35 517 Wijziging van de Woningwet naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet

Nr. 29 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID TERPSTRA TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 8

Ontvangen 9 februari 2021

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel W, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel e wordt de punt aan het slot van het voorgestelde onderdeel k vervangen door een puntkomma.

b. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • l. verbetering van de energetische prestatie, waaronder begrepen het opwekken van hernieuwbare energie, van voor permanent verblijf bedoelde woongelegenheden van derden of van gebouwen met een maatschappelijke gebruiksbestemming van derden, die een bouwkundig geheel vormen met de woongelegenheden van de toegelaten instelling of met de woongelegenheden van een andere toegelaten instelling.

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

3. In het zesde lid wordt «j en k» vervangen door «j, k en l».

II

Artikel I, onderdeel Z, onder 5, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «wordt een onderdeel» vervangen door «worden twee onderdelen».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het voorgestelde onderdeel j door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • k. de werkzaamheden genoemd in het bepaalde bij en krachtens artikel 45, tweede lid, onderdeel l, en zesde lid.

Toelichting

De indiener wil bewerkstelligen dat toegelaten instellingen meer mogelijkheden krijgen om buiten het eigen bezit duurzaamheidsactiviteiten te ontplooien. Nu biedt de Woningwet daar maar beperkte mogelijkheden voor. Zo kan de strikte regelgeving van de Woningwet een (te) grote barrière opwerpen voor toegelaten instellingen om te participeren in projecten tot verduurzaming in breder verband – meer gericht op een gehele wijk of zelfs gemeente. Dit kan er ook toe leiden dat bij complexen waar sprake is van zogenoemd gespikkeld bezit verduurzaming niet van de grond komt, of dat alleen het eigen bezit wordt verduurzaamd terwijl verduurzaming van het gehele complex vanuit financieel en technisch opzicht veel wenselijker zou zijn. Daarbij moeten toegelaten instellingen werkzaamheden op eigen kosten verduurzamingsmaatregelen kunnen uitvoeren. Aldus kunnen Woningwet en Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (BTIV) ernstig belemmerend zijn voor de uitvoering van wenselijk geachte duurzaamheidsinitiatieven. Teneinde ook in complexen met gespikkeld bezit verduurzaming te kunnen realiseren, is het wenselijk om buiten twijfel te stellen dat toegelaten instellingen ook verduurzamingsmaatregelen mogen uitvoeren met betrekking tot woningen die een bouwkundige eenheid vormen met hun eigen woongelegenheden of die van een andere toegelaten instelling – analoog aan de regeling voor diensten aan bewoners in art. 47, tweede lid, BTIV 2015 of maatschappelijk vastgoed.

Terpstra

Naar boven