35 570 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021

Nr. 128 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2020

Schoolteams leveren ook dit schooljaar een bovengemiddelde inspanning om hun leerlingen onder vaak uitdagende omstandigheden zo goed mogelijk onderwijs te geven, en ze hiermee de bagage te geven voor hun verdere toekomst. Dat gaat niet vanzelf, daar wordt elke dag, in heel het land, keihard aan gewerkt door leraren, schoolleiders en ondersteunend personeel. De inzet van het kabinet, samen met de sociale partners en vertegenwoordigende organisaties uit het onderwijs, is om scholen zoveel als mogelijk open te houden, op verantwoorde wijze. Hierbij blijven we de situatie in het onderwijs goed volgen. Opgelopen achterstanden moeten worden teruggedrongen, nieuwe achterstanden moeten worden voorkomen. Ik wil ervoor blijven zorgen dat schoolteams de ondersteuning krijgen die ze hiervoor nodig hebben. en dat leraren, leerlingen en ouders er zeker van kunnen zijn dat hun veiligheid prioriteit krijgt. Ik begrijp goed dat hierover zorgen zijn. Knelpunten of tekortschietende randvoorwaarden moeten zo goed als mogelijk worden opgelost, de informatievoorziening moet op orde zijn, en waar hulp nodig is, in de vorm van advies of extra handen in de klas en in de school, moet die zoveel als mogelijk worden geboden. Daar blijf ik me voor inspannen.

In deze brief informeer ik de Kamer over de stand van zaken nu de scholen sinds de zomervakantie al weer drie maanden aan de slag zijn. Hierbij ga ik in op de resultaten van de derde COVID-19-monitor van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie), die schoolbesturen peilt over de weerslag van het coronavirus op het onderwijsproces. Daarnaast zet ik de stand van zaken uiteen omtrent de continuïteit van onderwijs, wat wordt ondernomen om scholen verantwoord open te houden, en de extra hulp en ondersteuning die scholen wordt geboden. Hierbij gaat het onder meer om de € 210 miljoen die is vrijgemaakt voor extra hulp voor de klas, de € 282 miljoen voor inhaal- en ondersteuningsprogramma’s en € 3 miljoen om ook in dit schooljaar via SIVON extra devices beschikbaar te stellen aan scholen met leerlingen die thuis niet over de benodigde digitale middelen beschikken.

1. Bevindingen derde meting COVID-19-monitor Onderwijsinspectie

Vandaag, op 24 november, publiceert de Inspectie van het Onderwijs de derde meting van haar COVID-19-monitor, die ziet op de periode vanaf de zomervakantie van dit jaar tot aan begin oktober. Hiervoor zijn gesprekken gevoerd met een groot aantal bestuurders, schoolleiders en afdelingsleiders in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs, over de huidige situatie op hun scholen en afdelingen, wat er goed gaat, welke zorgen zij hebben en welke knelpunten zij zien.

Primair onderwijs en speciaal basisonderwijs

De inspectie rapporteert dat 90 procent van de scholen sinds het begin van het schooljaar te maken heeft gehad met afwezigheid van leerkrachten als gevolg van het coronavirus, op iets meer dan een kwart van de scholen heeft dit ertoe geleid dat groepen leerlingen naar huis zijn gestuurd. In het speciaal basisonderwijs was dit percentage (69 procent) fors hoger. Dit laatste is zorgelijk, vooral omdat het hier vaak om kwetsbare leerlingen gaat, en de mogelijkheden om vervangend onderwijs op afstand te verzorgen vaak beperkter zijn. Richting de toekomst bestaan bij ongeveer de helft van bestuurders en schoolleiders blijvende zorgen over een tekort aan of verminderde inzet van personeel.

Ruim driekwart van de respondenten geeft aan dat na de zomervakantie aanvullende stappen zijn genomen om de ontwikkeling van leerlingen en eventueel ontstane achterstanden in beeld te brengen. Ruim tweederde van de po-scholen heeft om deze reden extra maatregelen getroffen, zoals het intensiveren van instructie of remedial teaching voor leerlingen in groep 7 en 8, of leerlingen met een specifieke zorgbehoefte. Het is bemoedigend dat veel scholen in staat zijn deze stappen te nemen. Ruim de helft van de gepeilde bestuurders en schoolleiders uit echter zorgen over kansenongelijkheid en de opgelopen achterstanden, wat aansluit bij het beeld dat ik heb.

Voortgezet onderwijs

Over de verschillende schoolsoorten in het voortgezet onderwijs heen komt overwegend een vergelijkbaar beeld naar voren. De meeste scholen volgen nu weer het reguliere onderwijsprogramma, maar bijna alle scholen hebben dit schooljaar te maken gehad met leraren die wegens ziekte of quarantaine thuis moesten blijven. De overgrote meerderheid van respondenten geeft aan dat leerlingen op hun school, gemiddeld genomen, achterstanden hebben opgelopen. De meerderheid van de scholen heeft systematisch in kaart gebracht waar en in welke mate hun leerlingen achterstanden hebben opgelopen, en treft nu maatregelen om deze achterstanden terug te dringen. In het praktijkonderwijs maakt ongeveer 60 procent van de respondenten gebruik van de subsidieregeling Inhaal- en Ondersteuningsprogramma’s; op het vmbo, havo en vwo geldt dit voor 90 tot 95 procent van de respondenten. Het is goed om te zien dat nagenoeg alle respondenten aangeven dat er op hun school aandacht is voor opgelopen achterstanden, en dat een grote meerderheid hierbij gebruik maakt van de middelen die hiervoor beschikbaar zijn.

Een aandachtspunt in het vo is de aandacht voor brugklasleerlingen die in het afgelopen schooljaar geen eindtoets po hebben kunnen maken, en dus zijn geplaatst zonder objectief tweede gegeven. Hoewel we vrij vroeg in het schooljaar zitten, signaleer ik dat ongeveer 70 procent van de vo-scholen nog geen beeld heeft of er meer brugklasleerlingen dan gewoonlijk zijn die niet op het meest passende niveau zijn ingestroomd. Ik vind het belangrijk dat scholen hier aandacht voor hebben; lopende het schooljaar moet hier een beter beeld van ontstaan. In mijn gesprekken met de sector zal ik dit nogmaals benadrukken. Op mijn verzoek voert DUO ook onderzoek uit naar schooladviezen en de positie van leerlingen in de eerste leerjaren van het vo; de eerste resultaten worden voor het Kerstreces verwacht.1

(Voortgezet) speciaal onderwijs

Het overgrote merendeel van de scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs geeft aan in het nieuwe schooljaar het reguliere onderwijsprogramma weer te volgen; ook volgen de meeste leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs weer hun stages. Van de respondenten geeft 84 procent aan dat inzet is gepleegd om de ontwikkeling van leerlingen in beeld te brengen. In deze sectoren werd benoemd dat er ook positieve ontwikkelingen waren in het afgelopen jaar, zoals de mogelijkheid om intensiever contact te houden met ouders en ze beter te betrekken bij het onderwijs en de zorgbehoefte van hun kind. Net als in de andere sectoren was in het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs bijna overal sprake van leraren die tijdelijk thuis zaten als gevolg van een positieve testuitslag of quarantaine. Meer dan in andere sectoren leidde dit tot vervangingsproblematiek, doordat onvoldoende bevoegde vervanging beschikbaar was. Hier komt nog bij dat contact met nieuwe, tijdelijke leerkrachten voor deze groep leerlingen vaak voor extra onrust zorgt. In deze sector kwam, meer dan in andere sectoren, de zorg naar voren over leerlingen met een kwetsbare gezondheid, die nog altijd niet naar school komen. Met de sector voer ik nader overleg om deze zorgen en aandachtspunten scherper in beeld te brengen, en te kijken waar nog hulp en ondersteuning kan worden geboden.

De informatie die ik heb over de continuïteit van onderwijs betrek ik bij de verdere besluitvorming over de centrale examens en de eindtoets. Hierover informeer ik de Kamer in de eerste helft van december, zoals ik heb gemeld in mijn brief d.d. 20 november. Hierbij neem ik ook de gegevens uit het periodieke peilingsonderzoek naar de continuïteit van onderwijs en uit het meldpunt schoolsluitingen van de inspectie mee. Met de informatie uit het meldpunt en het periodieke peilingsonderzoek wordt in de komende periode maandelijks een rapportage beschikbaar gesteld.

2. Continuïteit en veiligheid van het onderwijsproces

Ook met het oog op de bovengenoemde resultaten van de COVID-19-monitor is het van groot belang dat het onderwijsproces met zo min mogelijk verstoringen doorgang blijft vinden, onder verantwoorde omstandigheden. Ik span me er toe in om deze omstandigheden te bevorderen. Leraren en onderwijspersoneel krijgen sinds september voorrang in de teststraten; hiermee ondersteunen we de continuïteit van het onderwijs en beperken we de aanvullende druk op schoolteams.

Fysiek onderwijs is het uitgangspunt

Zo mogelijk vindt het onderwijs fysiek plaats, omdat dit het beste is voor de cognitieve en sociale ontwikkeling van leerlingen, binnen de richtlijnen van het RIVM. Het zal echter blijven voorkomen dat scholen tijdelijk of gedeeltelijk overgaan op afstandsonderwijs, doordat leraren en/of leerlingen ziek zijn of in quarantaine moeten. Een tijdelijke schoolsluiting kan bijvoorbeeld nodig zijn in de volgende gevallen:

  • indien organisatorisch geen andere mogelijkheid bestaat;

  • wanneer de GGD hiertoe adviseert;

  • wanneer de veiligheidsregio hiertoe opdraagt.

Met het eerdergenoemde meldpunt schoolsluitingen dat is ingericht bij de inspectie, evenals het periodieke peilingsonderzoek dat deze maand is gestart, houd ik de vinger aan de pols voor wat betreft de continuïteit van onderwijs. De eerste rapportage hiervan komt op korte termijn beschikbaar.

Verplichting tot gebruik mondkapjes

Op 1 december treedt de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 in werking; deze wet stelt de regering in staat om regels te stellen ter bescherming van de volksgezondheid en de veiligheid, en stelt de Kamer beter in staat zijn controlerende taak hierop uit te voeren. Voor het onderwijs bepaalt dit dat de afspraken die al golden, nu worden omgezet in verplichtingen. Hierbij wijs ik met name op de verplichting voor leerlingen in het voortgezet onderwijs om een mondkapje te dragen wanneer men zich buiten de les bevindt, zoals op de gang en in de aula. Deze mondkapjesplicht op onderwijsinstellingen (v(s)o, mbo en ho) is juridisch verankerd in artikel 58j van de Wet op de publieke gezondheid en artikel 2a.2 van de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19. Op het overgrote merendeel van de scholen zal de inwerkingtreding van de wet weinig weerslag hebben op de dagelijkse praktijk; veel schoolbesturen hebben het dringende advies van de rijksoverheid mondkapjes buiten de klas al verplicht gesteld als onderdeel van het veiligheidsbeleid, met instemming van de (G)MR. Ik adviseer schoolteams en schoolbestuurders om de medezeggenschap ook nu goed te blijven betrekken en hierover met ouders en leerlingen in gesprek te blijven. Ik vraag iedereen om elkaar met mildheid tegemoet te treden. Ik heb de sociale partners verzocht om eventuele signalen die zij ontvangen over de uitwerking van de wet aan mij voor te leggen.

Goede naleving van de maatregelen op en rondom de school blijft essentieel

Naast het bovenstaande wijs ik nogmaals op de gezamenlijke inspanning die we moeten leveren om het aantal besmettingen terug te dringen. Goede naleving van de basisregels blijft van groot belang, ook op school. Om hiervoor extra aandacht te vragen bij leerlingen start deze week een aanvullende bewustwordingscampagne, deze uitingen zijn ook beschikbaar op lesopafstand.nl voor scholen die hier gebruik van willen maken.2 Voor scholen die extra personele ondersteuning willen inzetten om de naleving van maatregelen te bevorderen, komen op korte termijn aanvullende middelen beschikbaar.

Nogmaals onderstreep ik dat het schoolgebouw echt alleen moet worden gebruikt voor onderwijs en gerelateerde activiteiten voor leerlingen, zoals opvang. Oudergesprekken en teamdagen dienen niet op school, maar op afstand plaats te vinden. Besturen die hun personeel vragen om voor dergelijke activiteiten op school te zijn handelen tegen de richtlijnen in. Als laatste vraag ik aandacht voor het terugdringen van bewegingen van groepjes leerlingen rondom de school, bijvoorbeeld wanneer ze in de pauze of in tussenuren winkelcentra of supermarkten bezoeken. Scholen kunnen hier niet alleen de verantwoordelijkheid voor dragen, dit is een gezamenlijke opgave. Ik vraag scholen, gemeenten en lokale middenstand hier afspraken over te maken; ik voer gesprekken met de VNG, de VO-raad en anderen hoe dit kan worden bevorderd, en hoe de goede voorbeelden die hier al van zijn breed navolging kunnen krijgen.

3. Beschikbare hulp en ondersteuning

Als eerder gesteld zie ik het als mijn opdracht om scholen zo goed mogelijk te ondersteunen in deze blijvend uitdagende omstandigheden. Hierbij realiseer ik me goed dat we al geruime tijd een bovengemiddelde inspanning vragen van een sector waar de werkdruk in «normale» tijden vaak ook al fors is. Waar we verlichting kunnen brengen, moeten we dat niet nalaten, ook met het oog op de lange termijn.

Extra hulp voor de klas

Om bij te dragen aan verlichting voor schoolteams en de onderwijscontinuïteit zo goed mogelijk te waarborgen, heeft het kabinet € 210 miljoen vrijgemaakt voor extra personele inzet in de klas en op school. Hiermee kunnen scholen extra bevoegd personeel inzetten als vervanging nodig is als gevolg van corona, maar ook extra ondersteunende en logistieke inzet de school binnenhalen, voor bijvoorbeeld schoonmaak of bevordering van de naleving van maatregelen. Deze inzet moet eraan bijdragen om de druk op schoolteams terug te dringen. Met de sectorraden ben ik bezig met de uitwerking van een regeling, de inzet hierbij is om de voorschriften simpel en toegankelijk te houden, zodat scholen er snel gebruik van kunnen maken.

Inhaal- en ondersteuningsprogramma’s, extra devices

Naast de bovengenoemde middelen is er met € 282 miljoen aan middelen voor gezorgd dat alle aanvragen van scholen voor inhaal- en ondersteuningsprogramma’s die aan de voorwaarden voldoen, gehonoreerd worden. Als eerder genoemd is ook aanvullend € 3 miljoen beschikbaar om extra devices beschikbaar te stellen aan schoolbesturen voor leerlingen die thuis niet over de juiste digitale middelen beschikken, in aanvulling op de 15.000 devices die eerder dit jaar zijn verstrekt.

Regeling ventilatie in scholen 1 januari van kracht

Over de Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen (SUVIS) heb ik de Kamer reeds op 1 oktober geïnformeerd.3 Deze regeling wordt uiterlijk op 30 november gepubliceerd door de Minister van BZK. Het betreft een wijziging op een bestaande regeling, om gerichter te werken aan de ventilatie in schoolgebouwen. Deze wijziging kostte meer tijd dan aanvankelijk voorzien, maar treedt in werking op 1 januari 2021. Op dat moment komt € 100 miljoen beschikbaar vanuit het Rijk. Schoolbesturen kunnen via de gemeente aanspraak maken op subsidie voor de verbetering van ventilatie. Schoolbesturen kunnen voor deze tijd al wel aan de slag: de minimale wettelijke eisen en aanvullende richtlijnen zijn bekend, hiernaast staat de regeling toe dat projecten met een start vanaf 1 oktober 2020 al in aanmerking kunnen komen voor deze subsidie. De regeling gaat uit van 30% subsidie door het Rijk, en 70% cofinanciering door gemeenten en schoolbesturen. De overige toegezegde € 260 miljoen wordt beschikbaar gesteld na afronding van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Onderwijshuisvesting.

Goede en praktische informatievoorziening blijft van belang

In de afgelopen weken zijn de servicedocumenten voor het funderend onderwijs en de protocollen van de sectoren herzien, met het oog op praktische toepasbaarheid en concreet handelingsperspectief voor scholen. Hierbij wordt waar toepasselijk verwezen naar de beschikbare handreikingen op lesopafstand.nl, dat sinds vorige maand vernieuwd en versterkt is. Via deze site is het nog altijd mogelijk om advies van experts in te winnen via het loket, over een veelheid aan onderwerpen, zoals de organisatie van het onderwijs, hybride onderwijs en privacyvraagstukken, maar ook over de aandacht die nodig is voor zorgleerlingen en kwetsbare leerlingen in tijden van corona.

4. Tot slot

Schoolteams in het hele land blijven noest doorzetten om leerlingen zo goed mogelijk onderwijs te geven, zodat ze in de toekomst hun kansen kunnen pakken in de samenleving, in weerwil van de ingewikkelde tijd waarin we nu leven. Dat doen ze met doorzettingsvermogen, veerkracht en hart voor de zaak. Dat motiveert mij om ook mijn aandeel bij te dragen, en me elke dag in te blijven zetten voor het funderend onderwijs.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven