben we het over in dit plan – is voldoende om de 20.000 contracten mee te verlengen. Ik ontraad de motie dus.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dan staat dat onduidelijk in de bijlage van de Minister. Dat wil ik hier dan toch nog maar even gezegd hebben. Ik krijg andere signalen uit het veld. Ik hoor dat het een heel optimistische schatting is. In de praktijk zou het weleens zo kunnen zijn dat dit niet voldoende is. Vanuit die zorg ben ik door de beantwoording door de Minister niet voldoende overtuigd. Daarom dus toch deze motie. Ik hecht eraan om dat toch nog even gezegd te hebben.

Minister Van Engelshoven:

Ik wil daar nog even op reageren. Mevrouw Van den Hul heeft een punt dat we het in het plan wellicht beter hadden kunnen opschrijven. Wij hebben gesproken met de NWO, de KNAW en De Jonge Akademie. Wij hebben gezegd: «Wij willen ervoor zorgen dat de contracten worden verlengd. Daar is dit bedrag voor. Kunt u daarmee uit de voeten?» Daar wordt alom enthousiast «ja» op gezegd, dus dat is dan ook een ja. Daar vertrouw ik op. Voor de jaren 2021 en 2022 is dit voldoende.

De motie op stuk nr. 197 van de heren Bruins en Van Raan, over het helpen van scholieren door studenten, kan ik oordeel Kamer geven als ik de motie zo mag opvatten dat het niet de bedoeling is dat wij een plan gaan maken. Het is vooral de bedoeling dat de koepels en bijvoorbeeld ook de pabo's met de studenten de handen ineenslaan. Dat doen ze voor een deel al, dus in die zin zie ik de motie vooral als een aansporing voor de initiatieven die al genomen worden.

De voorzitter:

Is dat de motie op stuk nr. 197?

Minister Van Engelshoven:

Ja. Die krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 198 verzoekt mij om bij dat aanvullende pakket met de Minister van Sociale Zaken de handen ineen te slaan. Ik weet niet of het de heer Bruins is ontgaan, maar dat dat Aanvullend Sociaal Pakket is mede door mij ingediend. Daar zitten middelen in voor jeugdwerkloosheid en daar komen middelen uit voor meer handen in de klas. Daar werken we dus al intensief samen en ik weet niet wat hij nog meer wil. Ik sla altijd graag met collega Koolmees de handen ineen, maar het kan ook te veel worden.

De voorzitter:

Het klinkt als een overbodige motie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik ga me haast schamen, voorzitter, als ik dit zo hoor.

Minister Van Engelshoven:

Als ik charmant zou willen zijn, zou ik zeggen: ik zie het als ondersteuning van wat we al doen en daarom geef ik ’m oordeel Kamer.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik dank de Minister van harte voor deze charmante appreciatie, want het had ook anders kunnen gaan.

Minister Van Engelshoven:

Maar misschien zou het goed zijn om dat voortaan even goed te bekijken. Ik ga dus nog intensiever met collega Koolmees samenwerken.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 199 neemt de heer Slob voor zijn rekening. De motie op stuk nr. 200 ...

De voorzitter:

... is de motie van Futselaar, Van den Hul en Van Raan.

Minister Van Engelshoven:

Inderdaad. Die discussie hebben we gevoerd. Mag ik er wel op wijzen dat het vandaag de Dag van de Uitvoering is? En dan maak ik de politieke keuze om datgene te doen waarvan ik ook zeker weet dat ik het uitvoeringstechnisch kan doen. Ik wou verder toch ook wel even gezegd hebben dat wij in totaal ongeveer 1,2 miljard uittrekken om studenten te compenseren. Dat is niet niks! Je zult altijd een casus kunnen vinden van een groep mensen waarvoor dat niet geldt. Eens! Maar de enorme omvang van dit pakket en de compensatie voor studenten, in totaal ongeveer 1,2 miljard, en mijn zorg dat ik ook een verantwoordelijk huismoeder moet zijn voor mijn uitvoeringsorganisatie, zeker op de Dag van de Uitvoering, betekenen dat ik vind dat we heel verantwoorde keuzes hebben gemaakt.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 200 wordt ontraden.

Minister Van Engelshoven:

Dus ik ontraad inderdaad de motie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik dank de Minister voor de charmante appreciatie, maar ik vind het toch chic om de motie op stuk nr. 198 in te trekken.

De voorzitter:

Dat is chic.

Aangezien de motie-Bruins (35 570-VIII, nr. 198) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik vind het gewoon professioneel. Ik had het inderdaad over het hoofd gezien.

De voorzitter:

Dan gaan wij naar Minister Slob, maar niet dan nadat meneer Van Meenen zijn vraag heeft gesteld.

De heer Van Meenen (D66):

We hebben in eerste termijn een debatje gehad over de betrokkenheid van studenten bij de middelen voor studentenwelzijn. Ik vraag de Minister of zij mogelijkheden ziet om in het servicedocument, dat ze met koepels en studenten gaat afspreken, de rol en de betrokkenheid van studenten bij de inzet van deze middelen op te nemen.

Minister Van Engelshoven:

Even voor de goede orde, die opslag voor extra begeleiding en studentenbegeleiding sluit heel goed aan bij wat er op de instellingen al gebeurt. De medezeggenschap is er daar al bij berokken, maar het lijkt mij geen enkel probleem om in het servicedocument nog een keer vast te leggen dat wij van iedereen verwachten dat ze het op een goede manier met de betrokkenen afstemmen. Die toezegging doe ik aan de heer Van Meenen.

De voorzitter:

Dank u wel. Minister Slob, aan u het woord.

Minister Slob:

Voorzitter. Over chic gesproken, ik dank de heer Beertema dat hij zijn motie op stuk nr. 186 zo geformuleerd heeft dat hij niet zijn eigen opvatting erin vermeld heeft. Hij houdt het algemeen en stelt dat de onderwijsinterventies effectief moeten zijn en dat ze moeten worden uitgesloten als ze niet effectief zijn. Dat is ook hoe we dat keuzemenu zullen gaan invullen en daarom kan ik deze motie oordeel Kamer geven.

De tweede motie is de motie op stuk nr. 187 van de heer Van Meenen. Daar zit een constatering in die niet klopt, want deelcertificaatkandidaten die opgaan voor een diploma, kunnen wel gebruikmaken van de duimregeling. Ik hecht er echt aan om dat hier heel nadrukkelijk te onderstrepen. Ik ontraad deze motie, omdat wij voor dit jaar de zak-slaagregeling hebben gemaakt. We zullen uiteraard gaan volgen wat volgend jaar de gevolgen van corona zijn, maar dan wel voor alle kandidaten en niet alleen voor deze kandidaten. We zullen tegen die tijd voor al die leerlingen gaan beoordelen wat er nodig is, want dat vraagt ook pas dan om een politiek oordeel. Het is nu nog niet nodig en daarom ontraad ik deze motie. Ik zou het ook echt jammer vinden als dit soort uitzonderingen weer gemaakt gaan worden.

De heer Van Meenen (D66):

Wat ik bedoel met die constatering is dat degenen die nu voor het eerst een aantal certificaten gaan halen met als plan om dat volgend jaar met andere certificaten aan te vullen tot een diploma, geen gebruik kunnen maken van de duimregeling. Ik wil dat nu wel alvast regelen, omdat de schade die is aangericht bij hen, hun achterstand, dit jaar is ontstaan. We moeten daarom ook dit jaar een maatregel nemen, ook al heeft die pas volgend jaar zijn uitwerking. Ik zie niet in waarom we dat pas volgend jaar zouden moeten doen.

Minister Slob:

Er zijn nu ook al leerlingen in de voorexamenjaren die dingen afronden voor hun examen. Voor hen maken we ook niet nu al allerlei uitzonderingen. We zullen volgend jaar moeten gaan bekijken wat er eventueel voor hen nodig is. Nu haal je er een groepje uit om voor hen iets specifieks te regelen en dat doe je voor anderen niet. Dat is echt een oordeel dat op een later moment gegeven moet worden. Ik ontraad deze motie daarom echt.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 187 wordt ontraden.

Minister Slob:

Over de derde motie op stuk nr. 188 zou ik de woorden kunnen herhalen die mijn collega heeft uitgesproken over de Dag van de Uitvoering. Het gaat om 4.500 kandidaten die deelcertificaten halen. We vragen nu iets van de uitvoeringsorganisatie, waarover die zwart-op-wit en klip-en-klaar heeft gezegd: we zitten aan onze taks. Ik kan dit echt niet voor mijn rekening nemen. Ik vraag de Kamer daar echt serieus naar te kijken. Ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

Heel kort.

De heer Van Meenen (D66):

Het debat dat we daar eerder over hadden, hoeven we hier niet te herhalen, maar ik heb inmiddels wel gezien dat bijvoorbeeld Balans, de oudervereniging van kinderen met autisme, voorstelt om de herkansing een andere vorm te geven, bijvoorbeeld een schriftelijke herkansing in plaats van die inderdaad heel arbeidsintensieve vorm. Dat kan en dat is ook een mogelijkheid.

Minister Slob:

We gaan daarmee enorme onrust veroorzaken. Een deel van deze 4.500 leerlingen is heel erg kwetsbaar en zij moeten echt ondersteund worden om hun resultaten te kunnen behalen. De uitvoeringsorganisatie is klip-en-klaar en daarom verwijs ik echt naar die brief. Op de Dag van de Uitvoering, hè. We hebben zo veel ervaring met elkaar opgedaan en we weten ook dat we echt niet lichtzinnig te werk zijn gegaan toen we die grenzen aangaven. Dit is gewoon niet mogelijk en ik kan het dan ook niet mooier maken. Als we echt iets gaan doen, moeten we het ook gewoon breed voor iedereen gaan doen. Ik ontraad deze motie dus met klem.

De voorzitter:

De vijfde motie.

Minister Slob:

De motie op stuk nr. 191 over het Nationaal Plan. Het Nationaal Plan Onderwijs is gemaakt voor de onderwijsinstellingen en de leerlingen die daaraan zijn verbonden, maar er zijn ook een aantal andere plannen die los van het Nationaal Plan worden gemaakt; denk aan het Deltaplan Jeugd en aan de wijze waarop we bezig zijn met de thuiszitters die niet op een school staan ingeschreven. Die zullen we daar natuurlijk wel aan moeten verbinden, maar «daaraan verbinden» is iets anders dan alles weer onderdeel maken van het plan. Dan wordt het wel heel erg groot. Mevrouw Westerveld is er niet, maar er ligt een motie van de heer Futselaar op stuk nr. 202 die eigenlijk gelijksoortig is. Als ik beide moties zo mag uitleggen dat de plannen die we nu maken om de thuiszitters te verbinden aan het onderwijs, ook in moeten inhouden dat de thuiszitters verbonden moeten worden aan het Nationaal Plan, dat we nu aan het maken zijn en zoals we dat ook doen met het deltaplan jeugd, dan kan ik beide moties oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Dat geldt dus voor de moties op stuk nr. 191 en 202.

Minister Slob:

Dat geldt voor nr. 191 en 202.

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Even een praktisch punt. In ons overzicht is dit niet de vijfde motie. Ik maak het nu heel ingewikkeld, maar op ons lijstje staat dat de motie-Westerveld over de thuiszitters de zesde motie is.

Minister Slob:

Klopt. Hij zit in het setje dat ik gekregen heb, voor de vijfde motie. Ik ben inderdaad met de zesde motie begonnen. De vijfde motie komt zo nog even.

De voorzitter:

Oké. We hebben het nu over de zesde motie. Dat is de motie van mevrouw Westerveld op stuk nr. 191 en die krijgt oordeel Kamer.

Minister Slob:

Maar wel nadrukkelijk met deze kanttekening. We gaan het plan niet met van alles uitbreiden, maar we gaan wel proberen om verbindingen te leggen met andere trajecten, want dat is een logische stap. Stel dat een leerling uiteindelijk weer ingeschreven wordt op een school, dan valt die leerling natuurlijk weer integraal onder een veel breder aanbod. En dat zou mooi zijn.

De voorzitter:

Oké. Dan gaan we nu naar de vijfde motie op stuk nr. 190.

De heer Futselaar (SP):

Het ging ook over mijn motie op stuk nr. 202 en wij kunnen leven met de interpretatie van de Minister.

De voorzitter:

Oké.

Minister Slob:

Ik ga ervan uit dat dit ook voor de motie op stuk nr. 191 geldt, maar de indiener is niet aanwezig. Laten we daar dan maar gewoon van uitgaan.

De voorzitter:

Laten we daarvan uitgaan. De motie op stuk nr. 190.

Minister Slob:

Wat in de motie op stuk nr. 190 wordt gevraagd, namelijk dat de leeftijdsgrenzen soepel zijn en verlengd kunnen worden, is in principe al mogelijk. In principe is deze motie ondersteuning van beleid. Mevrouw Westerveld, de eerste indiener, is niet aanwezig. Ik geef de motie – chic was dat geloof ik – oordeel Kamer.

De voorzitter:

Chic, ja.

Minister Slob:

Ik doe dit met de kanttekening dat dit al tot de mogelijkheden behoort.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 194 gaat over brugklasleerlingen, onderadvisering en dergelijke. Ik wil verwijzen naar de brief en de bijlage, waarin het al vrij uitvoerig beschreven staat. In dat opzicht bent u al bediend. Ik ben niet van plan om op allerlei deelonderwerpen weer allerlei losse rapportages te gaan doen. Dat loopt mee in de voortgangsrapportages die u krijgt. We hebben vandaag afgesproken dat dit twee keer per jaar is. Als u deze motie wil gebruiken om nog een keer extra te onderstrepen dat dit een belangrijke prioritaire groep is, kan ik deze oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 194. Dan de motie op stuk nr. 195.

Minister Slob:

De motie op stuk nr. 195 is al gedaan door mijn collega. Dat is de motie over de onderzoekers.

De voorzitter:

Ja, excuses. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 196.

Minister Slob:

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 196. Deze motie vraagt, een beetje in het verlengde van de vorige motie, specifiek aandacht voor scholen met veel achterstand. Daar heb ik ook aandacht aan besteed. Hierin staat ook weer «zo snel mogelijk». Hetzelfde antwoord als daarnet. Ik kan de motie oordeel Kamer geven als u daarmee wil aangeven dat dit een prioritaire groep is. We gaan daar niet apart over rapporteren, want dan wordt u gek, maar wij ook – of misschien in een andere volgorde. Daar is niemand bij gebaat. We doen het via de normale systematiek.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 199.

Minister Slob:

De motie op stuk nr. 199 is een spreekt-uitmotie. Daar horen wij onze terughoudendheid in te betrachten als kabinet. Ik heb wel gemerkt dat bij spreekt-uitmoties indieners soms naar voren rennen om meteen een oordeel van het kabinet te vragen.

De voorzitter:

Dat is de heer Van Raan niet van plan straks.

Minister Slob:

Nee, dat was een ander Kamerlid. «Spreekt uit» is «spreekt uit».

De voorzitter:

Ik zit er straks ook, dus dan houd ik hem tegen.

Minister Slob:

Dan de motie op stuk nr. 201 van de heer Futselaar. Het is een terecht punt dat we in de gaten moeten houden dat de sluizen niet volledig opengaan, maar iets anders is dat de sluizen volledig dichtgaan. Op het moment dat blijkt dat ontwikkelde plannen effectief zijn en men het zelf niet kan leveren en er van buitenaf toch ondersteuning kan worden geboden, moeten we dat niet onmogelijk maken. Ik vraag de heer Futselaar daarom om deze motie aan te houden. Nogmaals, ik deel zijn zorg. Op het moment dat we in april met de uitwerkingen en het palet van effectieve interventies komen, bezien we op welke wijze daaraan tegemoetgekomen is.

De heer Futselaar (SP):

Ik hoorde de Minister goed: de sluizen gaan in ieder geval niet open. Ik wil deze motie wel aanhouden. Mijn fractie zal in april bezien of het wel of niet nodig is om deze alsnog in stemming te brengen. Anders nemen we de motie gewoon mee met de formatie.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Futselaar stel ik voor zijn motie (35 570-VIII, nr. 201) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Slob:

Dat is heel optimistisch.

Voorzitter, nog twee losse vragen. Mevrouw Van den Hul vroeg om erover na te denken om in de jeugdbescherming ook maatschappelijke begeleiding mee te nemen. Dat nemen we als suggestie mee, want we moeten daar nog verder over nadenken.

De heer Van Raan vroeg of de Studiegroep Begrotingsruimte al in beweging is gekomen. Die staat volgens mij al op scherp. Als de verkiezingen klaar zijn, zal die alles wat besloten is en wat dit kabinet gedaan heeft mee moeten nemen. Dit zal daar ongetwijfeld onderdeel van zijn. Ik zal het nog even extra onder de aandacht brengen van mijn collega van Financiën.

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul, heel kort.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Heel kort. Ik had nog een vraag gesteld over de financiering van het vavo. Ik had aangegeven dat daar dus de zorg zit.

Minister Slob:

Het vavo loopt gewoon onverkort mee in alle pakketten, want vavoleerlingen staan ingeschreven bij het voortgezet onderwijs en doen mee met de pakketten rond de examentrainingen. Kortom, het vavo is volledig onderdeel van het geheel.

De voorzitter:

Dan zijn we aan het einde gekomen van dit debat. Ik wilde heel kort met u de drie toezeggingen doornemen.

  • De Kamer ontvangt eind mei de eindevaluatie van experimenten met flexstudenten. Het Berenschotonderzoek ontvangt de Kamer binnen enkele weken.

Dit klopt, begrijp ik.

  • De Kamer wordt binnen enkele maanden – misschien kan dit nog specifieker – geïnformeerd over de uitwerking van de menukaart van effectieve interventies in het p.o. en het vo.

Minister Slob:

Het streven is april.

De voorzitter:

Het streven is april. Nou, dat is mooi.

De Minister voor ...

Ik kan het niet lezen. Wat staat hier, zo vraag ik de griffier. Ah, de Minister voor BVOM. Minister Slob is dat gewoon!

  • Minister Slob zegt toe dat de Kamer twee keer per jaar een voortgangsrapportage ontvangt over het Nationaal Programma Onderwijs.

We hebben dat net al uitgebreid besproken. Zijn we dingen vergeten? Nee, dat is niet het geval. Dan dank ik beide bewindspersonen voor hun komst naar de Kamer. Ook hartelijk dank aan hun ambtenaren. Natuurlijk ook hartelijk dank aan de Kamerbewaarders, de stenografische dienst en mijn collega's.

Sluiting 15.50 uur.

Naar boven