35 484 Burgerinitiatief «Ik ben onbetaalbaar"

Nr. 5 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2020

Tijdens het plenaire debat naar aanleiding van het burgerinitiatief «Ik ben onbetaalbaar» (Kamerstuk 35 484, nr. 1) op 3 september jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 97, item 4) heb ik uw Kamer toegezegd een onderzoek te laten doen naar de effecten van verschillende prostitutiemodellen en heb ik tevens toegezegd de onderzoeksvragen met u te delen. Met deze brief doe ik aan deze laatste toezegging gestand.

Het doel van het onderzoek is inzicht bieden in internationaal vigerend beleid en wetgeving ten aanzien van prostitutie en – voor zover mogelijk – de effecten daarvan op o.a. de aard en omvang van seksuele dienstverlening, de werkomstandigheden en de maatschappelijke positie van sekswerkers, en seksuele uitbuiting. Het WODC is benaderd en bereid gevonden om het onderzoek uit te laten voeren en te begeleiden. Het WODC zal voor het onderzoek een onafhankelijk onderzoeksteam werven dat wordt begeleid door een begeleidingscommissie. Onderstaande onderzoeksvragen vormen de basis voor het onderzoek.

Onderzoeksvragen

De onderzoeksvragen zijn als volgt geformuleerd:

  • 1. Welke prostitutiemodellen zijn internationaal te onderscheiden?

    • a. Welke varianten/kenmerken m.b.t. internationaal vigerend beleid/wetgeving t.a.v. prostitutie zijn globaal te onderscheiden?

    • b. Welke (sub)doelen worden met deze varianten nagestreefd?

    • c. Op welke wijze, via welke maatregelen en subdoelen, is het de bedoeling dat deze doelen worden bereikt? Zijn er aanpalend, relevante doelen/maatregelen? Zo ja, welke?

    • d. Hoe verhouden de varianten in beleid/wetgeving t.a.v. prostitutie (inclusief (sub)doelen en maatregelen) zich tot elkaar?

    • e. Welke «prostitutiemodellen» zijn op basis van de eerdere onderzoeksvragen internationaal te onderscheiden?

  • 2. Wat zijn – op basis van literatuuronderzoek – de (neven)effecten van verschillende prostitutiemodellen?

    • a. Is er met (enige) (methodologische) zekerheid, iets te zeggen over effecten van verschillende prostitutiemodellen, onder meer op:

      • de aard en omvang van seksuele dienstverlening?

      • de werksituatie en de maatschappelijke positie van sekswerkers?

      • de aard en omvang van mensenhandel?

    • b. Zo ja, wat?

  • 3. Welke (neven)effecten verwachten sekswerkers en andere (professioneel) betrokkenen in Nederland van verschillende prostitutiemodellen (voor verschillende type sekswerkers)?

    Ook bij deze onderzoeksvraag wordt onder meer ingegaan op verwachte (neven)effecten t.a.v.:

    • de aard en omvang van seksuele dienstverlening;

    • de werksituatie en de maatschappelijke positie van sekswerkers;

    • de aard en omvang van mensenhandel.

Begeleidingscommissie en expertsessies

Het onderzoek wordt begeleid door een begeleidingscommissie. De begeleidingscommissie heeft twee belangrijke doelen: toetsen van de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek en bewaken van de onafhankelijke, objectieve uitvoering en rapportage van het onderzoek. De commissie wordt samengesteld uit voorzitter en leden (veelal afkomstig uit de wetenschappelijke wereld) die deskundig zijn op het beleidsterrein of wetenschappelijk onderzoek, de projectbegeleider van het WODC en een beleidsmedewerker van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Voor de beantwoording van de derde onderzoeksvraag zal een breed scala aan sekswerkers en partners uit het veld zoals gemeenten, OM, politie en zorg- en gezondheidsorganisaties bevraagd worden.

Planning

Het onderzoek zal naar verwachting eind februari kunnen starten en tegen het einde van 2021 afgerond worden. De planning is onder voorbehoud van de ontwikkelingen rondom Covid-19.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Naar boven