Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 februari 2021
In deze brief treft u aan onze appreciatie van het amendement van de leden Van den
Berge en Kuiken over de introductie van een hardheidsclausule bij de toepassing van
het taakstrafverbod (Kamerstuk 35 528, nr. 19).
Blijkens de toelichting willen de indieners hiermee mogelijk maken dat de rechter,
in gevallen waarin het taakstrafverbod geldt, toch een taakstraf kan opleggen, bijvoorbeeld
in gevallen waarin een psychiatrisch behandeling nodig wordt geacht of wanneer het
opleggen van een taakstraf de beste waarborgen lijkt te bieden voor behandeling en
begeleiding.
Wij zien reden het amendement te ontraden. Het wetsvoorstel, maar ook de bestaande
regeling van het taakstrafverbod, bieden naar ons oordeel afdoende mogelijkheden voor
het bieden van rechterlijk maatwerk. In gevallen waarin het taakstrafverbod geldt,
kunnen behandeling en begeleiding nog steeds van de sanctie onderdeel zijn. Zowel
in de tenuitvoerlegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als in het verband
van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf, bestaat daarvoor
de noodzakelijke ruimte. Een gevolg van het amendement zou zijn dat in de gevallen
waarin het taakstrafverbod geldt, toch een taakstraf zou kunnen worden opgelegd. In
de mogelijkheden om daarbij sancties te combineren, brengt het amendement echter geen
wijzigingen aan. Dit betekent dat een taakstraf enkel kan worden gecombineerd met
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, óók in de situatie die deze leden voor ogen
hebben en waarvoor de wens bestaat de rechter meer ruimte te bieden om behandeling
en begeleiding onderdeel van de sanctie te laten zijn. Zo bezien heeft het amendement
geen meerwaarde. Daarnaast zijn wij van oordeel dat met een algemene hardheidsclausule
de bedoeling van de wetgever om bij geweld tegen functionarissen met een publieke
taak geen taakstraf op te leggen, te eenvoudig kan worden omzeild. Dit vinden wij
onwenselijk en ook om die reden ontraden wij het amendement.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus