35 529 Machtiging tot oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest International (Machtigingswet oprichting Invest International)

F NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 29 maart 2021

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord en hebben nog enkele nadere vragen.

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking over de Machtigingswet oprichting Invest International. Hierbij ontvangt u – mede namens mijn ambtgenoot van Financiën – de antwoorden op de gestelde vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de PVV:

1. De leden van de PVV-fractie constateren dat in de memorie van antwoord onder nummer 241 de volgende vragen niet zijn beantwoord: Welke Afrikaanse landen hebben wetgeving waarin vereist is dat uitvoering van projecten internationaal worden aanbesteed? En in hoeverre wordt deze wetgeving in de praktijk daadwerkelijk uitgevoerd? Deze leden verzoeken de regering deze vragen alsnog te beantwoorden.

Antwoord:

Het kabinet beschikt niet over een overzicht van aanbestedingswetgeving voor alle landen in Afrika. Er is ook geen overzicht van de mate waarin deze wetgeving in ieder land in de praktijk wordt uitgevoerd. In OESO-kader wordt momenteel gewerkt aan een herziening van de zogenaamde «Methodology for Assessing Procurement Systems», een instrument dat bedoeld is om dergelijke vergelijkingen in de toekomst beter uit te voeren.

Wel zijn er vergelijkende studies uitgevoerd naar aanbestedingswetgeving in ontwikkelingslanden. Dergelijke studies laten zien dat de meeste Afrikaanse landen internationale aanbesteding vereisen voor projecten boven bepaalde grenswaardes. Deze grenswaardes verschillen per land en zijn vastgelegd in nationale wetgeving. Voorbeelden hiervan zijn de «Public Procurement and Disposal of Public Assets Act» in Uganda, de «Public Procurement Act» in Zambia, en de «Public Procurement Act» in Ghana; drie landen waar Nederland met ODA-middelen in het recente verleden projecten heeft gefinancierd. Dergelijke aanbestedingen worden internationaal bekend gemaakt via daarvoor bedoelde websites zoals dgMarket.com (een website waar overheden opdrachten kunnen publiceren) of de VN-website devbusiness.un.org.

Een recent artikel van de Wereldbank naar aanbestedingsvereisten2 laat zien dat de eisen in Afrikaanse landen vergelijkbaar zijn met die in OESO-landen. Zoals ook in OESO-landen het geval is, hebben landen binnen het aanbestedingskader wel specifieke uitzonderingsgronden voorzien, bijvoorbeeld voor spoedprojecten met een humanitaire inslag.

Er zijn wel grote verschillen in hoe de aanbestedingswetgeving in de praktijk wordt toegepast. Graadmeters om dit te toetsen zijn onder meer de Ease of Doing Business Index (van de Wereldbank) en de Corruption Perceptions Index (van NGO Transparency International). Daaruit valt op te maken dat er sprake is van grote verschillen tussen landen in Afrika, bijvoorbeeld dat een aantal landen uit zuidelijk Afrika hier relatief lager op scoort.

Bij publieke infrastructuurprojecten die Nederland met ODA-middelen ondersteunt (bijvoorbeeld bij het programma DRIVE), wordt altijd getoetst of de aanbesteding in lijn is met de OESO-richtlijnen en lokale wet- en regelgeving voor internationale aanbesteding. Indien dit niet het geval is, bijvoorbeeld doordat bij voorbaat buitenlandse partijen worden uitgesloten, wordt aanpassing van de aanbestedingsprocedure als voorwaarde gesteld voor het ontvangen van ondersteuning. Voor dergelijke projecten wordt verder vereist dat meegekeken kan worden op alle aanbestedingsdocumentatie en dat na elke aanbestedingsfase een verklaring van geen bezwaar volgt. Indien deze verklaring niet kan worden afgegeven – bijvoorbeeld omdat de aanbestedingsrichtlijnen onvoldoende worden opgevolgd – wordt de volgende fase van een tender niet ingezet of de volgende tranche van een schenking of lening niet uitbetaald. Daarnaast wordt het merendeel van de tenderuitkomsten van met Nederlandse ODA-middelen mogelijk gemaakte (infrastructuur)projecten door externe bureaus gecontroleerd. Tot slot dient opgemerkt te worden dat Nederlandse ondersteuning altijd rechtstreeks aan de uitvoerende partijen wordt uitbetaald en dus niet via de rekening van lokale overheden loopt. Deze werkwijze zorgt ervoor dat aanbestedingsrisico’s zo veel mogelijk worden beperkt. Invest International zal deze werkwijze ook toepassen.

2. De leden van de PVV-fractie lezen de volgende beantwoording onder nummer 25: «De aandeelhouders hebben geen zeggenschap over individuele investeringsbeslissingen, voor zover de waarde daarvan niet de nader te bepalen statutaire drempelwaardes overstijgen3 Zij vragen de regering wat de waarde is van de statutaire drempelwaardes. Ook verzoeken zij de regering om de statuten te verstrekken.

Antwoord:

In de conceptstatuten van Invest International is een drempelwaarde van € 100 miljoen opgenomen. Voorgenomen investeringen die boven deze drempelwaarde uitkomen dienen ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de aandeelhouders. De statuten worden bij oprichting definitief vastgesteld. De conceptstatuten vindt u bijgevoegd.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag


X Noot
1

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 529, D, blz. 15.

X Noot
2

Zie «Which region regulates procurement the most» (https://blogs.worldbank.org/developmenttalk/which-region-regulates-procurement-most). Dit artikel is weer gebaseerd op een onderzoek van het Amerikaanse National Bureau of Economic Research (https://www.nber.org/papers/w27188).

X Noot
3

Idem, blz. 16.

Naar boven