35 489 Wijziging van de Kieswet in verband met de aanpassing van de procedure voor de vaststelling van verkiezingsuitslagen alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet, de Waterschapswet, de Mediawet 2008 en de Mediawet BES (Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING1

Vastgesteld 22 april 2022

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel 35 489, Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen.

De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben enkele vragen hierover.

2. Samenhang

Dit wetsvoorstel lijkt er één te zijn in een reeks van voorstellen met betrekking tot het verkiezingsproces. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering uiteen kan zetten waarom deze verschillende voorstellen niet in samenhang in één wetsvoorstel zijn bijeengebracht.

Gelijktijdig met dit wetsvoorstel heeft de Eerste Kamer enkele andere wijzigingen van de Kieswet in behandeling, zoals de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten (35.455). Kan de regering aangeven wat de effecten zijn voor de uitvoerbaarheid van voorliggend wetsvoorstel bij toepassing van de verschillende opties uit deze experimentenwet? Kan de regering concreet duiden in hoeverre afgeweken kan worden van de werkwijze en procedures uit deze wet bij toepassing van dergelijke experimenten met alternatieve stembiljetten, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

3. Kieskringen

Het wetsvoorstel brengt het vereiste voor nieuwe partijen van het verzamelen van ondersteuningsverklaringen in alle twintig kieskringen om zendtijd te krijgen, terug naar negentien kieskringen. Het gevolg is dan wel dat inwoners van de desbetreffende kieskring uit minder lijsten/partijen kunnen kiezen dan inwoners van andere kieskringen. De regering acht deze beperking van de keuze van de kiesgerechtigden echter gerechtvaardigd, omdat het verzamelen van ondersteuningsverklaringen in alle kieskringen «in bepaalde gevallen een onevenredige last kan zijn voor nieuwe politieke partijen» en is van oordeel dat «het belang van zendtijd voor die partijen zwaarder moet wegen».2 De leden van de PvdA-fractie onderschrijven het belang van het verzamelen van ondersteuningsverklaringen door nieuwe politieke partijen in een groot aantal kieskringen om in aanmerking te kunnen komen voor zendtijd, maar hebben begrip voor de verlaging van die drempel tot negentien kieskringen. Zij vragen de regering evenwel of die verlaging per se moet leiden tot een beperking van de keuze voor kiesgerechtigden. Waarom is niet voorgesteld dat, indien een nieuwe politieke partij in negentien van de twintig kieskringen voldoende ondersteuningsverklaringen weet te verzamelen, de lijst van die partij ook mag prijken op het stembiljet van de ene kieskring waar geen of onvoldoende ondersteuningsverklaringen zijn verzameld? Is de regering bereid deze mogelijkheid alsnog in overweging te nemen? Zo ja, wanneer zou de regering deze Kamer over de uitkomst van deze reflectie op de hoogte kunnen stellen? Zo nee, waarom niet?

4. Tweede Kamerverkiezingen

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 zijn veel fouten opgetreden in het stemproces, mede door (tijdelijke) procedures vanwege coronamaatregelen.3 De Tweede Kamer heeft voorliggend wetsvoorstel enkel schriftelijk behandeld waarbij het verslag in 2020 is ingediend, dus vóór deze verkiezingen en het verloop en de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 dus vooralsnog niet in de parlementaire behandeling is meegenomen. De leden van de PVV-fractie vragen of de regering naar aanleiding van het grote aantal fouten in het stemproces bij de Tweede Kamerverkiezingen 2021 (met dien verstande dat fouten in het stemproces door kunnen werken in het tel- en vaststellingsproces) kan duiden wat dit betekent voor de uitvoerbaarheid van voorliggend wetsvoorstel, mede gelet op de kabinetsvoornemens tot continuering van bepaalde tijdelijke procedures? Kan de regering daarbij met name ingaan op het aspect van het herstellen van fouten op de stembureaus, wat in 2021 vrij ad hoc plaatsvond?4

5. Algemene maatregel van bestuur

De leden van de fractie van de PVV lezen in de memorie van toelichting het volgende: «De regering is voornemens om bij algemene maatregel van bestuur, opnieuw uit oogpunt van risicospreiding, te bepalen dat in beide gevallen de transportboxen en de enveloppen separaat worden opgeslagen. Daarbij kan ook worden geregeld dat de opslag wordt beveiligd.».5 Kan de regering aangeven waarom deze essentiële elementen van risicospreiding en beveiliging eventueel in een AMvB worden geregeld en niet direct in de wet? Kan de regering tevens aangeven of zij aan dit voornemen ook daadwerkelijk invulling gaat geven en meer specifiek welke aspecten en maatstaven voor beveiliging hierin zullen worden vastgelegd?

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord naar aanleiding van het voorlopig verslag en ontvangt deze graag binnen over vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Dittrich

De griffier van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van den Berg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Talsma (CU).

X Noot
2

Kamerstukken I 2019/20, 35 489, nr. 3, p. 43.

X Noot
5

Kamerstukken I 2019/20, 35 489, nr. 3, p. 11.

Naar boven