De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel A, wordt artikel 58c, tweede lid, vervangen door:
-
2. Een krachtens dit hoofdstuk vastgestelde ministeriële regeling wordt binnen twee
dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. Zij
treedt niet eerder in werking dan een week na deze overlegging. Indien binnen die
termijn de Tweede Kamer besluit niet in te stemmen met de regeling, vervalt deze van
rechtswege.
-
3. In afwijking van het tweede lid kan een krachtens dit hoofdstuk vastgestelde ministeriële
regeling onverwijld na die vaststelling en de bekendmaking in werking treden, indien
sprake is van een zeer dringende omstandigheid waarin ter beperking van gevaar direct
moet worden gehandeld. Onze Minister zendt de regeling binnen twee dagen na vaststelling
aan beide Kamers der Staten-Generaal, voorzien van een gemotiveerde mededeling waarin
de dringende omstandigheid uiteen wordt gezet. De regeling vervalt van rechtswege
indien de Tweede Kamer binnen een week na de toezending besluit niet in te stemmen
met de regeling.
-
4. Indien ten minste een derde van het grondwettelijk aantal leden daarom verzoekt,
neemt de Tweede Kamer een besluit als bedoeld in het tweede of derde lid.
-
5. Artikel 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid is niet van toepassing.
II
In artikel I, onderdeel A, artikel 58e, tweede lid, onderdeel b, vervalt «58s, eerste
lid, eerste zin, of».
IV
In artikel I, onderdeel A, artikel 58u, vervalt in het eerste en het derde lid telkens
«en 58s, eerste lid, eerste zin,».
V
In artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 68bis, tweede lid, onderdeel b, «58q,
eerste lid, eerste zin, of 58s, eerste lid, eerste zin» vervangen door « of 58q, eerste
lid, eerste zin».
Toelichting
Dit amendement strekt ertoe de in het wetsvoorstel opgenomen lichte voorhangprocedure
te vervangen door een procedure waarbij de Tweede Kamer kan besluiten al of niet met
ministeriële regelingen in te stemmen. De gekozen volksvertegenwoordiging moet in
de positie zijn om maatregelen die het kabinet voornemens is te nemen ter bestrijding
van het COVID-19 virus tegen te houden wanneer zij deze ongewenst vindt, of te bevestigen
wanneer het zich in deze maatregelen kan vinden. Dat is passend in een democratische
rechtsstaat, en is van belang voor het draagvlak voor maatregelen.
Het amendement voorziet er ook in dat het kabinet kan handelen in zeer dringende omstandigheden.
Over de keuze om maatregelen direct in te laten gaan moet het kabinet zich verantwoorden
bij de Tweede Kamer. Deze kan binnen een week besluiten om de maatregelen terug te
draaien wanneer het dit wenst.
De besluiten in de Tweede Kamer worden genomen bij meerderheid van stemmen, maar een
derde van het grondwettelijk aantal leden, 50 Kamerleden, volstaan om de Tweede Kamer
over te laten gaan tot stemming over zo’n besluit.
Voorts schrapt dit amendement de vangnetbepaling.
Buitenweg Kuiken Van Dam Veldman Groothuizen Van der Graaf Van der Staaij Van Brenk