Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 10 juni 2020 en het nader rapport d.d. 16 juni 2020, aangeboden aan de Koning
door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor
Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
de Minister van Justitie en Veiligheid en namens de Minister voor Rechtsbescherming.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2020, no.2020001149, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor
Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, in overeenstemming met de Minister voor Medische
Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt
het voorstel van wet houdende tijdelijke voorzieningen op het terrein van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Justitie en Veiligheid,
en tot wijziging van enkele wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie
van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(Tweede Verzamelspoedwet COVID-19), met memorie van toelichting.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 5 juni 2020, nr. 2020001149,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij, en in afschrift aan mijn
ambtgenoot van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, mijn ambtgenoot van Infrastructuur
en Waterstaat, mijn ambtgenoot van Justitie en Veiligheid en mijn ambtgenoot van Medische
Zorg, te doen toekomen.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij
het voorstel.
De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert
de Afdeling dit advies openbaar te maken.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Dit advies, gedateerd 10 juni 2020, nr. No. W05.20.0168/I, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot
het maken van inhoudelijke opmerkingen.
De redactionele opmerking van de Afdeling advisering bij het voorgestelde artikel
7.37c, eerste lid, onderdeel b, is overgenomen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt
om enkele artikelen toe te voegen aan de in artikel 7.37c, eerste lid, onder a opgenomen
opsomming van artikelen waarin vooropleidings- en toelatingseisen zijn neergelegd.
De artikelen waren abusievelijk in de opsomming achterwege gelaten.
Ook de redactionele opmerkingen van de Afdeling advisering bij artikel 3.3 zijn overgenomen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de tekst van artikel 3.3 en de memorie van
toelichting op dit onderdeel verder te verduidelijken en beter in te passen in het
systeem van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
mijn ambtgenoot van Infrastructuur en Waterstaat, mijn ambtgenoot van Justitie en
Veiligheid en mijn ambtgenoot voor Rechtsbescherming, en in overeenstemming met mijn
ambtgenoot voor Medische Zorg, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel
van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven