Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2021
Hierbij bied ik u een afschrift aan van de stand van zakenbrief van 23 februari 20212, die aan de Tweede Kamer de Staten-Generaal is verzonden. Tevens bied ik u mede namens
de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
ter uitvoering van artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid, de navolgende
regeling3 aan:
-
• Regeling van 23 februari 2021 houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen
COVID-19, de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling
maatregelen COVID-19 Saba en de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19 Sint Eustatius
in verband met verlenging van het maatregelenpakket, het toestaan van de uitoefening
van contactberoepen, de verhoging van de leeftijd voor buitensporten, het toestaan
van winkelen op afspraak, aanpassing van de uitzonderingen op de verplichte antigeentestuitslag,
opneming van de regels over de landelijke avondklok en enkele andere wijzigingen.
De overlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven nahangprocedure
(artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid). Op grond van de aangehaalde
bepaling treedt de regeling niet eerder in werking dan een week na deze overlegging.
Indien de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met deze regeling,
vervalt deze van rechtswege. In verband met de tijdelijke werkingsduur van een aantal
maatregelen uit het maatregelenpakket, is het van belang dat deze regeling uiterlijk
3 maart 2021 in werking treedt. Daarom is het van belang om deze regeling vandaag
naar u toe te zenden.
Ik doe hierbij een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, van de
Wet publieke gezondheid. De huidige maatregelen voor instellingen voor voortgezet
onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs en de buitenschoolse opvang vervallen
echter van rechtswege op maandag 1 maart 2021. Instellingen voor beroepsonderwijs
en hoger onderwijs en de buitenschoolse opvang zouden in dat geval van maandag 1 maart
en dinsdag 2 maart 2021 zonder aanvullende maatregelen weer open kunnen gaan, hetgeen
niet mogelijk moet zijn. Naar ons oordeel kan daarom de uitgestelde inwerkingtreding
van ten minste een week – die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen
op basis van hoofdstuk Va Wpg – in deze zeer dringende omstandigheden niet worden
afgewacht.
Met deze brief geef ik tevens invulling aan mijn toezegging aan het lid Van Dijk (SGP)
tijdens een plenaire vergadering van de Eerste Kamer op 26 oktober 20204, waarin ik heb aangegeven de gewetensbezwaren van niet-gevaccineerden te respecteren,
maar ook het belang van vaccinatie te zullen benadrukken.
De Minister van Volksgezondheid,Welzijn en Sport, H.M. de Jonge