35 510 Parlementaire ondervraging kinderopvangtoeslag

Nr. 89 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 oktober 2021

In het notaoverleg hersteloperatie kinderopvangtoeslag van 12 oktober jl. heb ik de heer Omtzigt een brief toegezegd in reactie op zijn vraag over het PwC onderzoek naar het memo Palmen. Er is gevraagd om deze brief met spoed te ontvangen. Hierbij stuur ik u deze brief.

De heer Omtzigt vroeg wie op 4 en 5 juni gehoord heeft over het memo Palmen en of ik de beantwoording van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1363) van 18 januari 2021, over het wel of niet kennisnemen van het memo Palmen op 4 of 5 juni 2019 door mijn ambtsvoorganger de heer Snel, zou willen aanpassen op basis van het PwC rapport. Mijn antwoord destijds was «mijn ambtsvoorganger en ik zijn politiek verantwoordelijk. Mijn ambtsvoorganger heeft dit memo nooit onder ogen gekregen.»

In de passages in het onderzoek van PwC waar naar wordt verwezen (nr. 262, 263 en verder) staat onder andere «Tijdens deze bijeenkomst vroeg Staatssecretaris Snel zich af of niemand eerder signalen had opgevangen dat er problemen waren met het CAF-11 Hawaï dossier.» en «Dit stuk is volgens de opsteller niet naar Minfin gegaan, wel is toentertijd in algemenere zin over de gang van zaken te B/T in Den Haag gesproken. Het klonk als vergelijkbaar met hetgeen vanochtend bij (PwC: Staatssecretaris Snel) opkwam.» Daarna gaat het over de (concept)factsheet en de vermelding van het memo in eerdere versies. «Staatssecretaris Snel merkt op dat hij deze concept-factsheets hoogst-waarschijnlijk niet heeft gelezen gezien het om concept stukken ging in combinatie met de grote hoeveelheid informatie die per dag aangeboden wordt.» Daarnaast is een van de «hoofd bevindingen van het onderzoek: Uit ons onderzoek is niet gebleken dat het «memo Palmen» gedurende de onderzoeksperiode is verstrekt aan Minister Hoekstra, Staatssecretaris Snel, de Secretaris-Generaal Ministerie van Financiën (2013–2020) of de Directeur-Generaal Belastingdienst (2017–2020).»

Op basis van bovenstaande passages uit het PwC rapport kan ik niet vaststellen wie op 4 of 5 juni 2019 over het memo Palmen heeft gehoord. Wel stelt PwC dat niet is gebleken dat het memo Palmen gedurende de onderzoeksperiode is verstrekt aan mijn ambtsvoorganger. Daarom geeft het PwC rapport op dit moment voor mij geen aanleiding om terug te komen op mijn eerdere antwoord aan de Kamer of mijn ambtsvoorganger het memo onder ogen heeft gekregen.

Zoals in het notaoverleg reeds gemeld, beschik ik op dit moment niet over meer informatie dan u heeft. Uw kamer heeft tijdens de aangekondigde technische briefing, en inmiddels geplande hoorzitting van 26 oktober, de gelegenheid om aan de onderzoekers de vragen te stellen die u over het onderzoek heeft. Voorafgaand is er ook gelegenheid schriftelijk feitelijke vragen te stellen.

Vetrouwende u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen

Naar boven