35 490 Wijziging van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2020 (eerste incidentele suppletoire begroting inzake beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer)

35 491 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2020 (Tweede incidentele suppletoire begroting inzake beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer)

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juni 2020

Hierbij ontvangt u de incidentele suppletoire begrotingen inzake beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer bij de begrotingsstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) (Kamerstuk 35 491) en het Infrastructuurfonds voor het jaar 2020 (Kamerstuk 35 490).

Met de brief van 5 juni 2020, (Kamerstukken 23 645 en 25 295, nr. 723), bent u geïnformeerd over het besluit tot een beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer. De kern is dat bij het verzoek van het kabinet om een volwaardige dienstregeling aan te bieden, terwijl de reizigersaantallen en dus de inkomsten nog beperkt zijn, een vergoeding past. Deze vergoeding bedraagt naar verwachting circa 1,5 miljard euro en loopt tot het einde van 2020. De vergoeding wordt ingericht op basis van nacalculatie.

De budgettaire gevolgen van deze maatregel worden in een suppletoire begrotingswet aan u voorgelegd. Normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswet heeft geautoriseerd. Aangezien uitvoering van deze spoedeisende maatregel in het belang van het Rijk is, kan mogelijk niet worden gewacht tot formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal en zal het kabinet indien nodig de uitvoering van de maatregel starten. In dat geval wordt uw Kamer hierover geïnformeerd. Hiermee wordt gehandeld conform lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven