Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 12 augustus 2020 en het nader rapport d.d. 21 augustus 2020, aangeboden aan de
Koning door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het advies
van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 8 juli 2020, no. 2020001357,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 12 augustus 2020, No. W04.20.0224/I, bied ik U hierbij aan.
Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2020, no. 2020001357, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering
van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van het tot wijziging
van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers onder meer in verband met de harmonisering
van het partnerpensioen en het wezenpensioen met de regelingen voor het overheidspersoneel
alsmede tot wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen
leden Eerste Kamer, de Wet rechtspositie Ministers en Staatssecretarissen, de Wet
rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, de Wet schadeloosstelling,
uitkering en pensioen leden Europees Parlement, de Gemeentewet en de Provinciewet
betreffende de rechtspositie van politieke ambtsdragers, en aanpassing van de Wet
privatisering ABP (Wet aanpassing Appa en enkele andere wetten 2021), met memorie
van toelichting.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel
en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert
de Afdeling dit advies openbaar te maken.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot
het maken van inhoudelijke opmerkingen. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel
van wet en de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren