De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel 4, onderdeel A, wordt aan onderdeel e voor de punt toegevoegd «, waarvan
alle uitgaven steeds tevens als uitgaven en ontvangsten worden opgenomen in de betrokken
departementale begrotingen».
Toelichting
Dit amendement en het amendement van de indieners onder Kamerstukken 35 570 XIX over dit onderwerp, strekken ertoe gezamenlijk te regelen dat alle uit het Nationaal
Groeifonds vloeiende gelden verlopen via de andere begrotingen. De betrokken middelen
worden hierdoor dus via deze begroting steeds toegevoegd aan een andere begroting.
Dit wordt daartoe via dit amendement uitdrukkelijk genoemd in het betrokken artikel
in de Comptabiliteitswet 2016, en via het andere amendement in het betrokken begrotingswetsvoorstel
zelf.
Investeringen uit het Nationaal Groeifonds zullen in de huidige opzet budgettair aan
andere begrotingen overgeheveld worden op het moment dat er een inhoudelijke aansluiting
is tussen deze investeringen en reeds bestaande onder deze andere begrotingen vallende
begrotingsartikelen. In dat geval wordt op de ontvangende begroting een ontvangst
vanuit het Nationaal Groeifonds zichtbaar, waar de daadwerkelijke investeringsuitgave
tegenover staat. Als deze route gevolgd wordt, bestaat het budgetrecht van de Kamer
niet alleen uit een oordeel vooraf ten aanzien van de drie plafonds van verplichtingen
en (eventuele) wijzigingen van deze plafonds, maar ook het oordeel «achteraf», dat
betrekking heeft op het al dan niet budgettair goedkeuren van reeds aangewezen projecten
waarin vanuit het Groeifonds via andere begrotingen geïnvesteerd wordt.
In andere gevallen zullen uitgaven volgens de regering direct uit de non-departementale
begroting van het Nationaal Groeifonds vloeien. In dat geval is het budgetrecht van
de Kamer beperkt tot het vooraf goedkeuring geven op de begrotingsartikelen van het
Nationaal Groeifonds en het (eventueel) goedkeuren van plafondwijzigingen van deze
drie artikelen. De Kamer heeft dus niet bij alle uit het Nationaal Groeifonds voortvloeiende
gelden hetzelfde budgetrecht. De fondsbeheerders (de Ministers van EZK en Financiën)
bezien per geval welke budgettaire route het meest voor de hand ligt.
Wat de ondergetekenden betreft ontstaat er door de gekozen opzet een onwenselijke
situatie. Deze onwenselijkheid is primair gelegen in het beperkte budgetrecht van
de Kamer als gelden direct uit de begroting van het Nationale Groeifonds naar projecten
vloeien. Het is goed mogelijk dat relatief grote bedragen op deze wijze geïnvesteerd
zullen worden. Binnen de kaders van de hoofdlijnen die de Kamer in dat geval goedkeurt
zijn allerlei politiek gekleurde keuzes mogelijk waarover de Kamer geen budgetrecht
meer heeft.
Het belang van het te allen tijde borgen van voldoende budgetrecht voor de Kamer overstijgt
het belang van de eventuele uitvoeringstechnische vraag die zouden kunnen ontstaan
als besloten dient te worden via welke begrotingsartikelen van andere begrotingen
investeringen gedesaldeerd dienen te worden.
Er is voor gekozen dit amendement vorm te geven als aanvulling op het voorgestelde
artikel 2.1, vijfde lid, onderdeel e van de Comptabiliteitswet, waarbij in de vormgeving
aansluiting is gezocht bij onderdeel b van hetzelfde artikellid. Alle Groeifonds-investeringen
zullen daarmee, nadat ze door de regering op basis van adviezen zijn uitgekozen, ter
goedkeuring in incidentele suppletoire begrotingen aan de Kamer worden voorgelegd.
Zo wordt geborgd dat de Kamer in alle gevallen, en niet enkel als de fondsbeheerders
dit inhoudelijk passend vinden, een gedegen verankerd budgetrecht heeft.
Tot slot hechten de ondergetekenden er belang aan te benadrukken dat de voorgestelde
wijziging niets af doet aan de gehanteerde systematiek ten aanzien van de 100% eindejaarsmarge.
Alle nog niet aan projecten toegekende gelden blijven immers op de non-departementale
begroting van het Nationaal Groeifonds staan.
Snels Van der Lee