35 510 Parlementaire ondervraging kinderopvangtoeslag

Nr. 57 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2021

Op 29 april jl. verzocht de vaste commissie voor Financiën om een reactie op de aan u gezonden notitie «Onze rechtstaat tussen breekbaar en gebroken» van de heer C van ’t H. Kern van de notitie betreft kritiek van de heer Van ’t H. op twee van de bevindingen van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK). De heer Van ’t H. betoogt dat de rol van de Tweede Kamer als medewetgever buitenschot blijft en dat er onterecht kritiek wordt geuit door de POK op de rechtspraak. De notitie van de heer Van ’t H. is mede gericht aan de Tweede Kamer en bevat kritiek over de rol van de Tweede Kamer. Daarom past het kabinet terughoudendheid in haar reactie op deze notitie.

De notitie raakt aan belangrijke thema’s waarover ook in uw Kamer het debat reeds wordt gevoerd. Ik verwijs hier onder andere naar de bevindingen van de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties ten aanzien van de rol van de Kamer, en naar de motie van het lid Segers1. Hierin wordt uitgesproken en erkend dat de Tweede Kamer medeverantwoordelijk is voor wetgeving die in de uitvoering zeer hardvochtig heeft uitgepakt en daarmee voor het leed dat in het rapport Ongekend onrecht (Bijlage bij Kamerstuk 35 510, nr. 2) beschreven wordt. Het gesprek hierover zal de komende periode verder worden gevoerd.

De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen


X Noot
1

Kamerstuk 35 510, nr. 25.

Naar boven