35 496 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Invorderingswet 1990 ter bestrijding van belastinguitstel en -afstel als gevolg van excessief lenen bij een eigen vennootschap (Wet excessief lenen bij eigen vennootschap)

Nr. 11 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2021

De vaste commissie voor Financiën heeft mij verzocht om uw Kamer nader te informeren over het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap (Kamerstuk 35 496) en hierbij in te gaan op de gevolgen van de coronapandemie op het aantal ondernemers dat naar verwachting door dit wetsvoorstel wordt geraakt en op de vraag of deze ondernemers privé over voldoende middelen beschikken om de liquiditeitspositie van hun vennootschappen te waarborgen.

Op dit moment hebben we nog geen aangiftegegevens beschikbaar op basis waarvan kan worden geraamd wat de ontwikkeling is geweest van het aantal aanmerkelijkbelanghouders met excessieve schulden tijdens de coronacrisis in 2020 en 2021. Het duurt ongeveer drie jaar voordat over een kalenderjaar voldoende aangiften vennootschapsbelasting binnen zijn om voor dat kalenderjaar een inschatting te kunnen geven van het aantal excessieve leningen. Daarnaast houdt de Belastingdienst geen gegevens bij over de actuele privéliquiditeitspositie van aanmerkelijkbelanghouders die meer dan € 500.000 van hun vennootschap hebben geleend.

Een deel van de schulden van aanmerkelijkbelanghouders aan hun vennootschap is in 2019 mogelijk al afgelost. In dat jaar is namelijk een fors gedragseffect opgetreden als gevolg van de aankondiging van het wetsvoorstel en het feit dat nog gebruik kon worden gemaakt van het box 2-tarief van 25% (2021: 26,9%). In 2019 is namelijk circa € 13,6 miljard meer dividend uitgekeerd door vennootschappen aan aanmerkelijkbelanghouders. Het is op dit moment nog te vroeg om te kunnen inschatten welk deel hiervan toe te schrijven is aan schuldaflossing en welk deel uitsluitend anticipatie is op de box 2-tariefsverhoging. Hierover valt meer te zeggen zodra er voldoende aangiften vennootschapsbelasting over 2019 zijn binnengekomen. De liquiditeit van een vennootschap verbetert indien aanmerkelijkbelanghouders op het wetsvoorstel anticiperen door een lening (deels) af te lossen.

Vanwege de coronacrisis en de gevolgen daarvan voor ondernemers heeft het kabinet uitgebreide steunmaatregelen voor ondernemers ingevoerd. Het (extra) lenen door de aanmerkelijkbelanghouder tijdens de coronacrisis leidt ertoe dat de liquiditeitspositie van de eigen vennootschap wordt uitgehold terwijl het kabinet juist probeert om met diverse steunmaatregelen de liquiditeitspositie van ondernemingen op peil te houden. Indien er desondanks aanmerkelijkbelanghouders zijn die de afgelopen tijd extra geld hebben geleend van hun eigen vennootschap, dan hoeft dat niet tot gevolg te hebben dat er meer aanmerkelijkbelanghouders door het wetsvoorstel zullen worden geraakt. Mede vanwege de coronacrisis is de inwerkingtreding met een jaar uitgesteld, zodat er een jaar extra is om te anticiperen op de voorgestelde maatregel. Het streven is dat de in het wetsvoorstel opgenomen maatregel met ingang van 1 januari 2023 in werking treedt, waardoor de eerste peildatum 31 december 2023 zal zijn. Bovendien heeft het wetsvoorstel uitsluitend fiscale gevolgen voor excessieve leningen waarvan pas sprake is als, kort gezegd, meer dan € 500.000 wordt geleend.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief

Naar boven