35 541 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2020 (Vijfde incidentele suppletoire begroting inzake het Steun- en herstelpakket)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 oktober 2020

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 24 september 2020 voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Bij brief van 7 oktober 2020 zijn ze door de Minister van Economische Zaken en Klimaat beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Renkema

De griffier van de commissie, Nava

1

Kan per maatregel worden aangegeven welke eisen en voorwaarden er worden gesteld op het gebied van duurzaamheid?

Antwoord

Vanwege het grote aantal aanvragen zijn de steunmaatregelen voor het bedrijfsleven zo veel mogelijk generiek vormgegeven. Het doel van de maatregelen is om in de kern gezonde bedrijven te steunen en banen te behouden. Het ligt dan ook niet voor de hand dat door de coronacrisis getroffen ondernemingen aan hogere maatschappelijke verwachtingen moeten voldoen dan ondernemingen die niet zijn getroffen. Daar komt bij dat de beoordeling van aanvullende duurzaamheidsvoorwaarden op bedrijfsniveau zou moeten plaatsvinden. Dit zou een te grote belasting voor de uitvoeringsorganisaties betekenen en kunnen leiden tot tragere uitbetaling aan bedrijven.

2

Wanneer ontvangt de Kamer de eerste in het wetgevingsoverleg over de tweede en derde incidentele suppletoire begrotingen EZK inzake Noodpakket banen en economie op 18 mei 2020 toegezegde periodieke rapportage over het aantal kredietafwijzingen door banken, samengesteld door de Nederlandse Vereniging van Banken en mkb-organisaties als MKB-Nederland en Ondernemend Nederland?

Antwoord

In oktober ontvangt de Kamer de eerste periodieke rapportage over het aantal kredietafwijzingen naar aanleiding van vraag 6 van de vragen ingezonden op 23 juni 2020 door de leden Amhaouch en Slootweg (CDA) aan de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de berichten «Banken zijn 180.000 ondernemers en consumenten tegemoetgekomen» en «Bedrijven bij nieuwe bank krijgen geen krediet».

3

Hoeveel bedrijven hebben naar verwachting meer ondersteuning nodig dan het maximale subsidiebedrag van € 90.000 per drie maanden in TVL 2.0?

Antwoord

De huidige globale raming is dat circa 3.000 bedrijven op basis van de berekeningsmethode van de TVL aanspraak zouden maken op een subsidie hoger dan € 90.000. Deze grens komt overeen met een jaaromzet van ongeveer

€ 5 mln.

4

Wat zijn de effecten van de gekozen referentieperiode (Q4 2019) in de TVL 2.0 voor seizoensbedrijven die juist in deze wintermaanden geen of weinig omzet hebben? Hoeveel bedrijven raakt dit en in welke sectoren?

Welke van deze sectoren kunnen in het steun- en herstelpakket op dit moment nog niet rekenen op aanvullende sectorale steun?

Wat zijn de budgettaire, juridische en uitvoeringstechnische (on)mogelijkheden om op basis van een geheel jaar (maart 2019 – maart 2020) een maandgemiddelde te nemen als referentieomzet voor de TVL 2.0?

Antwoord

Bij de totstandkoming van de TVL 1.0 in juni is besloten om de methodiek ter bepaling van de referentieomzet zo zuiver mogelijk te houden en dat is in de TVL 2.0 vastgehouden. De TVL loopt tot en met juni 2021, waarmee er jaarrond TVL beschikbaar is. De omzetderving wordt, behalve voor startende ondernemers, vastgesteld op basis van dezelfde periode in 2019. Seizoensgebonden ondernemers profiteren in het hoogseizoen optimaal van deze methodiek. In het laagseizoen zullen ze door deze methodiek echter geen of minder subsidie ontvangen. Hun referentieomzet in het laagseizoen is immers beperkt of nul.

Seizoenspieken in de zomermaanden komen voornamelijk voor in de horeca, recreatiesector en evenementenindustrie. Het is moeilijk na te gaan hoeveel bedrijven voor hun jaaromzet volledig afhankelijk zijn van de zomermaanden. De afhankelijkheid van seizoenspieken zal per individuele ondernemer echter verschillen.

Het uitgangspunt van het Steun- en herstelpakket is dat het generieke steun verleent, waarbij voor de zwaar getroffen sectoren de TVL is opgenomen. Een deel van de bedrijven in deze sectoren heeft een seizoenskarakter.

Het aanpassen van de TVL-rekenmethode (voor seizoensgebonden sectoren) ter vaststelling van de referentieomzet op basis van maandgemiddelde op jaarbasis zal uiterst nadelig uitpakken voor seizoensgebonden ondernemers die juist in het na-en voorjaar hun seizoenspiek ervaren. Deze ondernemers hebben in TVL 1.0 (vanaf juni jl.) immers geen of weinig subsidie ontvangen. Door aanpassing van de rekenmethode zal de tegemoetkoming in het najaar en voorjaar voor hen tegenvallen. Deze omgekeerde seizoensproblematiek heeft bijvoorbeeld gevolgen voor kerstmarkten, en de detailhandel en evenementen die binnen plaatsvinden. Naast deze onwenselijke uitkomst zal de druk toenemen op de uitvoering als in deze fase besloten wordt de methodiek aan te passen.

5

Waarom is het budget voor de TVL die loopt van 1 juni tot en met 30 september 2020 (TVL 1.0) verlaagd?

Antwoord

De verlaging betreft een bijstelling in verband met lagere verwachte uitgaven dan oorspronkelijk geraamd. De verwachting is gebaseerd op de realisatie tot op dit moment. Na het sluiten van de regeling wordt de definitieve uitputting bepaald.

6

Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de voortdurende monitoring van de uitwerking van het pakket van generieke crisismaatregelen voor diverse economische actoren?

Antwoord

EZK heeft, samen met het CBS en verschillende uitvoeringsorganisaties zoals RVO, een integrale monitoring van de (EZK) steunmaatregelen opgezet om in kaart te brengen welk type bedrijf gebruik maakt van de regelingen.

Aan de lijsten met aanvragende bedrijven die worden geleverd door uitvoeringsinstanties voegt het CBS achtergrondinformatie over deze bedrijven toe. Zodoende krijgen we inzicht in de bedrijfskenmerken (zoals leeftijd en werkgelegenheid), maar ook over hoe het de bedrijven vergaat. De gebruikers van de steunmaatregelen kunnen we ook vergelijken met een referentiegroep uit de doelgroep van de regelingen (omzet, productiviteit, werkgelegenheid, solvabiliteit, faillissementen e.d.).

Het CBS heeft inmiddels vier keer hierover gepubliceerd. Naast deze CBS-rapportage wordt ook het thema «Corona en het bedrijvenbeleid» op de website bedrijvenbeleidinbeeld.nl frequent geactualiseerd. Deze website geeft de cijfermatige verantwoording van artikel 2 van de EZK-begroting. De informatie uit deze monitoring is o.a. ook gebruikt in de kamerbrief over het steun- en herstelpakket.

De Kamer heeft de regering verzocht de (sociaaleconomische) noodpakketten te evalueren en hiervoor concrete handvatten te bieden aangezien door de enorme tijdsdruk niet aan CW3.1 is voldaan. De Minister van Financiën heeft toegezegd om hierover na te denken. Het streven is om voor 1 december de brief die invulling geeft aan de toezegging aan de Kamer te sturen.

7

Waarom is er gekozen om het fondsvermogen van ROM’s te versterken in plaats van deze financiering direct uit te betalen aan innovatieve mkb-ondernemingen?

Antwoord

Het verstrekken van eigen vermogen aan bedrijven vindt bij voorkeur plaats op afstand van de overheid door organisaties die hiervoor zijn toegerust. Door het fondsvermogen van de ROM’s te versterken, worden de ROM’s in staat gesteld om in nieuwe financiersrondes het eigen vermogen van innovatieve mkb-ondernemingen te versterken. Dit sluit goed aan bij de bestaande taken die EZK heeft belegd bij de ROM’s, namelijk het investeren in innovatieve mkb-ondernemingen. De ROM’s hebben ruime ervaring met het analyseren van het markt- en groeipotentieel van bedrijven en beschikken over de expertise om investeringsaanvragen goed te beoordelen. EZK maakt ook bij de uitvoering van de COL-regeling gebruik van deze expertise.

8

Hoeveel van de 800 mkb-ondernemingen die via de ROM's een Corona-Overbruggingslening (COL) hebben ontvangen betreffen innovatieve mkb-ondernemingen en hoeveel betreffen traditionele mkb-ondernemingen? Hoe is de spreiding van deze toegekende COL-leningen over Nederland, met andere woorden hoeveel zijn er per provincie/regio toegekend?

Antwoord

De Corona-Overbruggingslening (COL) onderscheidt vier categorieën aanvragers, met tussen haakjes het percentage van het totaal aantal aanvragen: startups (58%), scale-ups (23%), innovatieve MKB-ondernemingen (15%) en MKB-ondernemingen zonder bancaire financiering (4%).

De landelijke spreiding in aantal aanvragen is als volgt, met tussen haakjes het percentage van het totaal aantal toegekende aanvragen: Noord-Holland (30,8%), Zuid-Holland (18,5%), Noord-Brabant (12,8%), Gelderland/Overijssel (12,3%), Utrecht (10,1%), Friesland/Groningen/Drenthe (5,77%), Limburg (6,03%), Flevoland (1,83%) en Zeeland (1,83%).

Naar boven