35 538 Tijdelijke bepalingen in verband met de inzet van een notificatieapplicatie bij de bestrijding van de epidemie van covid-19 en waarborgen ter voorkoming van misbruik daarvan (Tijdelijke wet notificatieapplicatie covid-19)

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

3 september 2020

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat wettelijke waarborgen worden opgenomen ter voorkoming van misbruik van een bij de bestrijding van de epidemie van covid-19 mogelijk in te zetten notificatieapplicatie dan wel van enig ander vergelijkbaar digitaal middel;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet publieke gezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 6c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6d

  • 1. In het kader van de taak van Onze Minister, bedoeld in artikel 3, eerste lid en artikel 7, eerste lid, en voorts ter ondersteuning van de bron- en contactopsporing, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, ter bestrijding van de epidemie van covid-19, veroorzaakt door het virus SARS-CoV-2 kan een notificatieapplicatie worden ingezet waarmee vroegtijdig zicht kan worden verkregen op een mogelijke infectie met dat virus door bij te houden welke gebruikers in elkaars nabijheid zijn geweest en hen in voorkomende gevallen te waarschuwen over een mogelijke infectie met het virus. Voor zover noodzakelijk kunnen Onze Minister en de gemeentelijke gezondheidsdiensten bij het beheer en de toepassing van deze notificatieapplicatie persoonsgegevens verwerken, waaronder persoonsgegevens over de gezondheid als bedoeld in artikel 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming.

  • 2. In het kader van de notificatieapplicatie worden uitsluitend de volgende gegevens verwerkt:

    • gepseudonimiseerde codes waarmee de nabijheid van gebruikers wordt bijgehouden en gebruikers in voorkomende gevallen worden gewaarschuwd voor een mogelijke infectie met het virus;

    • het pseudo mac-adres van gebruikers;

    • de duur van de nabijheid van gebruikers;

    • de afstand waarbinnen gebruikers in elkaars nabijheid waren;

    • de weging van het risico dat de betreffende gebruiker mogelijk geïnfecteerd is met het virus;

    • het ip-adres van gebruikers;

    • de eerste dag waarop een met het virus geïnfecteerde gebruiker ziekteverschijnselen vertoonde, en

    • een validatiecode die wordt uitgewisseld met de betreffende gemeentelijke gezondheidsdienst zodat wordt gewaarborgd dat alleen de notificatieapplicatie van een daadwerkelijk met het virus geïnfecteerde gebruiker andere gebruikers kan waarschuwen over een mogelijke infectie met het virus.

  • 3. De in het kader van de notificatieapplicatie verwerkte persoonsgegevens:

    • a. worden niet langer bewaard dan noodzakelijk is om gebruikers in voorkomende gevallen te kunnen waarschuwen over een mogelijke infectie met het virus en worden vervolgens onmiddellijk vernietigd;

    • b. zijn beveiligd tegen verlies en onrechtmatige verwerking, en

    • c. worden niet voor andere doeleinden gebruikt dan de bestrijding van de epidemie van covid-19, veroorzaakt door het virus SARS-CoV-2.

  • 4. Onze Minister draagt zorg voor de inrichting en het beheer van de notificatieapplicatie.

  • 5. Onze Minister is verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de notificatieapplicatie.

  • 6. In afwijking van het derde lid is voor de toepassing van de artikelen 12 tot en met 23 en 33 van de Algemene verordening gegevensbescherming de verwerkingsverantwoordelijke de gemeentelijke gezondheidsdienst van de verblijfplaats van betrokkene. De gemeentelijke gezondheidsdienst beslist binnen een maand op een verzoek van betrokkene betreffende de uitoefening van zijn rechten op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming.

  • 7. Onze Minister maakt ten minste de volgende informatie toegankelijk voor de betrokkene:

    • a. de wijze waarop betrokkene bij de gemeentelijke gezondheidsdienst van zijn verblijfplaats een beroep kan doen op zijn rechten op grond van de artikelen 12 tot en met 23 en 33 van de Algemene verordening gegevensbescherming;

    • b. de contactgegevens van de gemeentelijke gezondheidsdienst van de verblijfplaats van betrokkene;

    • c. de wijze waarop betrokkene een klacht kan indienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens;

    • d. de wijze van verwerking van gegevens in het kader van de notificatieapplicatie in beknopte en toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal.

  • 8. Het is verboden een ander te verplichten tot het gebruik van de notificatieapplicatie dan wel enig ander vergelijkbaar digitaal middel. Onder dit verbod valt in ieder geval het gebruik van de applicatie of het middel, het delen van informatie daarvan, of het meedelen van het al dan niet hebben ontvangen van notificaties daarvan, als voorwaarde te stellen voor de toegang tot een gebouw of voorziening, het uitoefenen van arbeid, het gebruik maken van een dienst, de deelname aan enige vorm van intermenselijk contact, of het verkrijgen van enig voordeel.

  • 9. De in het kader van de notificatieapplicatie verwerkte gegevens kunnen worden uitgewisseld met andere lidstaten van de Europese Unie die een vergelijkbare notificatieapplicatie gebruiken indien deze uitwisseling bijdraagt aan het doel vroegtijdig zicht te kunnen verkrijgen op een mogelijke infectie met het virus door bij te houden welke gebruikers in elkaars nabijheid zijn geweest en hen in voorkomende gevallen te waarschuwen over een mogelijke infectie met het virus.

  • 10. Bij algemene maatregel van bestuur wordt in ieder geval de verwerkingsverantwoordelijke aangewezen voor de te onderscheiden delen van de gegevensverwerking die met toepassing van het negende lid plaatsvindt. De voordracht voor deze algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal is overgelegd.

  • 11. Onze Minister draagt ervoor zorg dat het in het tweede lid, onderdeel 6, bedoelde ip-adres van gebruikers zo snel mogelijk wordt gescheiden van de overige gegevens. Teneinde herleidbaarheid uit te sluiten is het verboden dit gegeven voorts aan andere gegevens, waaronder de gegevens bedoeld in het tweede lid, te koppelen.

B

In paragraaf 1 van hoofdstuk VII wordt na artikel 64 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 64bis

  • 1. Met het toezicht op de naleving van artikel 6d, achtste lid, zijn voorts belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Indien de aanwijzing ambtenaren betreft, ressorterende onder een ander ministerie dan dat van Onze Minister, wordt het besluit genomen in overeenstemming met Onze Minister die het mede aangaat.

  • 2. De ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van artikel 6d, achtste lid, verstrekken elkaar uit eigen beweging en desgevraagd de gegevens, waaronder persoonsgegevens over de gezondheid als bedoeld in artikel 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming, die van belang zijn voor de uitoefening van hun toezichthoudende taak.

  • 3. Met de opsporing van het in artikel 67a strafbaar gestelde feit zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES, belast de door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen ambtenaren. Indien de aanwijzing ambtenaren betreft, ressorterende onder een ander ministerie dan dat van Onze Minister of van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, wordt het besluit genomen in overeenstemming met Onze Minister die het mede aangaat.

  • 4. De ambtenaren bedoeld in het tweede lid zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht dan wel de artikelen 185 tot en met 188 en 190 van het Wetboek van Strafrecht BES, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.

  • 5. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid en tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

C

In paragraaf 2 van hoofdstuk VII wordt na artikel 67 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 67a

  • 1. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie wordt gestraft degene die handelt in strijd met artikel 6d, achtste lid.

  • 2. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een overtreding.

ARTIKEL II

  • 1. Met ingang van drie maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet vervallen artikel 6d, artikel 64bis en artikel 67a van de Wet publieke gezondheid.

  • 2. Bij koninklijk besluit kan voor de in het eerste lid genoemde bepalingen of onderdelen daarvan worden bepaald dat zij op een eerder tijdstip vervallen.

  • 3. Bij koninklijk besluit kan voor de in het eerste lid genoemde bepalingen of onderdelen daarvan worden bepaald dat zij op een later tijdstip vervallen, met dien verstande dat dit tijdstip steeds ten hoogste drie maanden na het tijdstip ligt waarop die bepalingen of onderdelen zouden vervallen.

  • 4. De voordracht voor het koninklijk besluit als bedoeld in het tweede of derde lid, wordt niet eerder gedaan dan een week nadat het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal is overgelegd.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

ARTIKEL IV

Deze wet wordt aangehaald als Tijdelijke wet notificatieapplicatie covid-19.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Naar boven