Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2021
Hierbij bied ik u een afschrift aan van de stand van zakenbrief van 20 april 20212, die aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is verzonden. Tevens bied ik u mede
namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, ter uitvoering van artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke
gezondheid, de navolgende regelingen3 aan:
-
– Regeling van 20 april 2021 houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen
covid-19 in verband met het doorvoeren van stap 1 uit het openingsplan en de Tijdelijke
regeling maatregelen covid-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
Sint Eustatius en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba in verband met
het verlengen van de grondslag voor het instellen van een avondklok op Bonaire en
het doorvoeren van enkele andere wijzigingen.
De overlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven nahangprocedure
(artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid). Op grond van de aangehaalde
bepaling treedt de regeling niet eerder in werking dan een week na deze overlegging.
Indien de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met deze regeling,
vervalt deze van rechtswege. In verband met de tijdelijke werkingsduur van een aantal
maatregelen uit het maatregelenpakket, is het van belang dat deze regeling uiterlijk
28 april 2021 in werking treedt. Daarom is het van belang om deze regeling vandaag
naar u toe te zenden.
Ik doe hierbij een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, van de
Wet publieke gezondheid. De huidige maatregelen voor instellingen voor voortgezet
onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs en de buitenschoolse opvang vervallen
echter van rechtswege op 26 april 2021. Onderwijsinstellingen zouden in dat geval
maandag 26 april en dinsdag 27 april 2021 zonder aanvullende maatregelen weer open
kunnen gaan, hetgeen niet mogelijk moet zijn. Naar ons oordeel kan daarom de uitgestelde
inwerkingtreding van ten minste een week – die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling
van maatregelen op basis van hoofdstuk Va Wpg – in deze zeer dringende omstandigheden
niet worden afgewacht.
Een overeenkomstige brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge