35 526 Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19)

J MOTIE VAN HET LID OTTEN C.S.

De Kamer

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de «Tijdelijke wet maatregelen COVID-19» (hierna: de «spoedwet») verregaande bevoegdheden verstrekt aan de regering die inbreuk (kunnen) maken op de grondrechten van burgers;

overwegende, dat op grond van artikel 58c van de spoedwet ministeriële regelingen met verregaande gevolgen voor burgers kunnen worden vastgesteld zonder dat de Eerste Kamer daar op relevante wijze bij betrokken wordt;

constaterende, dat de vicepresident van de Raad van State een onjuiste interpretatie geeft aan de bepaling in Artikel 58c van de spoedwet in zijn brief van 22 oktober 2020 aan de Voorzitter van de Eerste Kamer;

verzoekt de regering om op korte termijn tot een oplossing te komen, waarbij de rol van de Eerste Kamer bij de instemming van de ministeriële regelingen op grond van de spoedwet adequaat wordt gewaarborgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Otten

De Vries

Naar boven