35 526 Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19)

S VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 15 december 2020

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid1, Volksgezondheid, Welzijn en Sport2, Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning3, en Koninkrijksrelaties4 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 november 20205, waarbij hij, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ter uitvoering van artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid een vijftal ministeriële regelingen in nahang aan de Kamer heeft aangeboden.

Naar aanleiding hiervan is op 24 november 2020 een brief gestuurd aan de Minister.

De Minister heeft op 14 december 2020 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID, VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING EN VOOR KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 24 november 2020

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, en Koninkrijksrelaties hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 19 november 20206, waarbij u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ter uitvoering van artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) een vijftal ministeriële regelingen in nahang de Kamer aanbiedt.

Inleiding

De fractieleden van FVD hebben nog enkele vragen naar aanleiding van uw brief.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de ministeriële regelingen ter uitvoering van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Zij hebben daarover enkele vragen.

De leden van de fractie van de PvdA danken u voor het aanbieden, in het kader van een zware nahangprocedure, van de vijf ministeriële regelingen over de maatregelen die ter bestrijding van het covid-19-virus worden genomen. Zij begrijpen dat het met name een beleidsneutrale omzetting betreft van reeds bestaande maatregelen, noodzakelijk geworden door het inwerking treden van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Alleen de reikwijdte van het verplicht dragen van een mondkapje wordt vergroot. Deze leden hebben nog enkele vragen over de regelingen, waarbij zij zoveel mogelijk rekening hebben gehouden met de plaats die de Eerste Kamer inneemt binnen ons democratische bestel.

Vragen en opmerkingen van de leden van de FVD-fractie

De vragen van de FVD-fractieleden concentreren zich op de voorgenomen mondkapjesplicht.

Welke onderbouwing is er nu om onze bevolking te overtuigen over het voordeel van het dragen van mondkapjes? Kunt u uitleggen waarom u en uw wetenschappers eerder mondkapjes absoluut nutteloos vonden, maar deze nu zelfs willen gaan verplichten?

Er is inmiddels veel ervaring wereldwijd in het dragen van mondkapjes. Kunt u aangeven wat de preventieve werking is in het percentage minder coronagevallen? Verwacht u dat percentage ook in Nederland te gaan halen?

Kunt u aangeven waarom er zo nadrukkelijk wordt aangegeven dat onze bevolking uitsluitend niet-medische mondkapjes mag dragen? Klopt het dat u hiermee het niet zo nauw neemt met een optimale preventie? Waarom heeft u hiertoe besloten? En kunt u uitleggen waarom onze bevolking zich niet maximaal mag beveiligen met medische mondkapjes?

Er worden allerlei niet-medische mondkapjes aangeboden, van rommel tot serieus. Hoe gaat u nu onze bevolking helpen en wijzen op de meest veilige mondkapjes? Zijn er inmiddels keurmerken voor de mondkapjes? Welke zijn dat? Goed gebruik van mondkapjes betekent ook meerdere mondkapjes op een dag gebruiken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

Tijdelijke regeling maatregelen covid-19

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 is een beleidsarme omzetting van de maatregelen die thans gelden op basis van de noodverordeningen. Dat dit zo is, betekent naar het oordeel van de leden van de GroenLinks-fractie niet dat de maatregelen niet alsnog onderbouwd dienen te worden, en dat noodzaak, proportionaliteit, subsidiariteit en (verwachte) effectiviteit in de toelichting vermeld zouden moeten worden. Deze leden vinden de toelichting op de regeling op dit punt op zijn zachtst gezegd mager. Er wordt gesteld dat de maatregelen noodzakelijk zijn, en er wordt verwezen naar een OMT7-advies. De leden zouden graag zien dat er per maatregel in de toelichting zelf wordt aangegeven waarom deze noodzakelijk, proportioneel, subsidiair en effectief is. Daarbij zien zij ook graag vermeld wat de criteria zijn waarop beoordeeld zal worden of de maatregel weer kan komen te vervallen, dan wel verlicht kan worden.

Ten aanzien van de veilige afstand is de regeling voor jongeren tot en met 17 jaar in het beroepsonderwijs en hoger onderwijs in verschillende artikelen geregeld, zoals artikel 2.1, eerste lid, onder b, artikel 2.1, tweede lid en (voor beroepsponderwijs) artikel 2.5 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19. De regeling kent uitzondering op uitzondering. Is dit voor de betreffende jongeren voldoende duidelijk? Wat wordt er gedaan om de kenbaarheid van de toepasselijke regelingen te waarborgen?

Voor jongeren onder de 18 jaar geldt in het algemeen geen mondkapjesplicht, maar als zij zich bevinden op scholen voor hoger onderwijs of beroepsonderwijs wel. In de toelichting wordt dit beargumenteerd met de stelling dat het wenselijk is dat op onderwijsinstellingen voor alle leerlingen hetzelfde regime geldt, en dat het merendeel van de leerlingen ouder dan 17 jaar is. Dat gaat voor het wo8 zeker op, maar op het hbo9 en zeker op het mbo10 zullen in het eerste respectievelijk het eerste en tweede jaar van de opleiding veel van de leerlingen nog geen 18 jaar zijn. Wordt wanneer het grootste deel van de klas waarin college/les wordt gevolgd onder de 18 jaar is, nog voldaan aan de criteria van «noodzakelijkheid», «proportionaliteit» en «subsidiariteit»?

Artikel 4.7 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 verbiedt het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholische drank in een publieke plaats. Dit impliceert dat het wel is toegestaan om niet-bedrijfsmatig gratis alcoholische drank te verstrekken. Wat is de ratio om dat niet ook te verbieden?

De mondkapjesplicht in het personenvervoer is in artikel 6.6 van de «algemene» ministeriële regeling terechtgekomen, waarschijnlijk omdat deze regeling de beleidsneutrale omzetting van de al geldende regels is. Ligt het niet meer voor de hand om de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer op te nemen in de ministeriële regeling waarin de mondkapjesplicht wordt geregeld?

Regeling aanvullende mondkapjesverplichtingen covid-19

U constateert – terecht – dat een mondkapjesplicht een inbreuk oplevert op de persoonlijke levenssfeer – een grondrecht. Een dergelijke inbreuk is alleen gerechtvaardigd wanneer er een wettelijke basis is (die is er met de Tijdelijke wet maatregelen covid-19), en wanneer de maatregel noodzakelijk, proportioneel en effectief is. De leden van de GroenLinks-fractie vinden de onderbouwing van noodzaak, proportionaliteit, subsidiariteit en effectiviteit zoals die in de toelichting wordt gegeven, mager. Zij lezen de toelichting aldus dat de noodzaak van het invoeren van een mondkapjesplicht erin is gelegen dat de al bestaande maatregelen niet voldoende zijn om de verspreiding van het virus in te dammen. Wordt hierin een subsidiariteitsoordeel gegeven? Betekent dit dat de mondkapjesplicht als een verdergaande maatregel wordt beschouwd dan de maatregelen die op grond van de algemene Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 worden getroffen? Betekent dat ook dat bij een afschaling van de maatregelen, de mondkapjesplicht als eerste zal worden afgeschaald? Welke criteria worden gehanteerd voor de afschaling? Wanneer is een mondkapjesplicht niet langer noodzakelijk?

Dat andere maatregelen onvoldoende zijn om de verspreiding van het virus in te dammen, kan naar het oordeel van de GroenLinks-fractieleden geen voldoende motivering zijn voor het invoeren van een mondkapjesplicht. Dit zou immers iedere aanvullende maatregel kunnen onderbouwen. Waarom is nu specifiek een mondkapjesplicht noodzakelijk en effectief? Is een mondkapjesplicht afgezet tegen alternatieve aanvullende maatregelen? En hoe moeten de leden de dringende noodzaak tot een mondkapjesplicht duiden in relatie tot het feit dat de plicht niet direct, maar pas op 1 december 2020 ingaat? Hoe dringend is de noodzaak dan nog?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren met tevredenheid dat in de regeling een uitzondering is opgenomen voor mensen die om gezondheidsredenen geen mondkapje kunnen dragen, en ook voor degenen die communiceren met mensen die zijn aangewezen op liplezen. Zij onderschrijven hetgeen door het College voor de Rechten van de Mens is ingebracht over de informatieverstrekking over deze uitzonderingen op de mondkapjesplicht, zowel richting de doelgroep, als richting algemeen publiek, als richting handhavers. Hoe gaat u deze informatieverstrekking vormgeven? In de toelichting wordt gesteld dat personen die zich beroepen op een uitzondering, de ziekte of beperking desgevraagd op enigerlei wijze aannemelijk moeten maken. Kunt u enkele voorbeelden geven hoe zij dit kunnen doen, mede in aanmerking nemend dat niet iedere ziekte of beperking direct waarneembaar is? Hoe verhoudt zich de eis tot het aannemelijk maken van de ziekte of beperking tot de bescherming van bijzondere persoonsgegevens, zoals medische gegevens?

Regelingen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De ministeriële regelingen voor de drie BES11-eilanden kennen de bijzondere constructie dat de gezaghebber op het betreffende eiland de verschillende maatregelen aan en uit kan zetten. Op welke wettelijke grondslag is deze bevoegdheid gebaseerd? In de toelichting op de regelingen verwijst de regering naar artikel 58e, vijfde lid, van de Wpg, maar de leden van de GroenLinks-fractie lezen in dit artikel slechts een grondslag voor de te treffen maatregelen (die kunnen afwijken van de maatregelen in het Europese deel van het Koninkrijk), maar niet voor een bevoegdheid van de gezaghebber de maatregelen aan en uit te zetten. Graag een toelichting.

Artikel 58ca van voornoemde wet kent de mogelijkheid (via een aanwijzing tot een noodverordening) maatregelen te nemen buiten de ministeriële regeling om. Hoe verhoudt deze mogelijkheid zich tot het aan en uit zetten van maatregelen uit de ministeriële regeling? Welke democratische controle is er op het aan en uitzetten van de maatregelen door de gezaghebber?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Kunt u nogmaals helder definiëren wat een publieke plaats is en wat een publieke binnenruimte is? De mondkapjesplicht wordt uitgebreid naar een publieke binnenruimte. Welke vorm van constructie maakt een aan de weg gelegen bushalte een publieke binnenruimte?

De leden kunnen zich goed voorstellen dat er bij velen nog interpretatievragen leven. De realiteit is immers altijd complexer dan in regelingen kan worden voorzien en vervat. Waar kunnen burgers, organisaties en handhavers terecht met interpretatievragen?

Op welke wijze wordt de samenhang tussen de verschillende maatregelen bewaakt, bijvoorbeeld tussen de mondkapjesplicht, de afstandsnorm en de plastic schermen die voor afscheiding tussen personen zorgen? De PvdA-fractieleden nemen voorts aan dat als onderdelen van de regeling moeten worden aangepast of kunnen komen te vervallen, dit per onderdeel en zo spoedig mogelijk zal gebeuren. Zien zij dit goed? Op welke wijze wordt de effectiviteit van de regelingen per onderdeel gemonitord? Op welke wijze wordt het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel dat is opgenomen in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, geborgd en gemonitord?

Op welke wijze wordt de handhaving van de uitgebreide mondkapjesplicht vormgegeven? Wat is de hoogte van de boete die bij het niet voldoen van de plicht zal worden opgelegd? Welke instructie bestaat er, dan wel welke vrijheid heeft de verbalisant bij het al dan niet opleggen van een boete? Als met een waarschuwing wordt volstaan, wordt deze waarschuwing dan ergens genoteerd? Bestaat er een bepaalde termijn waarbinnen het mondkapje opgezet kan worden bij bijvoorbeeld een bushalte zonder het risico op verbaliseren? Wie wordt er verantwoordelijk voor de handhaving van de publieke binnenruimte? Is er een rol weggelegd voor de beheerders van gebouwen of instellingen en, zo ja, welke? Als dit laatste het geval is, vinden deze leden dit een punt van grote zorg. Zij verzoeken u dit goed te motiveren. Overweegt u wijzigingen in de handhaving van de reeds bestaande maatregelen?

Ten aanzien van de mondkapjesplicht vragen de PvdA-fractieleden of de regeling ook van toepassing is op het voortgezet speciaal onderwijs. Op welke wijze geldt de mondkapjesplicht voor mensen met dementie en voor mensen met lichamelijke beperkingen die het dragen van een mondkapje bemoeilijken?

Kunt u er zorg voor dragen dat autisme niet meer wordt genoemd als verstandelijke beperking?

De PvdA-fractieleden zijn blij dat voor de BES per eiland een aparte regeling is gemaakt. Dit doet recht aan het relevante verschil dat er tussen de drie eilanden bestaat, alsmede aan het verschil dat er tussen deze eilanden en Europees Nederland bestaat. Deze leden gaan ervan uit dat de regeling is gemaakt in samenspraak met de gedeputeerden en de gezaghebbers, dan wel de regeringscommissaris van een van de drie eilanden. Zien zij dit juist? Op welke wijze zijn de eilandsraden betrokken bij de totstandkoming van de regelingen en welke invloed kunnen zij nog op de regeling uitoefenen na inwerkingtreding? Zijn de leden van de eilandsraden vooraf geïnformeerd over de regelingen, zodat zij eventuele zorgen of bezwaren tijdig met leden van het nationale parlement hebben kunnen delen? Landelijke parlementaire controle op deze korte termijn maakt inbreng van de bijzondere omstandigheden van ieder van deze eilanden op landelijk niveau immers zeer moeilijk.

Tot slot

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, en Koninkrijksrelaties zien uw reactie – bij voorkeur voor 4 december 2020 – met belangstelling tegemoet.

De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontvangen een afschrift van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.A.M. Adriaansens

Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/ Algemene Zaken en Huis van de Koning, B.O. Dittrich

Voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, P. Rosenmöller

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2020

In antwoord op uw brief van 24 november 2020, nr. 167290.141u, deel ik u, mede namens mijn ambtgenoten van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede dat uw vragen over de ministeriële regelingen worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Vragen en opmerkingen van de leden van de FVD-fractie

De vragen van de FVD-fractieleden concentreren zich op de voorgenomen mondkapjesplicht. Welke onderbouwing is er nu om onze bevolking te overtuigen over het voordeel van het dragen van mondkapjes? Kunt u uitleggen waarom u en uw wetenschappers eerder mondkapjes absoluut nutteloos vonden, maar deze nu zelfs willen gaan verplichten? Er is inmiddels veel ervaring wereldwijd in het dragen van mondkapjes. Kunt u aangeven wat de preventieve werking is in het percentage minder coronagevallen? Verwacht u dat percentage ook in Nederland te gaan halen?

Antwoord

Een mondkapjesplicht en het grootschalig dragen van mondkapjes is niet dé oplossing tegen de verspreiding van het virus. Net als bij andere individuele maatregelen, is het lastig concreet te maken wat het effect van specifiek deze maatregel is op de verspreiding van het virus. Er was terughoudendheid bij het invoeren van een mondkapjesplicht vanwege mogelijke schijnveiligheid die zou kunnen optreden. Voortschrijdend inzicht, onder andere door de experimenten met de mondkapjesplicht in Amsterdam en Rotterdam, laat zien dat mensen met een mondkapje de andere maatregelen niet slechter naleven.

Alles in ogenschouw nemende komt het WHO tot de conclusie dat mondkapjes voor publiek gebruik een essentiële maatregel is als onderdeel van een breder maatregelenpakket. Ook het OMT schrijft op 13 oktober dat als aanvulling op de inperkende maatregelen aan de bron (thuis blijven bij klachten, quarantaine, etc.) en daarna de collectieve maatregelen (geen handen schudden, afstand houden, hygiëne, etc.), mondkapjes het kleine restrisico dat blijft bestaan, kunnen afdekken. De Tweede Kamer heeft daarom tijdens het debat op 30 september aangedrongen op het gebruik van mondkapjes in publieke binnenruimten.

Het dringende advies om een mondkapje te dragen levert in de praktijk onduidelijkheid op. Wel wordt het advies in de praktijk steeds beter opgevolgd; een plicht draagt eraan bij dat het deel (een derde) van de mensen dat nog geen opvolging geeft aan het advies hier alsnog toe over gaan. Onduidelijkheid in algemene zin doet afbreuk aan het draagvlak voor maatregelen in bredere zin.

Een mondkapjesplicht bemoedigt de mensen die van goede wil zijn, maakt handhaving van deze maatregelen mogelijk en draagt er aan bij dat, net als in de landen om ons heen, het dragen van een mondkapje onderdeel wordt van de leefregels voor corona. Ook internationaal is het dragen van een mondkapje altijd onderdeel van een breder pakket aan maatregelen. Met de mondkapjesplicht willen we kortom – ook op aandringen van het OMT – voor ondubbelzinnige duidelijkheid zorgen: draag een mondkapje. In deze ongekende crisis kunnen alle beetjes helpen.

Kunt u aangeven waarom er zo nadrukkelijk wordt aangegeven dat onze bevolking uitsluitend niet-medische mondkapjes mag dragen? Klopt het dat u hiermee het niet zo nauw neemt met een optimale preventie? Waarom heeft u hiertoe besloten? En kunt u uitleggen waarom onze bevolking zich niet maximaal mag beveiligen met medische mondkapjes? Er worden allerlei niet-medische mondkapjes aangeboden, van rommel tot serieus. Hoe gaat u nu onze bevolking helpen en wijzen op de meest veilige mondkapjes? Zijn er inmiddels keurmerken voor de mondkapjes? Welke zijn dat? Goed gebruik van mondkapjes betekent ook meerdere mondkapjes op een dag gebruiken.

Antwoord

Zoals in bovenstaand antwoord wordt benadrukt, vormen mondkapjes een aanvullende maatregel om het restrisico op besmetting dat blijft bestaan af te dekken. Om consumenten te helpen bij het kiezen en goed gebruiken van een mondkapje voor publiek gebruik is de NEN gevraagd de NEN-spec te herzien. In deze specificatie staat uitgelegd waar mondkapjes voor publiek gebruik aan moeten voldoen en hoe consumenten ze goed en veilig gebruiken (zoals: na elk gebruik wassen of bij het restafval gooien). De toegevoegde waarde van een medisch mondneusmasker ten opzichte van een (geschikt) mondkapje is gering bij regulier gebruik door burgers. Het is niet verboden om een medisch mondneusmasker te gebruiken. Om de burger verder te helpen in de keuze voor een mondkapje loopt op dit moment – in navolging van de herziene versie van de nen-specificatie – een traject voor een certificatieschema. Dit moet leiden tot een keurmerk.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

Tijdelijke regeling maatregelen covid-19

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 is een beleidsarme omzetting van de maatregelen die thans gelden op basis van de noodverordeningen. Dat dit zo is, betekent naar het oordeel van de leden van de GroenLinks-fractie niet dat de maatregelen niet alsnog onderbouwd dienen te worden, en dat noodzaak, proportionaliteit, subsidiariteit en (verwachte) effectiviteit in de toelichting vermeld zouden moeten worden. Deze leden vinden de toelichting op de regeling op dit punt op zijn zachtst gezegd mager. Er wordt gesteld dat de maatregelen noodzakelijk zijn, en er wordt verwezen naar een OMT-advies. De leden zouden graag zien dat er per maatregel in de toelichting zelf wordt aangegeven waarom deze noodzakelijk, proportioneel, subsidiair en effectief is. Daarbij zien zij ook graag vermeld wat de criteria zijn waarop beoordeeld zal worden of de maatregel weer kan komen te vervallen, dan wel verlicht kan worden.

Antwoord

Wij hebben begrip voor deze opmerking van de leden van de GroenLinks-fractie. We verwijzen naar het antwoord op de gestelde vragen door de leden van de PvdA-fractie op welke wijze we invulling geven aan de noodzakelijkheid, proportionaliteit, subsidiariteit en effectiviteit van de maatregelen.

Ten aanzien van de veilige afstand is de regeling voor jongeren tot en met 17 jaar in het beroepsonderwijs en hoger onderwijs in verschillende artikelen geregeld, zoals artikel 2.1, eerste lid, onder b, artikel 2.1, tweede lid en (voor beroepsponderwijs) artikel 2.5 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19. De regeling kent uitzondering op uitzondering. Is dit voor de betreffende jongeren voldoende duidelijk?

Antwoord

Om duidelijk te maken welke regels gelden, zijn de bepalingen over de veilige afstandsnorm zoveel mogelijk opgenomen in één hoofdstuk (hoofdstuk 2).

Voor studenten en leerlingen zijn de bepalingen opgenomen in twee artikelen. Wij menen dat dit voldoende overzichtelijk is. De communicatie hierover wordt ook specifiek gericht op deze doelgroep.

Wat wordt er gedaan om de kenbaarheid van de toepasselijke regelingen te waarborgen?

Antwoord

Op mbo-scholen, hogescholen en universiteiten geldt voor alle studenten hetzelfde regime, waarover helder gecommuniceerd wordt met studenten. Juist doordat voor alle studenten hetzelfde regime geldt, is de kenbaarheid van toepasselijke regelingen goed te communiceren door de onderwijsinstellingen. Dat zou niet goed mogelijk zijn als verschillende regimes zouden gelden, afhankelijk van de leeftijd van studenten. Bovendien zou uitvoering van verschillende regimes vrijwel onmogelijk zijn, omdat studenten, ook in het eerste jaar, vrijwel nooit allemaal jonger dan 18 zijn. Landelijk wordt de veilige afstandsnorm in het mbo en ho overigens ook eenduidig gecommuniceerd, via de servicedocumenten mbo en ho en de FAQ’s op rijksoverheid.nl.

Onderwijsinstellingen zelf communiceren over wat de regels zijn en waarom deze er zijn onder andere via hun websites, in directe berichtgeving naar studenten, fysiek in de gebouwen, in communicatie van docenten naar studenten en door inzet van social-media.

Voor jongeren onder de 18 jaar geldt in het algemeen geen mondkapjesplicht, maar als zij zich bevinden op scholen voor hoger onderwijs of beroepsonderwijs wel. In de toelichting wordt dit beargumenteerd met de stelling dat het wenselijk is dat op onderwijsinstellingen voor alle leerlingen hetzelfde regime geldt, en dat het merendeel van de leerlingen ouder dan 17 jaar is. Dat gaat voor het wo zeker op, maar op het hbo en zeker op het mbo zullen in het eerste respectievelijk het eerste en tweede jaar van de opleiding veel van de leerlingen nog geen 18 jaar zijn. Wordt wanneer het grootste deel van de klas waarin college/les wordt gevolgd onder de 18 jaar is, nog voldaan aan de criteria van «noodzakelijkheid», «proportionaliteit» en «subsidiariteit»?

Antwoord

De mondkapjesplicht geldt voor iedereen vanaf 13 jaar. Dat betekent dat ook voor studenten die nog geen 18 jaar zijn geen nieuwe verplichting wordt ingesteld.

Artikel 4.7 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 verbiedt het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholische drank in een publieke plaats. Dit impliceert dat het wel is toegestaan om niet-bedrijfsmatig gratis alcoholische drank te verstrekken. Wat is de ratio om dat niet ook te verbieden?

Antwoord

Met dit artikel is beoogd een verbod in te stellen voor het verkopen, commercieel te verstrekken of commercieel op enige andere wijze aan te bieden van alcoholhoudende drank. In combinatie met artikel 6.9 is het daarnaast verboden op openbare plaatsen tussen 20.00 en 06.00 alcoholhoudende drank voor consumptie gereed te hebben of te nuttigen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat alcoholconsumptie op publieke en openbare plaatsen niet mogelijk is in de genoemde uren. Niet bedrijfsmatig verstrekte gratis alcohol kan dan ook niet geconsumeerd op openbare plaatsen tussen de genoemde uren, hiervoor is gekozen omdat alcohol invloed heeft op de naleving van de maatregelen.

De mondkapjesplicht in het personenvervoer is in artikel 6.6 van de «algemene» ministeriële regeling terechtgekomen, waarschijnlijk omdat deze regeling de beleidsneutrale omzetting van de al geldende regels is. Ligt het niet meer voor de hand om de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer op te nemen in de ministeriële regeling waarin de mondkapjesplicht wordt geregeld?

Antwoord

Zoals ook door de leden van de GroenLinks-fractie aangegeven, bevat de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 een beleidsneutrale vertaling van de maatregelen in de noodverordeningen die met de inwerkingtreding van de wet zijn ingetrokken. Om die reden zijn de verschillende nieuwe mondkapjesverplichtingen inderdaad in een aparte wijzigingsregeling opgenomen. De mondkapjesverplichting in het openbaar vervoer is geen nieuwe maatregel. Deze verplichting was ook opgenomen in de noodverordening. Voorgaande heeft ertoe geleid dat de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer in de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 is opgenomen. Wel willen wij erop wijzen dat ook de andere mondkapjesverplichtingen uit de Regeling aanvullende mondkapjesverplichtingen covid-19 onderdeel uit zullen gaan maken van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19. De Regeling aanvullende mondkapjesverplichtingen covid-19 is namelijk vormgegeven als wijzigingsregeling van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19. Dit betekent dat de mondkapjesverplichtingen als nieuw hoofdstuk ingevoegd zullen worden in de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19. Dit heeft tot gevolg dat de mondkapjesverplichting in het vervoer wel in een ander hoofdstuk is opgenomen dan de andere mondkapjesverplichtingen, maar niet in een andere ministeriële regeling. Deze systematiek sluit echter aan bij de keuze om de bepalingen over personenvervoer zoveel mogelijk in één paragraaf op te nemen, om verspreiding van de desbetreffende bepalingen door de regelingen te voorkomen.

Regeling aanvullende mondkapjesverplichtingen covid-19

U constateert – terecht – dat een mondkapjesplicht een inbreuk oplevert op de persoonlijke levenssfeer – een grondrecht. Een dergelijke inbreuk is alleen gerechtvaardigd wanneer er een wettelijke basis is (die is er met de Tijdelijke wet maatregelen covid-19), en wanneer de maatregel noodzakelijk, proportioneel en effectief is. De leden van de GroenLinks-fractie vinden de onderbouwing van noodzaak, proportionaliteit, subsidiariteit en effectiviteit zoals die in de toelichting wordt gegeven, mager. Zij lezen de toelichting aldus dat de noodzaak van het invoeren van een mondkapjesplicht erin is gelegen dat de al bestaande maatregelen niet voldoende zijn om de verspreiding van het virus in te dammen. Wordt hierin een subsidiariteitsoordeel gegeven? Betekent dit dat de mondkapjesplicht als een verdergaande maatregel wordt beschouwd dan de maatregelen die op grond van de algemene Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 worden getroffen?

Antwoord

Gelet op de huidige stand van de epidemie wordt een mondkapjesplicht als een noodzakelijke aanvulling gezien op het maatregelenpakket. Al die maatregelen samen zorgen ervoor dat de besmettingen dalen. De mondkapjesplicht wordt dan ook niet als een verdergaande maatregel beschouwd dan de maatregelen op grond van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, maar als een van de maatregelen die ervoor zal zorgen dat het aantal besmettingen (sneller) zullen dalen. Elke maatregel wordt als een wezenlijk onderdeel gezien van het maatregelenpakket.

Betekent dat ook dat bij een afschaling van de maatregelen, de mondkapjesplicht als eerste zal worden afgeschaald? Welke criteria worden gehanteerd voor de afschaling? Wanneer is een mondkapjesplicht niet langer noodzakelijk?

Antwoord

De mondkapjesplicht betreft een basismaatregel. Periodiek zal de proportionaliteit van deze maatregel getoetst worden. Hierbij nemen we in ogenschouw welke bijdrage de mondkapjesplicht kan hebben in de actuele situaties (denk aan aantal besmettelijke personen, drukte op publieke plaatsen, mate van compliance). Wel acht ik het voor de duidelijkheid voor iedereen – ook in de uitvoering – dat het niet werkbaar is als de mondkapjesplicht telkens «aan en uit» wordt gezet. Dit zal bij de periodieke afweging afgezet moeten worden tegen de beperking die de plicht oplevert, evenals andere relevante factoren.

Dat andere maatregelen onvoldoende zijn om de verspreiding van het virus in te dammen, kan naar het oordeel van de GroenLinks-fractieleden geen voldoende motivering zijn voor het invoeren van een mondkapjesplicht. Dit zou immers iedere aanvullende maatregel kunnen onderbouwen. Waarom is nu specifiek een mondkapjesplicht noodzakelijk en effectief? Is een mondkapjesplicht afgezet tegen alternatieve aanvullende maatregelen? En hoe moeten de leden de dringende noodzaak tot een mondkapjesplicht duiden in relatie tot het feit dat de plicht niet direct, maar pas op 1 december 2020 ingaat? Hoe dringend is de noodzaak dan nog?

Antwoord

Samen met de Tweede Kamer zijn we in het debat van 30 september jl. tot de conclusie gekomen om het publiek dringend te adviseren een mondkapje voor publiek gebruik te dragen. Dit dringende advies leverde in de praktijk te veel onduidelijkheid op, zoals ik hierboven schreef. Daarom geldt er per 1 december wél een plicht om een mondkapje te dragen. Deze plicht gaat vanaf dit moment in, omdat wij samen met alle betrokken partijen deze plicht zorgvuldig heb willen uitwerken en vastleggen in de ministeriële regeling en tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de wet als verplichting wilden communiceren.

Een mondkapjesplicht kan een bijdrage leveren in combinatie met andere maatregelen. Het aantal besmettelijke personen is nog steeds hoog. We zien op publieke plekken soms drukte. In die situatie kan een mondkapjesplicht een goede functie hebben. De mondkapjesplicht is zeker gerelateerd aan andere maatregelen en werkt juist in combinatie daarmee. Het is een maatregel met relatief weinig ingrijpende consequenties en weinig kosten. Bovendien is er draagvlak voor deze maatregel.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren met tevredenheid dat in de regeling een uitzondering is opgenomen voor mensen die om gezondheidsredenen geen mondkapje kunnen dragen, en ook voor degenen die communiceren met mensen die zijn aangewezen op liplezen. Zij onderschrijven hetgeen door het College voor de Rechten van de Mens is ingebracht over de informatieverstrekking over deze uitzonderingen op de mondkapjesplicht, zowel richting de doelgroep, als richting algemeen publiek, als richting handhavers. Hoe gaat u deze informatieverstrekking vormgeven? In de toelichting wordt gesteld dat personen die zich beroepen op een uitzondering, de ziekte of beperking desgevraagd op enigerlei wijze aannemelijk moeten maken. Kunt u enkele voorbeelden geven hoe zij dit kunnen doen, mede in aanmerking nemend dat niet iedere ziekte of beperking direct waarneembaar is?

Antwoord

Er zijn verschillende routes ingezet om informatie te verstrekken over de uitzondering op de mondkapjesplicht. Hierover is afgestemd met cliëntenorganisaties en is gerichte informatie opgenomen op rijksoverheid.nl en de website van Vilans. Daarop is te lezen wat de uitzondering inhoudt, welke verantwoordelijkheid mensen zelf hebben om aan te tonen dat zij onder de uitzondering vallen en hoe zij dat kunnen doen. We hebben daarbij een lijstje opgenomen met concrete voorbeelden over hoe mensen die uitzondering kunnen aantonen, namelijk:

  • Het dragen van een faceshield, als dat wel mogelijk is;

  • Een kaartje laten zien dat door een cliëntenorganisatie of zorgaanbieder is verspreid;

  • Een bewijs van een behandelrelatie van een (huis)arts of instelling. Dit gaat niet om een officiële medische verklaring (die mag een arts niet over zijn eigen patiënt afgeven), maar bijvoorbeeld om een bewijs van een afspraak bij een arts. Het gaat met nadruk om een bestaand document. Het is niet de bedoeling dat u uw (huis)arts belt voor een nieuw op te stellen document.

  • Een verklaring van een begeleider of een naaste die gebeld kan worden;

  • Een hulpmiddel of relevante medicijnen laten zien.

Sommige mensen die onder de uitzondering vallen kunnen wel een faceshield dragen. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen met een longaandoening. Als zij ervoor kiezen een faceshield te dragen, dan mag een handhaver of winkelier vragen nog op een andere manier aan te tonen dat iemand aan de uitzonderingsgrond voldoet. We hebben handhavers en winkeliers gevraagd dat met respect te doen, omdat we verwachten dat het overgrote deel van de mensen dat ervoor kiest een faceshield te dragen daadwerkelijk onder de uitzondering valt.

Het hierboven genoemde kaartje is ontworpen zodat cliënten deze eenvoudig kunnen downloaden om te tonen dat ze tot de uitzondering behoren. Deze is te vinden op de website van Vilans, waar ook de belangrijkste punten rondom de uitzondering in begrijpelijke taal zijn opgenomen. Op deze website staat bovendien nog meer informatie gebundeld, specifiek voor mensen met een beperking in coronatijd.

Ten aanzien van de partijen die de mondkapjesplicht controleren of daarop handhaven zijn ook verschillende acties in gang gezet. Er is gesproken met OV-bedrijven, Politie, Openbaar Ministerie, Schiphol en de Koninklijke Marechaussee over de handhaving op de uitzondering. Ook is informatie over de uitzondering aan hen beschikbaar gesteld om te delen met hun achterbannen.

Daarnaast is door MKB-Nederland en de Raad Nederlandse Detailhandel informatie verspreid onder ondernemers, zoals winkeliers. Bovendien zijn enkele grote landelijke winkelketens, waarover wij signalen kregen dat mensen die onder de uitzondering vallen de toegang werden geweigerd, rechtsreeks door het Ministerie van VWS benaderd.

Tevens is er breed ingestoken communicatie over de uitzondering gedeeld met:

  • Cliënten- en patiëntenorganisaties;

  • Koepels van zorgaanbieders;

  • Het algemene publiek.

Hoe verhoudt zich de eis tot het aannemelijk maken van de ziekte of beperking tot de bescherming van bijzondere persoonsgegevens, zoals medische gegevens?

Antwoord

De uitzondering op de mondkapjesplicht geldt voor mensen die in verband met hun beperking of ziekte niet in staat zijn een mondkapje te dragen. Deze uitzondering is dan ook bij uitstek bedoeld om deze groep mensen in de gelegenheid te stellen om te blijven participeren in de samenleving. Als bepaald gedrag wettelijk strafbaar is gesteld en daarop een uitzondering geldt, volgt uit de beginselen van het bewijsrecht dat degene die zich op de uitzondering beroept, dan ook aannemelijk moet maken dat wordt voldaan aan de uitzondering. Dat geldt in dit geval onverkort. Het recht op privacy wordt in dit geval niet geschonden, omdat mensen door handhavers niet gedwongen worden om medische gegevens of andere gegevens met een gevoelig karakter te tonen. Wel geldt op het moment dat iemand op generlei wijze aannemelijk maakt onder de uitzondering te vallen, hierop gehandhaafd kan worden. De wijze waarop dit kan is hiervoor toegelicht.

Regelingen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De ministeriële regelingen voor de drie BES-eilanden kennen de bijzondere constructie dat de gezaghebber op het betreffende eiland de verschillende maatregelen aan en uit kan zetten. Op welke wettelijke grondslag is deze bevoegdheid gebaseerd? In de toelichting op de regelingen verwijst de regering naar artikel 58e, vijfde lid, van de Wpg, maar de leden van de GroenLinks-fractie lezen in dit artikel slechts een grondslag voor de te treffen maatregelen (die kunnen afwijken van de maatregelen in het Europese deel van het Koninkrijk), maar niet voor een bevoegdheid van de gezaghebber de maatregelen aan en uit te zetten. Graag een toelichting. Artikel 58ca van voornoemde wet kent de mogelijkheid (via een aanwijzing tot een noodverordening) maatregelen te nemen buiten de ministeriële regeling om. Hoe verhoudt deze mogelijkheid zich tot het aan en uit zetten van maatregelen uit de ministeriële regeling? Welke democratische controle is er op het aan en uitzetten van de maatregelen door de gezaghebber?

Antwoord

Deze bevoegdheid is gebaseerd op artikel 58e, vijfde lid, van de Wet publieke gezondheid (Wpg). Op grond van dit artikel is het mogelijk om de burgemeester de bevoegdheid toe te kennen om plaatsen aan te wijzen waar de in de regeling opgenomen voorschriften van toepassing zijn. Hiermee is de burgemeester de mogelijkheid geboden om zelf maatregelen «aan en uit te zetten» indien de lokale omstandigheden – zoals een plotselinge stijging van het aantal besmettingen – daartoe nopen. In Caribisch Nederland komt die bevoegdheid toe aan de gezaghebbers, die daar de rol van burgemeester en voorzitter van de veiligheidsregio vervullen, en zich met de eilandsraden verstaan (artikel 68a, aanhef en onder b en d, Wpg).

De democratische controle vindt plaats doordat de eilandsraad geïnformeerd en betrokken wordt bij het aan- en uitzetten van de maatregelen. Op grond van artikel 58s, vierde lid, Wpg is de gezaghebber namelijk verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur krachtens hoofdstuk Va Wpg aan de eilandsraad, ook moet de gezaghebber de betrokkenheid van de eilandsraad bij dat bestuur waarborgen. Tevens zal de betrokkenheid van de eilandsraad bij het aan- en uitzetten van de maatregelen vastgelegd worden in bestuurlijke afspraken tussen de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de gezaghebber van het betreffende eiland. Dit versterkt de lokale democratische verantwoording. Daarnaast worden afspraken gemaakt die waarborgen dat de wensen van de eilanden tot wijzigingen in de regelingen snel bij VWS terecht komen zodat deze kunnen worden bezien. Dit borgt een goede samenwerking met de eilanden die specifiek is toegesneden op de stand van de virusbestrijding daar. Mocht het in geval van spoed toch nodig zijn om tijdelijk bij noodverordening maatregelen te treffen die nog niet zijn neergelegd in de ministeriële regelingen, dan biedt artikel 58ca Wpg daarvoor een grondslag.

Op grond van artikel 58e, vijfde lid, Wpg, kan de gezaghebber de bevoegdheid krijgen om maatregelen aan en uit te zetten die reeds in de regeling zijn opgenomen. Artikel 58ca Wpg biedt daarentegen een grondslag om ingeval van spoed, tijdelijk bij noodverordening, maatregelen te treffen ter bestrijding van de epidemie die nog niet zijn neergelegd in de ministeriële regeling.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Kunt u nogmaals helder definiëren wat een publieke plaats is en wat een publieke binnenruimte is?

Antwoord

In deze regeling is een publieke binnenruimte gedefinieerd als een «publieke plaats, met uitzondering van erven behorend bij een voor het publiek openstaand gebouw». Aan het begrip publieke plaats komt in de regeling dezelfde betekenis toe als in artikel 58a Wpg. Daar wordt wat betreft het begrip «voor het publiek openstaand gebouw» verwezen naar de definities daarvan die de wet reeds kent. Naar aanleiding van de consultatiereacties op de regelingen is in de toelichting op de regelingen verduidelijkt wat wordt verstaan onder «publieke plaats» en «publieke binnenruimte». Er is geen uitputtende lijst voorbeelden van gebouwen die voor het publiek toegankelijk zijn, omdat dit nu eenmaal afhangt van de omstandigheden van het geval. Zoals in de memorie van toelichting bij de Twm is opgenomen12, komt het neer op de vraag of een gebouw voor eenieder zonder aanzien des persoons openstaat. Over de vraag of een gebouw voor het publiek openstaat of niet is veel jurisprudentie verschenen. Deze jurisprudentie zal overeenkomstig van toepassing zijn in het kader van hoofdstuk Va Wpg. Een gebouw kan verder zowel publieke als besloten onderdelen hebben. Hierbij valt te denken aan een kantoor dat alleen open staat voor medewerkers, maar waarin zich ook een verdieping bevindt met voor het publiek openstaande eet- en drinkgelegenheden.

De mondkapjesplicht wordt uitgebreid naar een publieke binnenruimte. Welke vorm van constructie maakt een aan de weg gelegen bushalte een publieke binnenruimte?

Antwoord

Een aan de weg gelegen bushalte is geen publieke binnenruimte. Wel geldt daar de mondkapjesplicht op grond van artikel 2a.1 van de Regeling aanvullende mondkapjesverplichtingen covid-19. Dat artikel regelt namelijk dat personen van dertien jaar en ouder een mondkapje dragen in een halteplaats.

De leden kunnen zich goed voorstellen dat er bij velen nog interpretatievragen leven. De realiteit is immers altijd complexer dan in regelingen kan worden voorzien en vervat. Waar kunnen burgers, organisaties en handhavers terecht met interpretatievragen?

Antwoord

Burgers en organisaties kunnen voor hun vragen terecht bij de bij de rijksoverheid via de gebruikelijke contactkanalen, bijvoorbeeld telefonisch of via rijksoverheid.nl. De VNG en BZK hebben een ondersteuningsstructuur ingericht voor gemeenten, die gebruikt kan worden bij de uitvoering van de Twm. Onderdeel hiervan is een juridische helpdeskfunctie waar gemeentebestuurders, raadsleden en ambtenaren, zoals handhavers, met hun vragen terecht kunnen.

Op welke wijze wordt de samenhang tussen de verschillende maatregelen bewaakt, bijvoorbeeld tussen de mondkapjesplicht, de afstandsnorm en de plastic schermen die voor afscheiding tussen personen zorgen? De PvdA-fractieleden nemen voorts aan dat als onderdelen van de regeling moeten worden aangepast of kunnen komen te vervallen, dit per onderdeel en zo spoedig mogelijk zal gebeuren. Zien zij dit goed? Op welke wijze wordt de effectiviteit van de regelingen per onderdeel gemonitord? Op welke wijze wordt het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel dat is opgenomen in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, geborgd en gemonitord?

Antwoord

Het doel van de verschillende maatregelen is om het aantal reisbewegingen en contactmomenten te beperken. De verschillende maatregelen dienen dan ook in samenhang bezien te worden. Dit wordt bevestigd door het OMT, dat heeft aangegeven dat het niet goed mogelijk is te beoordelen wat het effect is van de individuele maatregelen.

Zoals aangegeven in de toelichting bij de regeling wordt bij het wijzigen en intrekken van maatregelen bij ministeriële regeling telkens de volgens de wet vereiste afweging van de verschillende belangen gemaakt en daarbij worden steeds de consequenties voor burgers en ondernemers betrokken. De beoordeling van noodzaak en evenredigheid is dus breder dan de beoordeling van de invloed op de verspreiding van het virus. Het gaat niet uitsluitend om de beoordeling van de gevolgen voor de uitoefening van grondrechten, maar ook om de gevolgen voor andere betrokken belangen, zoals de maatschappelijke en economische effecten van de maatregelen. Deze ministeriële regeling wordt dan ook vastgesteld door de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Justitie en Veiligheid (JenV) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gezamenlijk, in overeenstemming met de bewindspersonen die het mede aangaat en in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad (artikel 58c, eerste lid, Wpg). Hierdoor wordt de evenredigheid van de maatregelen in een breder kader bezien.

Onderdeel hiervan maakt eveneens uit dat het kabinet voortdurend de noodzaak van het voortduren van zowel de maatregelenpakketten als geheel, als de individuele maatregelen die onderdeel uit maken van deze pakketten monitort. Zodra het verantwoord is zal het kabinet stapsgewijs afschalen naar een minder belastend maatregelenpakket en daartoe een nieuwe ministeriële regeling opstellen waarmee onderdelen van de regeling worden aangepast of komen te vervallen.

Op welke wijze wordt de handhaving van de uitgebreide mondkapjesplicht vormgegeven? Wat is de hoogte van de boete die bij het niet voldoen van de plicht zal worden opgelegd? Welke instructie bestaat er, dan wel welke vrijheid heeft de verbalisant bij het al dan niet opleggen van een boete? Als met een waarschuwing wordt volstaan, wordt deze waarschuwing dan ergens genoteerd?

Antwoord

Het Openbaar Ministerie heeft in het beleidskader bepaald dat de strafrechtelijke handhaving zich met name zal richten op plaatsen waar veel publiek aanwezig is alsmede op plaatsen waar personen niet willen voldoen aan het verzoek van exploitanten of ondernemers om te voldoen aan de plicht tot het dragen van een mondkapje. Een overtreding wordt bestraft met een boete van 95 euro; voor minderjarigen tot en met 15 jaar wordt de boete gehalveerd. Waarschuwingen worden genoteerd, zodat recidive kan worden herkend.

Van de plicht worden uitgezonderd personen die wegens een beperking of ziekte geen mondkapje kunnen dragen. Handhavers zijn geïnstrueerd personen die geen mondkapje dragen te vragen naar de reden daarvan. In geval men een ziekte of beperking aanvoert, kan de burger of reiziger door de handhaver worden gevraagd dit aannemelijk te maken, bijvoorbeeld met een logisch relaas, het tonen van medicijnen of een medische verklaring, of anderszins. Zoals toegelicht op www.rijksoverheid.nl is in overleg met cliëntenorganisaties een kaartje ontwikkeld voor mensen die vanwege ziekte of beperking geen mondkapje dragen. De verbalisant heeft de professionele ruimte om te beoordelen of er al dan niet terecht aanspraak op deze uitzondering wordt gemaakt.

Bestaat er een bepaalde termijn waarbinnen het mondkapje opgezet kan worden bij bijvoorbeeld een bushalte zonder het risico op verbaliseren?

Antwoord

Het is de bedoeling van de regelgeving om een mondkapje op te hebben op het moment waarop de plaats waar de plicht geldt wordt betreden.

Wie wordt er verantwoordelijk voor de handhaving van de publieke binnenruimte? Is er een rol weggelegd voor de beheerders van gebouwen of instellingen en, zo ja, welke? Als dit laatste het geval is, vinden deze leden dit een punt van grote zorg. Zij verzoeken u dit goed te motiveren.

Antwoord

Het opstellen en naleven van protocollen door brancheorganisaties, besturen en andere betrokkenen kan een belangrijke bijdrage leveren aan de feitelijke naleving van de regels. Een beheerder van een publieke binnenruimte is niet verplicht om handhavend op te treden als de bezoeker geen mondkapje draagt, maar heeft wel de mogelijkheid mensen te wijzen op de verplichting om een mondkapje te dragen en mensen zonder mondkapje te weren. Ook hierbij geldt de uitzondering voor personen die wegens een beperking of ziekte geen mondkapje kunnen dragen. Handhavend optreden in de vorm van beboeting van overtreders is voorbehouden aan de overheidshandhavers.

Overweegt u wijzigingen in de handhaving van de reeds bestaande maatregelen?

Antwoord

Met de Twm is de juridische grondslag voor vele maatregelen gewijzigd. Er wordt geen wijziging van de handhaving overwogen voor de maatregelen die gelijk zijn gebleven aan de maatregelen onder het regime van de regionale noodverordeningen.

Ten aanzien van de mondkapjesplicht vragen de PvdA-fractieleden of de regeling ook van toepassing is op het voortgezet speciaal onderwijs. Op welke wijze geldt de mondkapjesplicht voor mensen met dementie en voor mensen met lichamelijke beperkingen die het dragen van een mondkapje bemoeilijken?

Antwoord

In de regeling is een uitzondering opgenomen voor mensen die vanwege een beperking of ziekte niet in staat zijn een mondkapje te dragen of op te zetten. De uitzondering geldt ook voor mensen die ernstig ontregeld raken van het dragen van een mondkapje. Bijvoorbeeld vanwege een verstandelijke beperking of psychische aandoening. De uitzondering geldt ook voor hun begeleiders. Mensen met dementie die ontregeld raken door het dragen van een mondkapje zijn dus ook uitgezonderd van de mondkapjesplicht.

Kunt u er zorg voor dragen dat autisme niet meer wordt genoemd als verstandelijke beperking?

Antwoord

Autisme is inderdaad geen verstandelijke beperking. Deze koppeling is in de toelichting ten onrechte gemaakt.

De PvdA-fractieleden zijn blij dat voor de BES per eiland een aparte regeling is gemaakt. Dit doet recht aan het relevante verschil dat er tussen de drie eilanden bestaat, alsmede aan het verschil dat er tussen deze eilanden en Europees Nederland bestaat. Deze leden gaan ervan uit dat de regeling is gemaakt in samenspraak met de gedeputeerden en de gezaghebbers, dan wel de regeringscommissaris van een van de drie eilanden. Zien zij dit juist?

Antwoord

De leden van de PvdA-fractie zien dit juist. De regelingen zijn in nauw overleg met de betrokken partijen op de eilanden tot stand gekomen.

Op welke wijze zijn de eilandsraden betrokken bij de totstandkoming van de regelingen en welke invloed kunnen zij nog op de regeling uitoefenen na inwerkingtreding? Zijn de leden van de eilandsraden vooraf geïnformeerd over de regelingen, zodat zij eventuele zorgen of bezwaren tijdig met leden van het nationale parlement hebben kunnen delen? Landelijke parlementaire controle op deze korte termijn maakt inbreng van de bijzondere omstandigheden van ieder van deze eilanden op landelijk niveau immers zeer moeilijk.

Antwoord

Primair vindt vertegenwoordiging van de ingezetenen van de BES plaats via de Eerste en Tweede Kamer, waardoor voorlegging van de regelingen aan beide Kamers als de aangewezen weg wordt gezien. De regelingen zijn, voor vaststelling daarvan, ook aan de eilandsraden voorgelegd en geconsulteerd bij partijen die actief zijn op de eilanden. De inbreng die zij daarop geleverd hebben is zo goed mogelijk beantwoord en waar mogelijk verwerkt. Daarnaast zullen de eilandsraden door de gezaghebbers en regeringscommissaris betrokken worden op het moment dat zij voornemens zijn een maatregel aan of uit te zetten. Deze betrokkenheid volgt uit artikel 58s, vierde lid, Wpg op grond waarvan de gezaghebber verantwoording schuldig is over het door hem gevoerde bestuur krachtens hoofdstuk Va Wpg aan de eilandsraad en de gezaghebber de betrokkenheid van de eilandsraad bij dat bestuur moet waarborgen. Deze betrokkenheid komt daarnaast tot uiting in de bestuurlijke afspraken tussen de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de gezaghebber van het betreffende eiland, waarin afspraken zijn gemaakt over de procedure voor het aan- en uitzetten van maatregelen en de wijze waarop de eilanden hun wensen kenbaar kunnen maken aan VWS zodat deze kunnen worden afgewogen bij het vaststellen van de toekomstige ministeriële regelingen.


X Noot
1

Samenstelling Justitie en Veiligheid:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Rombouts (CDA), Bikker (CU), Baay-Timmerman (50PLUS), Adriaansens (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Gerbrandy (OSF), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Van Pareren (Fractie-Van Pareren), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Van Pareren).

X Noot
2

SamenstellingVolksgezondheid, Welzijn en Sport:

Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Adriaansens (VVD) (voorzitter), Van der Burg (VVD), Gerbrandy (OSF), Van Gurp (GL), Nicolaï (PvdD), Van Pareren (Fractie-Van Pareren) (ondervoorzitter), Prins-Modderaar (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten) Hermans (Fractie-Van Pareren) Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Pouw-Verweij (Fractie-Van Pareren)

X Noot
3

Samenstelling Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning:

Kox (SP), Koffeman (PvdD), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA). Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Gerbrandy (OSF), Van der Linden (Fractie-Van Pareren), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van Pareren (Fractie-Van Pareren)

X Noot
4

Samenstelling Koninkrijksrelaties:

Ester (CU), Ganzevoort (GL), Sent (PvdA), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Baay-Timmerman (50PLUS), vac. (VVD), Adriaansens (VVD), Beukering (Fractie-Van Pareren) (ondervoorzitter), Bezaan (PVV), Van der Burg (VVD), Dessing (FVD), Dittrich (D66), Gerbrandy (OSF), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Recourt (PvdA), Rosenmöller (GL) (voorzitter),Veldhoen (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD)

X Noot
5

Kamerstukken I 2020/21, 35 526, O.

X Noot
6

Kamerstukken I 2020/21, 35 526, O.

X Noot
7

Outbreak Management Team.

X Noot
8

Wetenschappelijk onderwijs.

X Noot
9

Hoger beroepsonderwijs.

X Noot
10

Middelbaar beroepsonderwijs.

X Noot
11

Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

X Noot
12

Kamerstukken II 2019/20, 35 526, nr. 3, p. 76.

Naar boven