1. Inleiding
De leden van de fractie-Van Pareren dank ik voor hun inbreng. Hun vragen zal ik in
deze memorie van antwoord beantwoorden.
2. Aanleiding
De Tweede incidentele suppletoire begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2020 inzake Urgendamiddelen is de aanleiding voor de vragen van de leden van de fractie-Van
Pareren. Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding
tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen die
in 3 worden beantwoord.
3. Opmerkingen en vragen Tweede incidentele suppletoire begroting inzake Urgendamiddelen
De leden van de Fractie-Van Pareren vragen de regering hoeveel subsidie er vanuit
de tweede incidentele suppletoire begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie
naar de Stichting Urgenda gaat.
Ik kan melden dat de Stichting Urgenda in de zomer van 2020 een uitgebreid projectplan
heeft ingediend voor een subsidieaanvraag met daarin zes projecten die tevens onderdeel
uitmaken van het 54 puntenplan van Stichting Urgenda. Stichting Urgenda heeft hiervoor
een incidentele subsidie van € 900.000 gevraagd. Het Rijk heeft deze aanvraag in het
najaar van 2020 toegekend.
De leden van de Fractie-Van Pareren vragen wat de regering beoogt hiermee te bereiken,
ofwel, als de zes projecten waarvoor subsidie is toegekend, zo «goed passen binnen
de doelstellingen van het kabinet», waarom geschiedt dit dan via de Stichting Urgenda?
Tevens vragen de leden van de Fractie-Van Pareren aan de regering waarom er überhaupt
subsidies worden verstrekt aan, volgens deze leden soms dubieuze, politieke pressiegroepen
die al dan niet procederen tegen de overheid.
De regering beoogt met deze subsidietoekenning te bereiken dat op korte termijn energiebesparing
wordt gerealiseerd. Elke in Nederland gevestigde publieksrechtelijke of privaatrechtelijke
rechtspersoon kan een subsidie aanvragen: gemeenten, verenigingen, stichtingen, besloten
vennootschappen, naamloze vennootschappen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen
en stichtingen. Stichting Urgenda heeft een subsidieaanvraag ingediend met daarin
zes projecten die op korte termijn helpen energiebesparing te realiseren. De subsidieaanvraag,
de planning en voorgestelde uitvoering van de projecten passen binnen de doelstellingen
van het kabinet op het gebied van energiebesparing en CO2-reductie en is daarom toegekend.
De leden van de Fractie-Van Pareren vraagt of de financiering van dergelijke projecten
niet gewoon via het reguliere politieke proces c.q. de begroting kan, zonder tussenkomst
van de Stichting Urgenda en subsidies, waarbij nog maar de vraag is of de subsidies
direct voor betreffende doelstellingen worden aangewend?
De financiering van projecten vindt plaats via de begroting en het politieke proces.
De Kamer wordt nu een wijziging van de begroting voorgelegd. De uitwerking van het
project dient te geschieden conform de projectopzet, zoals die is beschreven in de
subsidieaanvraag. Het Rijk houdt toezicht op de voortgang van deze subsidie. Daarnaast
moet aan het einde van de subsidie een vaststellingsaanvraag worden ingediend met
een inhoudelijk verslag, een financieel verslag en een controleverklaring.
De Fractie-Van Pareren vraagt vervolgens hoeveel subsidie is er in totaal, cumulatief,
door de Nederlandse overheid aan de Stichting Urgenda verstrekt en via welke begrotingen
is dat gelopen? Wordt er toezicht gehouden op de besteding van alle respectievelijke
subsidies en zo ja, door wie c.q. door welk orgaan?
Ik kan melden dat, zoals is aangekondigd in de Kamerbrief van de Minister van EZK
(Kamerstuk 32 813, nr. 496), het kabinet trekt waar mogelijk gezamenlijk met de Stichting Urgenda op in de uitvoering
van de maatregelen.
Middels de incidentele suppletoire begroting krijgt Stichting Urgenda € 900.000 voor
de uitvoering van een aantal projecten gericht op het relatief snel en eenvoudig realiseren
van reductie van energieverbruik in sectoren zoals zwembaden, zorgtehuizen, kantoren
en vergroening van tuinen (staat in onze ISB). Vanuit andere departementen zijn geen
middelen beschikbaar gesteld aan de Stichting Urgenda.
Het Rijk houdt toezicht op de voortgang van deze subsidie. Daarnaast moet aan het
einde van de subsidie een vaststellingsaanvraag worden ingediend met een inhoudelijk
verslag, een financieel verslag en een controleverklaring
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren