35 554 Wijziging van de Mediawet 2008 met het oog op de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep

A BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2020

Hierbij stuur ik u een brief inzake bovengenoemd wetsvoorstel, dat op dit moment aanhangig is in de Tweede Kamer.

Ik bericht u daarover, omdat spoedige behandeling van dit wetsvoorstel van belang is, gelet op de formele voorbereidingshandelingen die (aspirant) omroepen moeten verrichten ter voorbereiding op het ingaan van de nieuwe concessieperiode. Hoewel de behandeling in de Tweede Kamer nog niet is afgerond, leek het me opportuun bij uw Kamer hiervoor alvast aandacht te vragen. Ik hoop dat uw Kamer bereid is om bij de voorbereiding van haar agenda met de noodzaak tot spoedige behandeling van dit wetsvoorstel rekening te houden.

Het wetsvoorstel is aangekondigd in de Visiebrief van het kabinet over de publieke omroep.1 Een belangrijke wijziging uit de Visiebrief is de verlaging van het minimumaantal leden dat is vereist voor aspirant omroeporganisaties die een gewone erkenning willen verkrijgen, van 150.000 naar 50.000 leden. De huidige ledeneis van 150.000 is voor de huidige aspirant omroepen geen realistische opgave.

De concessie en erkenningen voor de landelijke publieke omroep die op dit moment gelden, lopen af op 31 december 2021. De wettelijk voorgeschreven voorbereidingshandelingen voor de nieuwe concessie en erkenningen zijn nu al aan de orde. Zo dienen de erkenningaanvragen van omroeporganisaties te zijn ingediend vóór 1 februari 2021.

Ten behoeve van een ordelijke gang van zaken bij de voorbereidingshandelingen en het mogelijk maken van toepassing van de nieuwe voorschriften voor de nieuwe concessie- /erkenningperiode is voortvarende behandeling van het wetsvoorstel in uw Kamer gewenst.

Ik heb de Tweede Kamer gevraagd om de behandeling van het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk af te ronden, zodat een ordentelijke behandeling in uw Kamer mogelijk is.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken II 20118/19, 32 827, nr. 157.

Naar boven